Voor ons laatste ontbijt in Calvi gunden we onszelf de luxe om een charcuterieschotel voor één persoon bij te bestellen. Door deze bestelling werd de hoeveelheid brood en de koffiekoeken in vergelijking met de voorbije dagen gehalveerd. Wel een beetje vreemd dat je bij een charcuterieschotel geen brood krijgt. Gelukkig was de charcuterieschotel, zoals we verwacht hadden, ruim genoeg voor twee personen, zodat we geen honger moesten lijden. En die koffiekoeken was ik toch al beu gegeten. Bij de charcuterieschotel hoorde een eitje dat ik nog zelf moest koken. Helaas, de waterkoker bleek achteraf gezien op een lagere temperatuur dan verwacht te staan, waardoor mijn ei nog half rauw was. Mijn vriend heeft het wel niet met mij getroffen, ik kan zelfs nog geen ei koken!
Natuurlijk was de bedelende duif opnieuw van de partij. Meer nog, het beest negeren was onmogelijk, zo’n lawaai dat ze maakte onder ons tafeltje. Ik gooide wat kruimels op de grond. Waarop prompt een tweede duif opdook, die echter zonder medelijden weggejaagd werd door de eerste duif. Het was heel duidelijk wie hier de baas was en wie álle kruimels zou opeten. Dat vond ik een beetje onrechtvaardig. ‘t Is niet dat het beest te kort kwam. Dus stiekem gooide ik ook wat kruimels naar de andere duif. Jaja, drama aan het ontbijt.
We genoten voor een laatste keer van het geweldige uitzicht op de zee vanaf onze ontbijttafel. Het ontbijtaanbod van hotel Saint Erasme met jams, jams, jams daarentegen zouden we niet bepaald missen. An underwhelming breakfast to put it mildly…
Om 9.07u stipt zaten we in de wagen, klaar voor de tocht naar Porto. Ditmaal kozen we ervoor om de oude weg te nemen die langs de zee naar Galéria voerde en vandaar verder naar Porto. En dat beklaagden we ons niet: de fabelachtige uitzichten volgden mekaar in hoog tempo op. De rode rotsen contrasteerden prachtig met de felblauwe zee. De kleuren waren fenomenaal en na elke bocht wachtte ons een nieuwe foto-opportuniteit. Ik ben de tel kwijt geraakt hoe vaak we onderweg gestopt zijn, maar het geheugenkaartje van mijn fototoestel raakte steeds voller!
Na een onvergetelijke rit kwamen we rond het middaguur aan in Hôtel Capo d’Orto. Gelukkig was er nog plek op de parking vlak bij de ingang (de hotelbeschrijving waarschuwde ons dat de capaciteit van de parking beperkt was). We waren wat te vroeg, want onze kamer was nog niet klaar, maar we mochten al wel de valiezen op de kamer achterlaten. Sympathiek! Fijne kamer ook, het interieur zelf was wat gedateerd, maar de badkamer was splinternieuw en heel erg fancy. Wat ik aan een tempo van ongeveer twee douches per dag wel kon appreciëren. Vanaf ons balkon hadden we zicht op de bergen én de zee én het zwembad. Wat een luxe. We zouden zelfs rechtstreeks vanaf ons balkon op de eerste verdieping in het zwembad kunnen springen, maar dat zag er behoorlijk ondiep uit, dus besloten we toch maar van dat plan af te zien.
Lunchen deden we bij La Cigale, volgens Tripadvisor serveerde La Cigale uitstekende gegrilde mosselen. Het vooruitzicht alleen al deed me watertanden. We zochten een plekje op het gezellige terras en klonken met een Cap Corse op de fijne autorit van de voormiddag. De mosselen bleken effectief uitstekend te zijn, veel groter dan de mosselen die ik eerder at in Calvi en ongelooflijk lekker. Om duimen en vingers van af te likken!
Na alweer een uitstekende maaltijd (ik val in herhaling) liepen we terug naar de auto voor een autorit naar Gorges de Spelunca. We lieten de zee achter ons en reden het binnenland in. De Gorges de Spelunca is een fabelachtige kloof gevormd door de rivieren Aïtoine en Tavulella. Gelukkig heb ik altijd extra geheugenkaartjes bij, want mijn fototoestel werd goed gebruikt. 😉 We reden door een landschap van grillige rotspieken en bloeiende kastanjebomen. De vele tamme kastanjes zijn echter geen inheemse boomsoort, maar werden massaal aangeplant door de Genuezen om de bergbewoners van voedsel te voorzien. Corsica blijkt trouwens een erg groen eiland te zijn, vol met prachtige oude bossen. De foto’s slagen er slechts gedeeltelijk in al dat moois weer te geven.
