Donderdag 15 juli 2010 – Van Berlijn naar Poznań

We laten Berlijn achter ons in de wetenschap dat drie dagen helemaal niet voldoende zijn om de stad goed te leren kennen. Ongetwijfeld zullen we in de toekomst nog wel eens een citytrip maken om onze kennis van deze stad met de vele verschillende gezichten te verdiepen. Laatste wapenfeit in Berlijn: een korte stop bij Slot Charlottenburg. Oorspronkelijk was het plan om ook het museum in dit paleis te bezoeken. Maar een mens moet zich erbij neerleggen dat je nu eenmaal niet alles kan doen in het leven (al blijf ik hardnekkig proberen). Aangezien wij er de voorkeur aan gaven om op een deftig uur in Poznań aan te komen, bleef het bij enkele foto’s van de buitenkant van Charlottenburg…

Het duurde even voordat we met de wagen uit Berlijn waren en we de grens met Polen overstaken. Polen! Het land dat mijn hart stal toen ik negen jaar geleden in hartje winter in een besneeuwd Kraków aankwam na een helse busrit. ‘t Was liefde op het eerste gezicht. Ondertussen ben ik al drie keer in Polen geweest (één keer in Warschau, twee keer in Kraków), dit zal mijn vierde en langste bezoek zijn.

Eerste indrukken van onze rit door Polen: Er wordt druk gewerkt aan de uitbreiding van het wegennetwerk. In Duitsland zagen we al veel wegenwerken, in Polen waren de werken nog iets groter en spectaculairder. Ganse stukken nieuwe autosnelweg werden aangelegd met indrukwekkende graaf-, plet- en andere machines. Helaas zorgde dit ook voor de nodige files. En dat is nooit leuk, vooral niet als je tussen een gans karavaan vrachtwagens moet rijden.

Het landschap is overwegend agrarisch. Waar vind je in België nog ooievaarsnesten op verlichtingspalen? Mijn vriend en ik zijn zulke stadsmensen dat we dachten dat iemand een nepnest bovenop die paal gezet had, tot we de ooievaars zagen bewegen. Ook gespot langs de weg: tippelaarsters, die schaars gekleed op klanten (waarschijnlijk vooral truckers) wachten. Lijkt me geen pretje bij temperaturen van meer dan dertig graden. In Polen kan je langs de kant van de weg niet enkel bevrediging kopen, kleine particulieren zitten onder een parasol hun zelfgemaakte of zelfgekweekte waren te verkopen. Van honing tot aardbeien. Je kan het allemaal kopen.

Blijkt dat Polen ook een grote liefhebbers zijn van tuinornamenten. We zijn ganse bossen tuinkabouters en houten vogelhuisjes gepasseerd. Maar daar bleef het niet bij, liefhebbers kunnen ook olifanten of neushoorns in hun tuin neerpoten. Spijtig dat we zo weinig plaats op ons balkon hebben. Zo’n neushoorn leek me wel wat. :-)

Op tweebaanswegen met druk verkeer langs beide kanten wordt er zonder schroom voorbijgestoken. De voorbijgestokene wijkt uit naar rechts op de pechstrook en de tegenliggers die uit de andere rijrichting komen, wijken op hun beurt ook uit naar de pechstrook en zo ontstaan er even drie rijstroken in plaats van twee. Dit is wel een beetje wennen in het begin.

Door de files veroorzaakt door de wegenwerken, waren we pas rond een uur of vijf ‘s avonds in Poznań. Dat was later dan gepland, maar nog net op tijd om de kathedraal te bezoeken. De kathedraal ligt op een eilandje in de Warta, Ostrów Tumski. In de tiende eeuw verrees op dit eiland één van de eerste hoofdsteden van de Poolse staat. De kathedraal was trouwens de eerste katholieke kathedraal op Pools grondgebied. In de Gouden Kapel liggen de graven van twee van de eerste heersers van Polen, Mieszko I en Bołeslaw de Dappere.

De kathedraal was zeer mooi, maar hét moment van de dag was toch mijn ontmoeting met een Pool, die getrouwd was met een Russische en daardoor zeer goed Russisch sprak. Vóór ons vertrek had mijn vriend me op het hart gedrukt toch vooral geen Russisch in Polen te spreken. Zijn Poolse collega’s hadden gezegd dat, hoewel de oudere generatie het Russisch nog verstaat, je je niet bepaald sympathiek maakt door Russisch te spreken. Spreekt die mens me, na even Pools geprobeerd te hebben, toch wel niet aan in het Russisch, zeker? En daarmee is mijn eerste gesprek in het Russisch met iemand buiten de CLT-cursus een feit. Ik verstond hem redelijk en kon, zij het beperkt, op zijn vragen antwoorden. En hij vond mijn Russisch “heel goed”. :-))

Na deze ontmoeting kon mijn dag al niet meer stuk en hij werd er alleen maar beter op toen ik voor het eerst de Stary Rynek (oude markt) zag met het fabuleuze stadhuis. Echt adembenemend mooi, recht uit een sprookje weggelopen. De veelkleurige huizen die het marktplein begrenzen zijn in bonte kleuren geverfd en allemaal om ter mooist. De inwoners van Poznań beroemen zich er terecht op één van de mooiste stadhuizen van Europa te bezitten.

Het was ondertussen al na zessen en toch was de toeristische dienst nog open. We stapten binnen en werden meteen overstelpt met informatie. Echt nog nooit meegemaakt. Oei, bleven we maar zo kort in Poznań? Dan moesten we toch zeker dit en dit bezoeken. En hadden we de kathedraal al bezocht? En dit is ook de moeite. Nog nooit door zulke enthousiaste mensen verder geholpen. Ze hadden zelfs een gids in het Nederlands met informatie over Poznań. Ongelooflijk. Je voelde duidelijk dat deze mensen trots op hun stad waren en dit graag met ons wilden delen.

