Hakodate was in ons reisschema verzeild geraakt als noodzakelijke tussenstop naar Tokyo. Ik verwachtte een grote drukke havenstad met veel hoogbouw. Maar kijk, Hakodate bleek een aangename verrassing te zijn. Als je ooit naar Hokkaido gaat en je moet kiezen tussen Sapporo en Hakodate, geen minuut twijfelen, maar voluit voor Hakodate gaan.
Maar goed, laat ik starten bij het begin, ‘s ochtend bevonden wij ons nog in ons hotel in Otaru alwaar we het triestigste ontbijt ooit nuttigden: we hadden de keuze uit een drietal soorten vooringepakte sneetjes (jawel, elk sneetje brood was apart in een plastiekje verpakt) en een drietal soorten Hokkaido confituur. Ik koos een groene boterham (altijd voor de groene versie van iets gaan, het thuisfront maakt graag radioactieve grapjes) en bessenkonfituur.
Ik hield het bekeken na één boterham, we zouden wel onigiri kopen in het station van Otaru. We namen een iets vroegere trein dan gepland, waardoor onze tussenstop in Sapporo wat langer duurde en we daar in de ondergrondse een lekkere bentobox voor ‘s middags konden kopen. De rit van Otaru naar Sapporo was erg mooi, de trein reed de ganse tijd langs de kust en we hadden een mooi zicht op de zee die zich bijna op armlengte van ons bevond.
Het was waarlijk een bijzondere dag, want de eerste keer sinds onze aankomst in Japan scheen de zon niet. Donkere wolken die de belofte van regen inhielden, verborgen haar en het was zelfs minder dan dertig graden! Nu, echt erg vonden we dat niet, want we zouden vandaag toch een vijftal uur onderweg zijn naar Hakodate. En effectief, onderweg naar Hakodate zagen we de regen de ruiten van onze trein striemen.
Rond een uur of twee waren we in Hakodate. We waren net het station uit en stonden ons een beetje te oriënteren toen we overvallen werden door een bende schoolkinderen met schriftjes, die ons één voor één dezelfde vragen stelden: “What is your name? Where are you from? What is your favorite Japanese food? Wat is your favorite place in Japan? Who is the most famous Japanese person?” Braaf beantwoordden we hun vragen, hielpen hen onze namen correct schrijven en ondertekenden hun schriftjes. Blij dat ze waren. Tijdens onze vorige reis gebeurde dit regelmatig, maar ik neem aan dat het sowieso moeilijker is een buitenlander te strikken in Hokkaido.
We dropten onze valiezen in het Toyoko Inn hotel (kwam die membership kaart die we in Tokyo hadden laten maken toch nog van pas) en gingen de stad verkennen. De donkere wolken hadden ons gevolgd en ik denk dat het maar een graad of 23 was. En jawel, we waren nog maar een tiental minuten vertrokken of daar vielen de eerste regendruppels al. We gingen schuilen in een tot hotel omgebouwd oud pakhuis dat toevallig een café bezat met de welluidende naam La Mer. In de toog stonden daar prachtige gebakjes naar ons te lonken, dus bestelden we een “cake set”: twee stukjes gebak en een drankje erbij. De gebakjes waren erg lekker, maar niet echt Japans.
De regen trok al snel over en we besloten in de richting van het Motomachi district te gaan. Dit gedeelte dateert uit de periode dat Hakodate een verdragshaven was en officieel opengesteld werd om schepen en gezanten uit het buitenland te ontvangen. De buitenlandse invloeden zijn nog steeds duidelijk zichtbaar door de vele gebouwen in westerse stijl. We waren aangenaam verrast door deze gezellige en groene buurt met huizen die maximaal drie bouwlagen hadden, waardoor de oude gebouwen mooi tot hun recht kwamen.
Heel bijzonder waren de slopes: steile hellingen die me van ver wat deden denken aan San Fransisco. We bezochten een erg bijzondere concentratie van gebedshuizen. In dezelfde blok vond je een Russisch-orthodoxe kerk, een Rooms-katholieke kerk, een evangelische kerk, een Japans shinto-shrine en een Japanse boeddhistisch tempel, bijna broederlijk naast mekaar. Aan de Japanse tempel is een aardig verhaal verbonden: de tempel was de eerste die in gewapend beton gebouwd werd en sommige gelovigen twijfelden aan de stevigheid van het materiaal. Ze vreesden dat het beton niet sterk genoeg zou zijn om het gewicht van het dak te dragen. Daarom huurden ze een geisha in om op het gewapend beton te dansen om de stevigheid van het materiaal aan te tonen. Rare jongens, die Japanners. Ik weet niet hoeveel meer zo’n dak weegt dan een geisha, maar het zal toch ettelijke veelvouden zijn.
Ondertussen maakte het grijs in de lucht langzaam plaats voor blauw en zagen we zelfs af en toe een streepje zon. Dat ging de goede kant uit! Hakodate was, net als Otaru, duidelijk ingesteld op toeristen. Het was de eerste keer deze reis dat we groepen toeristen zagen die rondgeleid werden door een gids en we waren niet meer de enige westerlingen in de ruime omgeving. We kuierden verder in de prachtige wijk, namen in het midden van de weg foto’s van de slopes (veel auto’s passeerden er niet) en genoten van een relaxte wandeling.