Onderweg passeerden we het mooie bergdorp Ota, omgeven door overwoekerde citroenboomgaarden en varkens. Heel veel varkens, die zich net als de schapen in Schotland niet veel van de verkeersregels aantrokken en gezellig midden in de weg rondhingen. In tegenstelling tot de schapen in Schotland waren de varkens echter helemaal niet mensenschuw. Zo slaagde mijn vriend erin te poseren vlak naast een imposante beer, die zich al de aandacht liet welgevallen. Spijtig dat we geen canistrelli bij hadden om aan de varkens te voeren!
Onze oorspronkelijke eindbestemming was het Forêt d’Aïtone, een oeroud sparrenbos, maar toen ik in mijn reisgids zag dat we niet al te ver verwijderd waren van de Col de Verghio, het hoogste punt van het wegenstelsel van Corsica leek het leuk om tot daar te rijden en van daar terug te keren. Dat we steeds hoger klommen met de wagen, bleek uit de temperatuur die met elke kilometer gestaag zakte. Helemaal bovenaan de pas was het opeens nog maar twintig graden en stond er een fris windje. Aan de andere kant van de pas zagen we donkere wolken zich samen pakken in het dal, de voorbode van een heus onweer. We konden alleen maar hopen dat de wolken de bergen niet zouden oversteken naar onze kant. En jawel, ook op de pas liep het vol met wilde varkens die zich niks aantrokken van onze aanwezigheid.
We reden terug langs de weg waar we vandaan kwamen, met de bedoeling een wandeling langs de Sentier de la Sittelle (sittelle is Frans voor boomklever) te maken. Volgens onze gids zou de wandeling zo’n tweeënhalf uur duren, maar met de frequentie waaraan mijn vriend en ik stopten om foto’s nemen, moesten we daar zeker een half uur extra bij tellen. We voelden echter wat druppels nederdalen. Iets waarop we totaal niet voorzien waren. We hadden de regenponcho’s die normaal standaard in de rugzak van het fototoestel zitten zelfs gewoon in het hotel achter gelaten (diezelfde regenponcho’s die na al die jaren toch al één keer van pas gekomen zijn). Niet zo slim.
Terug in de auto dan maar en verder tijden tot aan het begin van het pad naar de Cascades d’Aïtone. Ondertussen leek het erop dat het bij die paar druppels zou blijven. De lucht was opnieuw open getrokken. Dat half uurtje wandelen naar de watervallen zouden we het zeker droog houden. We deden snel snel onze zwemkledij aan, want aan de voet van de waterval zouden er heldere poelen zijn waarin je kon zwemmen. Klonk aantrekkelijk!
Ik denk zelfs niet dat we een half uur over deze wandeling deden. We waren er verrassend snel op onze havaiana’s. De watervallen waren niet spectaculair, maar wel heel mooi. Het water van de zwempoelen was kristalhelder, maar ijskoud. Zo koud, dat het mij heel wat overredingskracht kostte om mijn vriend te overtuigen om ook in het water te komen. ‘t Is vreemd, normaal ben ik degene die het altijd koud heeft, maar als het gaat over zwemmen in koud water, zijn de rollen omgekeerd. Daar heb ik veel minder last van dan mijn vriend. Het was ongelooflijk rustig bij de watervallen. We hadden de poel zowat voor ons alleen, wellicht omdat we er vrij laat in de namiddag waren. Het deed me geweldig deugd om in zo’n prachtige, natuurlijke omgeving te zwemmen.
Helemaal verfrist, vatten we de terugweg naar ons hotel aan, maar niet vooraleer we de brug van Ota, een prachtig pareltje van Genuese architectuur daterend uit 1745, gevonden hadden. De uitleg in onze gids schiep meer verwarring dan duidelijkheid. Gelukkig bracht open street maps (alweer) uitkomst. De brug lag midden in het groen, heel idyllisch. Een heel bijzonder plaatje. Super blij dat het toch gelukt was deze brug te vinden.
Op de terugweg kwamen we nog wat koeien en geiten tegen die wat aan het relaxen waren langs de kant van de weg. Altijd fijn om met fotomodellen te werken. 😉
Terug in het hotel namen we een douche in de splinternieuwe en zeer luxueuze badkamer en gingen we op zoek naar een restaurantje vlakbij. Voor de tweede keer op één dag bij La Cigale gaan eten, leek me wat overdreven, dus viel onze keuze op het mooie bloemrijke terras van Le Romulus. Ik bestelde seiche a la mode corse (inktvis in een zwarte saus van inkt). Het was ok, maar niet geweldig. De bediening was ook maar zozo. Toch een beetje spijt dat we niet naar La Cigale waren teruggekeerd. Enfin ja, het kan niet altijd een schot in de roos zijn, he.