Op hun aanraden begaven we ons naar de kelders van de Franciscanerkerk waar we een makieta (maquette) van de middeleeuwse stad Poznań konden bekijken. Voor maar een paar złoty kregen we een klank- en lichtshow en een hele uitleg over de ontstaansgeschiedenis van Poznań. De uitleg was in het Pools, maar er waren koptelefoons voorzien met een Engelstalige uitleg. Het ging mij allemaal een beetje te snel, al die heersers die mekaar opvolgden. Feit is dat Polen, net als België door veel verschillende volkeren overheerst is en dat die overheersers niet altijd even vriendelijk waren voor de inwoners.

Na deze voorstelling liepen we de Franciskanerkerk zelf binnen. We twijfelden even op de trappen of een bezoek gewenst was, maar een vriendelijke Poolse dame wenkte ons dat we zeker binnen moesten komen. “It’s beautiful,” zei ze en dat was dan ook meteen het enige Engels dat ze kende. Ze gaf ons vervolgens een hele uitleg met handen en voeten in het Pools, maar ik moet eerlijk bekennen dat ik er bitter weinig van snapte. Mijn Pools beperkt zich tot “goeie dag”, “smakelijk” en “dankuwel”. Maar de dame was duidelijk al even enthousiast als de werknemers van de toeristische dienst. Al dat enthousiasme werkte gewoon aanstekelijk.

Ondertussen was het ongeveer acht uur ‘s avonds geworden en begonnen onze magen flink te rammelen. Terug naar de Stary Rynek om op één van de vele terrasjes een plaatsje te zoeken om te eten. Ons oog viel op een duidelijk iets chiquer restaurant, met naar Poolse normen duurdere prijzen. Omdat we deze reis nog niet echt chic gegeten hadden, besloten we onszelf vandaag te trakteren op een etentje in Le Palais du Jardin.

Ik koos een voorgerecht met tonijn en mijn vriend ging voor een bereiding met paddenstoelen en kaas. Voor het hoofdgerecht kozen we beiden voor de eend met honing en vijgen (Pierś z kaczki Barbarie w glazurze z klonowego miodu, welon z owoców fig, glębokie Balsamico i szczypta cynamonu). Zowel hoofd- als voorgerecht waren om duimen en vingers af te likken. Heel verzorgd gepresenteerd en zo lekker dat het water me bij het schrijven van dit verslag weer in de mond komt. Bij dit alles dronken we een klein flesje wijn (37,5 cl). Het beste diner van de reis tot nu toe en in totaal (water en een kir royal met schuimwijn inbegrepen) voor slechts 75 euro, mét uitzicht op het magnifieke stadhuis. It doesn’t get any better than that.

Ondertussen was ik al helemaal verliefd geworden op het mooie en vriendelijke Poznań en had ik al spijt dat we de volgende dag alweer moesten vertrekken. Maar ik kom er terug, dat is zeker. En oja, had ik al verteld dat de stad Poznań de Stary Rynek van gratis wifi voorzien heeft?

Om de avond af te sluiten, zochten we een nieuw terrasje op voor een cocktail en, omdat we nu eenmaal in Polen zijn en men in Polen wodka drinkt, een gedeeld glasje Żubrówka als slaapmutsje.

Woensdag 14 juli 2010 – Berlijn

Onze laatste dag in Berlijn beginnen we met een bezoekje aan het museum Haus am Checkpoint Charlie. Checkpoint Charlie is een vreemde plaats. Het enige wat nog doet denken aan de vroegere grensovergang is het grenswachtershuisje met daarvoor mensen in uniform en zandzakjes. Tegen betaling gaan ze met je op de foto. Verder struikel je er over de toeristen en de kraampjes met allerlei prullaria.

Haus am Checkpoint Charlie is een organisch gegroeid museum. Je merkt dat de collectie geleidelijk aan is uitgebreid en dat door de groei van de collectie het museum verplicht was steeds nieuwe ruimtes aan te kopen om uit te breiden. Nu voelt het aan als een museum dat uit zijn voegen barst. Elk stukje muur hangt vol met grote platen waarvan er sommige beslist al meer dan vijftig jaar oud zijn. Het was er verschrikkelijk druk en verschrikkelijk heet. Door de organische groei is de volgorde van de tentoonstelling niet echt duidelijk en sommige verhalen worden meerdere keren verteld. De “schat” van het museum is de oude grenslijn, die een slimme Duitser gerecupereerd heeft na de val van de muur en voor een niet onaardig bedrag aan het museum verkocht heeft.

De verhalen die verteld worden over inventieve ontsnappingen en herenigingen, maken zeker indruk, maar de omstandigheden waarin de collectie gepresenteerd worden zijn verre van optimaal. Toch komt de boodschap luid en duidelijk over: nooit meer een muur. Helaas worden er op dit moment nog steeds muren tussen mensen opgetrokken: de muur waarachter de Israëlieten (een volk dat door zijn geschiedenis toch beter zou moeten weten) de Palestijnen opsluiten, de muur aan de grens tussen de VS en Mexico, de grens tussen Noord- en Zuid-Korea. Hopelijk komt er een tijd dat deze muren net als die van Berlijn een toeristische attractie geworden zijn en dat iedereen er een stukje van mee naar huis wil nemen. Mensen horen niet door muren gescheiden te worden.

