Gisterennamiddag ben ik samen met twee andere collega’s een zieke collega gaan bezoeken. Sinds januari zit hij op doktersbevel thuis: kanker. Hij zag er erg goed uit, maakte grapjes en leek me erg optimistisch. Op het uiterlijk afgaand, zou je niet zeggen dat hij ziek was. Zijn vriendin liet echter duidelijk doorschemeren dat er al veel moeilijke momenten geweest waren. Momenten waarin ze steun bij elkaar gevonden hadden.
Het kankergezwel was ondertussen verwijderd, maar de wonde was nog niet genezen. Vandaag was het een belangrijke dag. De dokters zouden de knoop doorhakken of hij al dan niet bestraald moest worden. Alles zou afhangen van de resultaten van de PSA-test. We beloofden voor hem te duimen. Toen we vertrokken, bedankte hij ons voor onze komst. Ik voelde me gelukkig omdat we even voor afleiding hadden kunnen zorgen.
‘s Avonds sprongen mijn vriend en ik binnen bij een hoogzwangere vriendin. De baby is uitgerekend voor vandaag, 16 april. Doel van ons bezoekje: cursussen terugbrengen die opgedoken waren tijdens de kortstondige lenteschoonmaak. Mijn vriendin zag er rond en gezond uit, maar vooral ongeduldig. Ongeduldig omdat die baby nu eindelijk wel eens mag komen. De kinderen van haar man waren er ook. Er zat duidelijk veel energie in hun lijfjes, want ze stopten niet met giechelen en heen en weer lopen. Mijn vriendin zuchtte eens en wreef over haar buik. We bleven niet te lang. Zwangere vrouwen die op bevallen staan, kunnen alle rust gebruiken.
Vandaag kreeg ik nieuws van mijn zieke collega. De PSA-test was niet goed geweest. Hij zal bestraling krijgen. Vreugde en verdriet, het ligt vaak dicht bij mekaar.