We wierpen een blik in de evangelische kerk en de Russisch-orthodoxe kerk. In de Russisch-orthodoxe kerk kwamen we een koppel tegen waarvan de vrouw zo’n hoge naaldhakken droeg dat ik me goed kon voorstellen dat ze even wilde uitrusten op de kerkbanken (in de kerk moesten schoenen uitgedaan worden). Ik kon me haar pijn voorstellen toen ze even later haar tenen, versierd met blinkende steentjes, opnieuw in haar schoenen met hakken van tien centimeter moest wurmen. Ze moest letterlijk steun zoeken bij haar man/vriend toen ze de steile slopes naar beneden liep, anders zou ze beslist omgevallen zijn. Nu ben ik persoonlijk een grote fan van hakken, maar om een stad te bezoeken doen ik toch liever mijn havaianas aan. Die dingen hebben me al kilometers ver gebracht.
Uit mijn vorige verslagen zullen jullie ongetwijfeld afgeleid hebben dat Japanners dol zijn op ijsjes. Zo kwamen we in een mooie historische straat terecht met oude houten huizen, waar de tekenen van een verslechterende economie duidelijk zichtbaar waren. De straat bevatte maar liefst vier ijsjeszaken die mekaar dood concurreerden. Voor elke zaak stonden mensen om je toch maar aan te sporen om naar binnen te gaan en er werden aan elke voorbijganger kortingsbonnen uitgedeeld. Eén van de meisjes die ons een bon in de handen stopte, bezweerde ons dat de zaak waarvoor zij werkte beslist het allerbeste ijs had en benadrukte ons vooral de eerste shop links te laten liggen. Nu, volgens mij smaakt al dat softijs gewoon identiek en wordt dat allemaal op exact dezelfde wijze klaargemaakt. Maar het was tragisch om te zien dat vooral de zaken in het midden duidelijk worstelden om het hoofd boven water te houden. En ik zag de tragiek al voor me van een familiezaak die failliet ging de familieleden zonder erfenis achterlatend.
Wij kochten geen ijsje (we hadden nog maar pas gebak gegeten), maar vonden eindelijk een winkeltje waar ze aanvaardbare kaartjes verkochten. Net als vorig jaar hadden we het kaartjes schrijven uitgesteld tot het allerlaatste moment. Deels ook omdat we nergens kaartjes vonden. Otaru was de eerste plek waar we kaartjes zagen, maar deze waren zo lelijk dat ik het niet over mijn hart kon krijgen deze aan het thuisfront te versturen. Maar kijk, in Hakodate hadden ze erg mooie kaartjes en het viel mee dat Hakodate ons zo goed beviel. Enfin, we hebben de verkoper alleszins de dag van zijn leven bezorgd, want we kochten zowat heel zijn kaartenrek leeg.
Wat het Motomachidistrict voor mij zo bijzonder maakt, is het feit dat je er werkelijk nog de sfeer van de oude verdragshaven kan opsnuiven en natuurlijk het prachtige uitzicht op de haven zelfs vanaf de slopes. Omdat ik opeens dringend naar het toilet moest, kwamen we terecht in het voormalige Brits Consulaat dat nu een Engelse (!) souvenirshop bevatte (je kon er dus wel degelijk allerlei prullaria met de Engelse vlag op kopen) en een “tea room”. Dus bestelde ik een theetje en mijn vriend een Guinness, om helemaal in de sfeer te blijven. Ik kreeg mijn thee geserveerd met een theemuts en een zeefje om de achtergebleven blaadjes op te vangen. Absolutely fabulous. Ik voelde me echt een chique Engelse dame uit de tijd van Jane Austen, alleen mijn wijde baljurk ontbrak nog.
Na deze rustpauze was de zon al bijna ondergegaan. We krijgen maar niet genoeg van deze prachtige wijk en genoten van het vallen van de avond en maakten foto’s van de prachtig verlichte historische gebouwen tijdens het blauwe uurtje. Vooral de voormalige Public Hall was magisch in het avondlicht. Ik was danig onder de indruk.
Op zoek naar een goede plek om te eten, liepen we in de richting van het water, waar in veel oude pakhuizen restaurants gevestigd waren. De thee had echter mijn blaas in werking gezet en dwong ons om snel iets te vinden waar ik de druk op mijn blaas kon verlichten (twee keer op een dag dringend naar het toilet moeten, het was duidelijk dat er minder gezweet werd). Gelukkig was in één van de oude pakhuizen een grote winkel met etenswaren gevestigd (geen levende krabben deze keer, wel trappist cookies) en kon ik daar naar het toilet. Opgelucht (allez, ik toch) zetten we onze zoektocht verder.
We belandden in dezelfde buurt als waar we ‘s middags onze gebakjes hadden gegeten. De omgeving was sfeervol verlicht en er waren enkele restaurants vlak bij mekaar waar veel volk zat. We gingen een noedelrestaurant binnen en genoten even later van een dampend hete kop noedels en een flesje lekkere ijskoude sake daarbij. Noedels zijn echt een prima manier om lekker en niet te duur te eten in Japan.
We wandelden langs het water terug naar ons hotel en genoten van de mooie verlichting. In een dok zagen we twee speedboten liggen, waarmee je een ritje door de haven kon maken. Dat leek ons wel iets, dus we noteerden het voor de dag nadien.
Hakodate bleek helemaal niet te voldoen aan het beeld dat ik initieel had. Ik verwachtte een tweede Sapporo, maar Hakodate bleek ondanks haar grootte een charmante stad op mensenmaat te zijn waar de historische nalatenschap met de nodige zorgvuldigheid behandeld werd. Werkelijk een bezoek meer dan waard.