‘s Middags aten we op een gezellig binnenkoertje van het Italiaanse restaurant Sale e Tabacchi. We bestelden allebei een menu met gazpacho (hoe Italiaans!) en pasta. Het duurde even voor ons eten er was, maar het was wel lekker. Om in de sfeer van Checkpoint Charlie te blijven, gingen we vervolgens naar de Topographie des Terrors, een gloednieuw museum op de plaats waar vroeger de drie gruwelijkste nazi-instanties gevestigd waren: de Sicherheitsdienst (SD), de Gestapo en de Schutzstaffel (SS). De gebouwen werden neergehaald, maar een deel van de kelders bleef behouden. Die overblijfselen kan je nu bezoeken, samen met een restant van de Berlijnse muur. Op het terrein staat een zeer sober, grijs en symmetrisch gebouw volledig omgeven door een vlakte met grote kiezels wat het geheel een desolate uitstraling geeft. Het gebouw is gewoon perfect voor deze plaats.

Binnen is er een zeer goede tentoonstelling over de gruwelen van het nazi-regime: de vervolging van joden, homoseksuelen, zigeuners, de eliminatie van zieken en gehandicapten, de experimenten op mensen,… Ik zou dit museum eerder aanraden dan de chaos van Checkpoint Charlie. De informatie is veel inzichtelijker terwijl Checkpoint Charlie vaak in het anekdotische blijft steken en toont perfect hoe snel een natie kan afglijden van democratie naar dictatuur. Het museum is gratis bovendien.

Na de Topographie des Terrors hadden we nood aan een lichter onderwerp. Een bezoekje aan het terras van de Reichstag vormde een perfecte opkikker. Persoonlijk vond ik het uitzicht een beetje tegenvallen en wegens onderhoudswerken konden we de koepel niet betreden. Jammer.

Om onze vermoeide voeten wat te ontzien namen we de metro naar de Kaiser-Wilhelm-Gedächtnis-Kirche. Na de bommenregen van de tweede wereldoorlog bleef van deze kerk enkel de beschadigde toren overeind. Het puin werd geruimd, maar de toren met zijn mooie mozaïeken werd behouden. In 1963 werd een nieuwe achthoekige kerk van blauw glas ontworpen door Egon Eiermann. Van buiten vond ik het ontwerp niet zo spectaculair, maar van binnen is de nieuwe kerk door het gebruik van het blauwe glas echt prachtig. Wel vreemd dat je in de losstaande klokkentoren tegenwoordig fair trade spullen kan kopen. Zou de architect dit zo bedoeld hebben? En bij de fastfood kraampjes rond de toren had ik toch ook mijn bedenkingen.

Laatste stop van de dag: het Jüdisches Museum. Door een foutje van mij dacht ik dat het museum elke dag tot 10 uur ‘s avonds open was, dit bleek echter enkel op maandag zo te zijn. Daardoor hadden we maar een goed uur om dit zeer bijzondere museum ontworpen door de in de Verenigde Staten wonende Pools-Joodse architect Daniel Libeskind te bezoeken. Het gebouw op zich, in de vorm van een gebroken Davidsster, vormt een monument voor de bewogen geschiedenis van de joden. De Holocaust Tower nodigt uit tot stilte en bezinning en de Garden of Exile brengt je zintuigen in de war waardoor je een gevoel van misselijkheid ervaart. De tentoonstelling was zeker de moeite, met voldoende aandacht voor interactiviteit en de nieuwste snufjes op het gebied van visualisatie. Jammer dat we zo weinig tijd hadden om alles goed te bekijken.

Na het Jüdisches Museum waren we behoorlijk hongerig. We aten lekker, veel en goedkoop in het Kroatische restaurant Glashaus. Al was het aanbod op de kaart wel iets ruimer dan enkel de Kroatische keuken. We twijfelden er nog even over of we de Fernsehturm zouden bedwingen, maar lieten die toch maar voor wat ie was. Ons oorspronkelijke idee was om daar te gaan dineren, maar bleek dat je zelfs met een reservatie voor het rond zijn as draaiende restaurant toch nog steeds moest betalen om naar boven te gaan en dat vonden we er toch een beetje over.

Onze laatste avond in Berlijn sloten we af met een drankje in Café Deckhaus, de boot waar we twee dagen geleden ook al iets dronken. Een zwoele zomernacht in Berlijn, een mooie herinnering.

Dinsdag 13 juli 2010 – Berlijn

We begonnen de dag met een ontbijt in dezelfde bar als gisteren. Weinig origineel misschien, maar als het je ergens bevalt, waarom dan niet teruggaan? De hitte was deze ochtend draaglijker en er vielen zowaar een paar (zeer welgekomen) druppels uit de hemel. De regendruppels waren een aangename verfrissing op mijn verhitte huid.

Eerste stop van de dag: het Neues Museum dat een formidabele collectie Egyptische kunst bezit. Mijn interesse in de tijd van de farao’s werd in het tweede middelbaar gewerkt tijdens de geschiedenislessen die gegeven werden door een leerkracht met passie voor zijn vak. De piramiden, de mysterieuze godheden in mensengedaante met dierenhoofden, de sfinxen, de Nijl die zich als een groen, leven gevend lint door het woestijnlandschap slingerde, het fascineerde me allemaal mateloos. De passie voor Egypte ging zelfs zover dat ik er een ring met hiërogliefen en twee gouden hangertjes aan overgehouden heb. Eentje stelt het levensteken voor en het andere mijn naam en die van mijn vriend (fonetisch) geschreven in hiërogliefen (of dat hebben ze ons althans wijsgemaakt toen we in Egypte waren).

Het Neues Museum is opnieuw geopend sinds november 2009. En zelfs zonder de Egyptische collectie is dit gebouw de moeite van het bezoeken waard. De ruïnes van het oude museum zijn knap gerestaureerd en aangevuld met nieuwe delen waar de schade onherstelbaar was. In sommige ruimten zijn de oude muurschilderingen van voor de oorlog bewaard gebleven. De architect heeft er echter voor gekozen deze niet te restaureren, maar ze in hun huidige toestand te bewaren. Wat een zeer bijzonder effect geeft. Je loopt als het ware rond in een museum vol littekens. Ik vond het prachtig.

De collectie zelf was natuurlijk ook geweldig: oude papyrusrollen, mummies, beelden, sarcofagen en als pièce de résistance het borstbeeld van Nefertite. De curatoren van het museum hadden ervoor gekozen de traditionele chronologische volgorde van de artefacten te doorbreken. Dit leidde ertoe dat ik het soms moeilijk had de samenhang van de getoonde voorwerpen in de zalen te begrijpen. En soms vond ik de link die tussen de voorwerpen gelegd werd gewoon ver gezocht.

Mij spraken de portretten van Egyptenaren het meeste aan. De borstbeelden gaven een idee over hoe deze mensen die duizenden jaren geleden leefden eruit gezien moeten hebben. Niet zo veel verschillend van onszelf. Het allermooiste borstbeeld was uiteraard dat van de mooie Nefertite. Helaas was het niet toegestaan haar beeltenis te fotograferen.

We waren alweer langer in het museum gebleven dan gepland, dus werkten we de bovenste verdieping met de prehistorische collectie op en drafje af. Toch het vermelden waard: een bijzondere, gouden ceremoniële hoed die dienst deed als maan- en zonnekalender. Verrassend accuraat voor een volk dat wij toch als primitief beschouwen.

Het Neues Museum heeft ook een klein, maar gezellig café met lekkere en originele gerechten. Zo kon je er bijvoorbeeld Egyptische tapas bestellen, helemaal in de sfeer van de collectie. Ik hield het op een broodje met tomaat en mozarella en een mango lassi (niet Egyptisch, wel lekker). Jammer dat het café zo klein was. Er kwamen regelmatig mensen binnen die tevergeefs zochten naar een plaatsje om te eten. Spijtig dat men bij de reconstructie geen grotere eet- en drinkruimte voorzien heeft. In dat opzicht kan men wel wat leren van de Amerikaanse musea waar je als je dat wenst een heel driegangenmenu kan eten en er plaats zat is.

Toen we het museum in de late namiddag verlieten waren de zon (en de hitte) weer van de partij. We wandelden langs de beroemde laan Unter den Linden en genoten van de mooie gebouwen langs weerszijden en de schaduw die de lindebomen ons boden. Ergens in de helft stopten we bij Casa Italia voor een ijsje (ik) en een biertje (mijn vriend). Mijn ijsje zag eruit als spaghetti: de tomatensaus werd nagebootst door aardbeiensaus, de spaghettislierten waren ijsslierten en bovenop dat alles lagen amarenakersen en geschaafde witte chocolade (kaas). Grappig.

Op naar de Brandenburger Tor, aan de voet waarvan op Pariser Platz de Franse feestdag één dag te vroeg gevierd werd met fastfoodkraampjes en optredens in de taal van Molière. Ik had een beetje moeite om me onder de zonnige hemel en in het feestgedruis de zwaarwichtige geschiedenis van deze plek voor de geest te halen. Zelfs bij het Holocaust Denkmal aan de Ebertstrasse lukte me dit niet goed. Het was gewoon te leuk om tussen de rechthoekige blokken van verschillende hoogtes verstoppertje te spelen.

Voor het avondeten richtten we onze schreden naar het Sony Center aan de Potsdamer Platz. Aan de Potsdamer Platz waan je je even in New York met al die futuristische hoogbouw. Mij sprak het Sony Center het meeste aan: een soort reusachtige glazen tent boven een binnenplaats met een fontein, terrasjes en zelfs een cinemazaal. We zochten een plek op het terras van het Australische restaurant Corroboree, een prima manier om onze Australiëreis van twee jaar geleden in de herinnering te brengen en een goed excuus voor mijn vriend om een vettige burger te eten. Ik hield het bij een wrap, want dat ijsje in de namiddag was groter dan verwacht.

Volgens de planning zouden we na het avondeten Checkpoint Charlie bezoeken, maar zover zijn we nooit geraakt. Een luchtballon aan een touwtje zorgde voor een onverwachte, maar zeer geapprecieerde wijziging in de plannen. En zo zagen we, hangend in een luchtballon, de zon roodgloeiend ondergaan boven Berlijn. We waren maar twaalf minuten boven en dit tochtje kostte ons meer dan een euro per minuut, maar het was de moeite waard.

Ondertussen was het te laat voor Checkpoint Charlie en keerden we terug naar het Sony Center, omdat ik dringend naar het toilet moest. Het mag trouwens gezegd dat Duitsland het land is met de properste toiletten. Ik heb een kleine blaas dus ik heb veel vergelijkingsmateriaal. Zelfs de openbare toiletten zijn onberispelijk schoon. We rustten nog even uit aan de fontein en genoten van de lichtshow (blauw en roze) boven onze hoofden. Een flinke wandeling later waren we terug in ons hotel.

Maandag 12 juli 2010 – Berlijn

Het leuke aan vakantie is dat er eindelijk nog eens tijd is voor ochtendseks op een weekdag. Minder leuk is het als tijdens deze ochtendlijke oefeningen plots de poetsvrouw de deur van de hotelkamer open doet. Gelukkig hebben wij goede reflexen en was er een deken in de buurt. De poetsvrouw was zo mogelijk nog sneller buiten dan binnen. 😉

De weersvoorspellingen voor vandaag waren: 38 graden en zon, véél zon. Ik geef toe dat we even de moed in onze schoenen voelden zakken, maar hey, het was onze eerste dag Berlijn, veel water drinken en we zouden het wel overleven. Ik denk dat ik nog nooit zoveel gedronken heb op een dag, en neen, dan bedoel ik niet alcohol.

Ontbijten deden we in een kleine bar om de hoek. Veel goedkoper dan in ons hotel zelf waar ze woekerprijzen vragen voor een simpel ontbijt. Om de hitte te ontvluchten, besloten we een museum te doen. Op naar de Museumsinsel (het museumeiland). Onze keuze viel op het Pergamonmuseum, omdat we wel zin hadden in een wandeling door de oudheid. Het museum dankt zijn naam aan het Pergamonaltaar dat gedeeltelijk werd gereconstrueerd in de eerste hal. Pergamon was een Griekse stad gelegen in het huidige Turkije. De indrukwekkende friezen met het gevecht tussen Olympische goden en giganten aan de buitenzijde van het altaar en het levensverhaal van Telephos aan de binnenzijde van het heiligdom deden me sterk denken aan de Elgin marbles, met dit verschil dat Turkije blijkbaar niet de nood voelt deze prachtige overblijfselen uit de Oudheid terug te eisen.

Ook zeer mooi: de Aleppo-kamer, de marktpoort uit Milete, de façade van het Mshattapaleis en de Ishtarpoort uit Babylon. Ik was het meeste onder de indruk van de Ishtarpoort die duidelijk maakte hoe machtig de verdwenen Babylonische beschaving moet zijn geweest. Respect ook voor de archeologen en oudheidkundigen die de brokstukken aan mekaar gepuzzeld hebben.

Heel interessant vond ik de afdeling waar op zoek gegaan werd naar de kleur die de oudheidkundige beelden vroeger hadden. Door onderzoek te doen naar verfresten, gebruik te maken van ultraviolet licht en de corrosie van beelden te bestuderen, kon men een redelijk accurate reconstructie maken van de kleuren. In mijn hoofd zijn klassieke beeldhouwwerken altijd sober wit of grijs. Dit beeld stemt echter niet overeen met de werkelijkheid. Toch was het even wennen om geconfronteerd te worden met die felgekleurde beelden.

Het museum wist ons zo te boeien dat we pas rond half zes weer buiten stonden. Net op tijd om aan boord te gaan van één van de vele toeristische boten die toeristen via een rondvaart op de Spree een andere blik op Berlijn bieden. Het boottochtje zorgde voor een beetje verkoeling en wij genoten van de grote architecturale verscheidenheid van Berlijn.

En daarmee was het tijd voor het avondeten. Hiervoor trokken we naar het Nikolaiviertel, een kleine gezellige buurt waar vroeger de oudste huizen van de stad stond. Nu bestaat de wijk grotendeels uit kopieën van historische gebouwen. Mijn gids raadde ons Zum Nussbaum aan, een klein restaurant waar de traditionele Berlijnse keuken wordt geserveerd. Mijn vriend en ik lieten ons niet kennen en bestelden allebei de specialiteit van het huis: “Vater Zilles Jaumenschmeichler”, een bord met Schusterjungen, Sol-Ei, Boulette, Rollmops, Schmalz und Spreewälder Salzgurke. Over het gerecht kan ik kort zijn: dat was een vergissing. Niet dat het slecht was, het was gewoon helemaal mijn ding niet. Ik ben sowieso al geen fan van gehakt, de rolmops kon er mee door, maar vloekte me net iets te hard met het gehakt, de augurken vond ik te zout en het brood met reuzel was yakkie bah.

Na het eten wandelden we naar Alexanderplatz, een groot en lelijk, maar erg levendig plein. Kan me voorstellen dat dit een populaire uitgangsplaats is. Onze pijp was echter bijna uit, dus van uitgaan zou er sowieso niet veel meer komen. Even dachten we er nog over om de Fernsehturm te bezoeken, maar we beslisten dit uit te stellen tot een later moment.

We eindigden onze avond op een boot die voor anker lag in de Oude Berlijnse haven waar ik een glaasje schuimwijn dronk en mijn vriend een superstraffe Red Russian (aja, Russen zijn geen watjes, he). In de verte zagen we de bliksemflitsen van een naderend onweer. Al bleef het waar wij zaten droog. We genoten van het schouwspel van moeder natuur. Heel de ervaring deed me terugdenken aan die keer, lang, lang geleden, toen ik met een vriendin op een boot in Praag wodka orange zat te drinken terwijl we in de verte bliksemschichten zagen. Dat magische moment beleefden we vandaag opnieuw. Hopelijk brengt het onweer morgen verfrissing.

PS: Vandaag twee keer onze reisgids ergens laten liggen. Gelukkig twee keer bijtijds gemerkt en hem zonder problemen teruggevonden Oef.

Zondag 11 juli – Laatste dag in Dresden

Vandaag stond onze wekker om negen uur. Onze tweede dag en laatste dag in Dresden begonnen we met onze valiezen te maken. Het voordeel van met de wagen reizen, is dat je zoveel meeneemt als je wil. Het nadeel is dat je veel te veel meeneemt en dat je dus steeds met al die bagage moet zeulen als er van hotel gewisseld wordt.

Eer we goed en wel uitgecheckt waren was het alweer half elf en besloten we dezelfde truc als gisteren toe te passen: een vroeg middagmaal. Op het terras van restaurant Sophienkeller aten we een spaghetti met groenten. Koolhydraten om vandaag goed te kunnen stappen. Heel toevallig waren we op het terras terecht gekomen van één van de twee restaurants uit Dresden die door mijn reisgids aanbevolen werden. Na een bezoek aan het toilet werd duidelijk waarom. In de gang naar het toilet werd je verwelkomd door een betoverde spiegel die je uitriep tot de mooiste van het land. Daarna zwaaide de deur naar het toilet volautomatisch open. Geweldig. :) Onder het gebouw bleek zowaar een gigantische kelder verstopt met houten tafels en zitbanken en alkoven en twee varkens die rondjes draaiden aan het spit. We wisten meteen waar we ons avondmaal zouden nuttigen.

Na het ontbijt/middagmaal trokken we naar de magistrale Frauenkirche. De Frauenkirche werd volledig verwoest tijdens de tweede wereldoorlog. Tot in de jaren negentig lag op dezelfde plaats waar nu de prachtige kerk verrijst een met rozen overgroeide ruïne. In 1993 begon men met de wederopbouw en vandaag kan Dresden weer trots zijn op dit prachtig staaltje bouwkunde. Een ritje met de lift en enkele trappen later lag Dresden aan onze voeten. En ja, gisteren hadden we ook al van een schitterend uitzicht kunnen genieten, maar geef mij een toren en ik wil naar boven. 😉

Jammer genoeg mochten we in de Frauenkirche “uit eerbied voor god” geen foto’s nemen. Als er al een almachtig wezen dat zichzelf god noemt, zou bestaan, zou dat er dan werkelijk wakker van liggen dat ik wat fotootjes van het gebouw neem waar het aanbeden wordt? Ik denk het niet. Dus heb ik er stiekem toch enkele gemaakt.

Na de beklimming van de Frauenkirche wandelden we wat rond in het centrum van Dresden waar een fietshappening plaatsvond. Honderden dappere fietsers (in temperaturen van meer dan dertig graden kruip ik liever niet op de fiets) deden zich te goed aan braadworsten, bier en ander fastfood. Zelf liet ik me verleiden tot de aankoop van een bekertje kwark (platte kaas met heel veel suiker) met drie smaakjes: vanille, kirsch en mojito (dat laatste smaakje was geen succes).

Het werd ons toch een beetje te heet, daarom besloten we de koelte van een museum op te zoeken. De Zwinger was vlakbij en bood een collectie schilderijen van oude meesters, wapentuig en bijzonder porselein. We begonnen met de Gemäldegalerie Alte Meister. Schitterende werken van Rembrandt, Canaletto, Vermeer, Rubens, van Eyck, Velázquez en Titiaan zorgden voor een overbelasting van mijn zintuigen. Hoe schitterend ik deze schilderijen ook vind, op den duur ben je zo overdonderd door het overaanbod dat je er niet meer in slaagt alles op te nemen. Ik zal nog eens moeten terugkomen.

Na de schilderijen volgden de wapenuitrustigen van de Rüstkammer aan een iets hoger tempo. Verontrustend toch dat iets zo dodelijk zo mooi kan zijn. Prachtige pistolen, schitterende lansen en dolken, de een al dodelijker dan de ander. Gelukkig waren er ook praalharnassen voor ridder én paard die van boven tot onder met de fijnste afbeeldingen versierd waren en beslist nooit een slagveld of riddertoernooi gezien hadden. Er restte ons nog een klein beetje tijd tot het museum sloot. Net genoeg om nog een snelle blik op het porselein te werpen. Iedereen die mij een beetje kent, weet dat ik dol ben op “pottekes”, wel de Porzellansammlung bezorgde me bijna een indigestie. Vooral de levensgrote dierenbeelden in porselein waren magnifiek. Of heeft u ooit al een Cassowary in porselein gezien?

Tijd voor het avondeten waarvoor we terugkeerden naar de Sophienkeller. We lieten ons bedienen door de in middeleeuwse kledij gestoken meisjes en kozen voor twee traditionele gerechten met varkensvlees: Sächsischer Sauerbraten mit Apfelrotkraut und Königskloss en Ferkel im Brotteig mit Sauerkraut, Sef und Röstzwiebeln eingebacken, dazu hausgemachter Weisskrautsalat (zeg nu zelf, klinkt dat niet geweldig?). En daarmee zat ons bezoek aan Dresden erop. We keerden terug naar het hotel en begonnen aan de twee uur durende autorit naar Berlijn.

In het hotel aangekomen dronken we om onze goede aankomst te vieren nog een veel te dure en veel te waterige cocktail (alcohol in Duitsland is pokkeduur) terwijl we met een half oog de wereldbekerfinale tussen Spanje en Nederland volgden. Ik keek net op van mijn computer waarop ik mijn verslag zat te typen toen Spanje in de verlengingen het winnende doelpunt scoorde. ‘t Is niet dat ik het de Nederlanders niet gunde, maar ik gunde de Spanjaarden deze overwinning toch net iets meer. Spanje werd wereldkampioen en wij gingen slapen. Op naar de volgende dag!

Zaterdag 10 juli – Eerste dag in Dresden

Omdat we de vakantie niet wilden beginnen met een torenhoog slaapgebrek, was de afspraak: geen wekkers deze ochtend. Het lukte ons zowaar om tot half elf uit te slapen. Jammer genoeg schrok ik wakker met de wetenschap dat ik op het werk één los eindje was vergeten vast te knopen. Achja, de wereld zal er niet door vergaan, maar het is wel een beetje vervelend. Het lijkt erop dat ik dus weer even nodig zal hebben om de omschakeling werk-vakantie te maken.

Na in het hotel wat folders met info over Dresden bekeken te hebben, was het al bijna middag. We sloegen het ontbijt over en stapten een sushizaak binnen met de originele naam Sushi&Wein, gelegen op een paar meter van ons hotel. 9,5 euro per persoon voor all you can eat sushi. Er bestaan slechtere deals op de wereld. En voor zo’n lage prijs viel de sushi best goed mee.

Na het middagmaal stapten we in de drukkende hitte naar de Zwinger, een prachtig barok gebouw daterend uit 1732. We wandelden onder de Kronentor naar de grote binnenplaats en bewonderden de grote verscheidenheid aan beelden die de balustrades sierden. Na een kijkje genomen te hebben bij het Nymphenbad (een barokke fontein), werd de hitte mij even te veel. Misschien was het een combinatie van slaapgebrek en de hitte of had ik wat te veel sushi gegeten. Feit is dat ik het gevoel had dat alle energie uit me weggestroomd was en ik me niet in staat achtte nog een vin te verroeren. Twee flesjes van een halve liter water later, voelde ik me weer beter.

We zochten de verkoeling op van de Hofkirche. Een kerk die net als het overgrote deel van Dresden de verwoestende nacht van 13 op 14 februari 1945, toen Britse en Amerikaanse vliegtuigen met brandbommen de stad in as legden, niet overleefde. De barokke kerk werd echter heropgebouwd en doet nu dienst als katholieke kathedraal in het protestantse Dresden.

Tijd voor een bezoekje aan de andere oever van de Elbe. We liepen over de Augustusbrücke richting Neustadt waar de Goldenen Reiter, blinkend op z’n paard ons verwelkomde. Net als de rest van Dresden, ontkwam de Neustadt niet aan de verwoestingen van de tweede wereldoorlog en daardoor heeft dit stadsdeel, volgens mijn reisgids, zijn vroegere glans verloren. Toch was ik gecharmeerd door de mooie schaduwrijke laan met platanen waarlangs winkels en restaurants gelegen waren. We kochten in een plaatselijke supermarkt nog enkele liters water (door de airco op het werk ben ik die hitte niet meer gewoon) en keerden op onze stappen terug.

Een reis is niet volledig zonder boottochtje. Stipt om vijf uur vertrok onze stoomboot voor een Stadtrundfahrt op de Elbe. Het werd een zalig ontspannend tochtje en ik voelde me weer helemaal de oude. De gids gaf uitleg in het Duits en in het Engels. Al vergat ze soms de Engelse vertaling, toch kon ik de uitleg goed volgen. Ik denk dat de mensen hier heel duidelijk spreken, want ik versta ze beter dan verwacht. Om te vieren dat ik de kleine inzinking van vlak na de middag overwonnen had, dronk ik een glaasje sekt. Mijn vriend zocht verkoeling bij een Eiscaffé.

De gids op de boot legde uit dat Dresden qua oppervlakte de derde grootste stad van Duitsland is, al heeft de stad slechts een half miljoen inwoners. Dit heeft tot gevolg dat Dresden een heel groene stad is met veel open ruimte. Het water van de Elbe wordt tegenwoordig steeds schoner. Dat konden we met eigen ogen zien, want overal langs de oevers zaten mensen pootje te baden en werd er gezwommen. De oevers zijn zeer groen en op de meeste plaatsen niet ingedijkt.

We voeren langs enkele prachtige kastelen, gelegen op heuvels die over de Elbe uitkeken. Op die heuvels worden druiven voor witte wijn geteeld. Ongetwijfeld zal het mooie weer dit jaar voor een goede oogst zorgen. Aan het Blaues Wunder, een blauw geschilderde hangbrug van 141,5 meter lang, gebouwd in 1891-1893 keerde onze boot om. Op het einde van de rit genoten we ter afsluiting van het Canaletto-zicht op de torens van de stad. Boottochtjes en ik, dat klikt altijd. 😉

Na de boottocht trokken we richting het oude stadsgedeelte. Aan de balie van het hotel had men ons gezegd dat het zaterdag Museumnacht was. We besloten te profiteren van het feit dat de belangrijke musea tot 1 uur ‘s nachts open bleven en kochten een ticketje voor het Grünes Gewölbe in het Residenzschloss. Een collega had me op het hart gedrukt dat ik dit zeker niet mocht missen, maar ik had niet verwacht zo’n pracht en praal te zien.

Het lijkt wel of alle wonderen in de wereld verzameld zijn in het Grünes Gewölbe: de grootste groene diamant, prachtig gedraaid ivoor (uit een tijd dat het nog niet illegaal was in ivoor te handelen), kunstig bewerkte kersenpitten (jawel!) met meer dan honderd gezichtjes op, slechts goed waarneembaar met een vergrootglas, fabelachtige juwelen, drinkbekers met wondere wezens, bewerkte kokosnoten en struisvogeleieren, zeeschelpen verwerkt tot fabeldieren, een magnifieke maquette waar je gerust een dag naar kon kijken om steeds nieuwe details te ontdekken, goud, zilver, edelstenen, halfedelstenen, bergkristal,… Het is te veel om op te noemen en jammer genoeg was het strikt verboden te fotograferen, waardoor de herinneringen aan al dit moois langzaam zullen vervagen.

Het grappige is dat er ter gelegenheid van de museumnacht een quiz was. Mijn vriend en ik kregen allebei een blaadje in de hand gedrukt met daarop vragen in het Duits. Hierdoor lieten we ons echter niet ontmoedigen en met wat hulp van medebezoekers slaagden we erin alle vragen op te lossen. En nu weet ik meteen wat het Duitse woord voor hagedis is Eidechse. Alle deelnemers kregen een prijs. Die van ons bestond uit een button met een gouden drankenkop. Fier als een pauw spelden we dit ereteken op.

Terwijl de zon haar laatste stralen over Dresden uitstrooide, beklommen wij de Hausmannsturm van het Residenzschloss. Op het terras bovenaan hadden we een magnifiek uitzicht over de stad en haar rivier. In de verte hoorden we gejuich. Een doelpunt voor Duitsland tijdens de kleine finale tegen Uruguay. De hemel kleurde rood en er werd druk gefotografeerd om dit schouwspel digitaal te vereeuwigen.

Na het bezoek aan het Residenzschloss stelden we vast dat het al half tien was en we, op de sushi ‘s middags na, niets meer gegeten hadden. We zochten een plaats op het dichtsbijzijnde terras van een restaurant met de weinig Duitse naam Palais Bistro. Gelukkig was de keuken nog open en werd er niet veel later een lekkere canard à l’orange voor onze neus gezet. Terwijl we zaten te eten liep de match tegen Uruguay ten einde en barstte er een luid gejuich los in de stad. Overal hoorden we vuurwerk knallen en auto’s reden toeterend door de straten. Duitsland eindigt derde in de wereldbeker voetbal 2010.

Na het eten was onze pijp uit en keerden we terug naar het hotel.

Vrijdag 9 juli – De rit naar Dresden

Veel valt er niet over te zeggen, eigenlijk. De rit was lang en saai. We zijn langs kilometers en kilometers wegenwerken gereden. Het is zalig om op de plaatsen waar dit toegelaten is het gaspedaal eens goed diep in te drukken en de kilometers op de GPS naar beneden te zien gaan.

Duitse wegrestaurants zijn superproper, zelfs de toiletten zijn onberispelijk schoon. Echt een plezier om een pitstop te maken. De mensen schijnen mijn pogingen tot Duits redelijk goed te begrijpen en ik versta de taal van Goethe beter dan ik had verwacht, want het is niet zo dat ik tegenwoordig nog veel met Duits in contact kom.

Het laatste uur van de rit kon ik mijn ogen echter niet meer open houden, zelfs al had ik me vast voorgenomen om wakker te blijven. Gelukkig had mijn vriend genoeg koffie gedronken om de rit tot een goed einde te brengen.

In het hotel aangekomen zag ik sterretjes van vermoeidheid. Het nachtleven van Dresden zouden we wel op een ander moment opzoeken. Niets is heerlijker dan de verlossing van de slaap na een vermoeiende dag.

Barcelona – 3 april 2010

We begonnen deze dag met een ontbijt bestaande uit enkele ontbijtkoeken die we nuttigden terwijl we onder een dreigende wolkenhemel naar het beroemdste gebouw van Barcelona stapten: de Sagrada Família. Mijn broer begon al te zuchten toen hij de lange, lange rij wachtenden zag staan. Maar we slaagden erin hem te overtuigen om in de rij te gaan aanschuiven. Gelukkig hadden we een laptopje bij en konden we het wireless signaal van de MacDonalds in de buurt oppikken. 😉

Al bij al ging het aanschuiven vrij vlot, vond ik, maar ik moet wel toegeven dat ik zo nu en dan de rij verlaten heb om foto’s te nemen en ik ondertussen ook info over de hop-on hop-off bus was gaan vragen. Toch handig zo’n place-holders. De Sagrada zelf maakte op mij minder indruk dan de eerste keer dat ik er was. Ondertussen heb ik al wat meer van de wereld gezien en ik vermoed dat mijn waw-grens waarschijnlijk een beetje is opgeschoven. Al is het uitzicht vanaf de torens uiteraard prachtig en blijft de geboortegevel met zijn vele details een wonder van vakmanschap.

Ons bezoek aan de Sagrada had, het aanschuiven inbegrepen, een ganse voormiddag geduurd. Tijd voor een snelle lunch met pizza in één van de toeristische eetgelegenheden vlakbij de Sagrada. Daarna sprongen we op de hop-on hop-off bus richting Park Güell. B, de vriendin van mijn broertje had vóór we op reis vertrokken te kennen gegeven dat ze dit park beslist wou zien. En wie ben ik om haar dit plezier te ontzeggen?

Tegen dat we in Park Güell waren, had de zon de donkere wolken verdreven en konden we genieten van schitterend lenteweer. Aan de ingangspoort van het park moesten we even naar adem happen. Zoveel volk! En uiteraard wilden alle toeristen op de foto met de bekende drakenfontein. Enfin, reden genoeg om er niet te lang te blijven plakken. Verder in het park was het al veel beter. We genoten van de wonderen van Gaudí, zochten een plekje op de beroemde terrassen, keken naar de straatartiesten en voelden de zon op onze huid prikken. We klommen tot aan het hoogste punt van het park: de Turó de les tres creus en genoten van het uitzicht.

Na een welverdiend ijsje sprongen we opnieuw de bus op voor een ritje door Barcelona. We passeerden langs Camp Nou waar er net die avond een wedstrijd was. De straten zagen zwart van het volk. Indrukwekkend. We lieten ons door de straten van Barcelona rijden en genoten van de avondbries. We stapten af aan la Pedrera, maar omdat er nog een gigantisch lange rij mensen stond aan te schuiven en sluitingstijd nog maar anderhalf uur van ons verwijderd was, stelden we ons bezoek uit tot de dag erna.

Er volgde een hele zoektocht naar een geschikt restaurant. Mijn gids raadde verschillende adressen aan, maar die bleken ofwel gesloten ofwel pas om half negen open te gaan (die Spanjaarden en hun vreemde eetgewoonten toch) ofwel volzet. Uiteindelijk kwamen we bij een Italiaan op de Passeig de Grácia terecht. Een goede keuze zo bleek al snel toen we de schattige tapas op stokjes in mooie glaasjes gepresenteerd kregen. En de cocktails waren duur, maar zalig lekker. Als dessert kreeg mijn vriend iets wat ik alleen maar kan beschrijven als hondendrollen op brownies, maar naar het schijnt smaakte het beter dan het eruit zag.

Een nachtelijke wandeling bracht ons terug naar ons hotel. Op naar de volgende dag.