Al om zeven uur uit de veren om op tijd aan onze Nikko-tweedaagse te kunnen beginnen. Na het traditionele ontbijt met onigiri en misosoup lieten we, nadat we dit vriendelijk gevraagd hadden, onze koffers achter in het hotel en vertrokken we met enkele rugzakken richting Nikko. Kennissen van ons die al in Japan geweest zijn, hadden ons gezegd dat Nikko beslist een hoogtepunt zou zijn. We waren dus benieuwd. Ik had online een klein B&B hotelletje gevonden waar we één nacht zouden blijven.
In Asakusa station kochten we een World Heritage Pass die ons met de trein naar Nikko en terug zou brengen en waarmee we ter plekke de tempels konden bezoeken en het openbaar vervoer gebruiken. Het meisje dat ons de pas verkocht, zei in sneltempo haar lesje in het Engels op. Die trein om dat uur, die bus, die tempels, daar de waterval, enzovoort. Het kostte me de nodige concentratie om haar verhaal volledig te kunnen volgen. Gelukkig maakte ze aantekeningen op onze reisdocumenten en de bijhorende plannetjes.
De treinrit verliep, zoals we dat ondertussen gewoon zijn, vlekkeloos en buitengewoon stipt (ik onthoud mij van flauwe NMBS-grapjes). Onderweg zagen we veel kersenbloesems en rijstvelden. Toen we in de buurt van Nikko kwamen, werd het landschap opeens heel bergachtig. Een overgang die vrij abrupt verliep.
Bij aankomst in Nikko namen we de World Heritage Bus en trokken meteen daarna naar de plaats waar we in ruil voor een strookje van onze World Heritage Pass onze toegangsticketjes voor de verschillende tempels zouden krijgen. We moesten wel even in een winkeltje informeren waar deze plek zich bevond. Het was duidelijk dat deze vraag vaker gesteld werd, want de enkel Japans sprekende winkeldame had in haar winkel een geplastificeerd papier liggen met daarop de instructies om de juiste weg te vinden. Een duidelijke wegwijzer zou hier al een hele hulp geweest zijn.
Het was ongeveer middag, maar de eerste tempel lag vlakbij en we konden onze nieuwsgierigheid niet bedwingen. Van buitenaf zag de Rinno-ji tempel eruit als een gigantische witte loods. Deze constructie was rond de tempel geplaatst om haar grondig te restaureren. Geschatte einddatum van de restauratie: 2021. Maar eerlijk, het is geen zicht, zo’n lelijk gedrocht in een prachtige en idyllische omgeving als Nikko. De Rinno-ji tempel is de oudste van allemaal en werd in 766 gevestigd door Shodo Shonin. Het interessantste aan deze tempel zijn de drie grote vergulde Boeddhabeelden. Maar ik moet eerlijk zijn, als eerste tempel was dit een beetje een anticlimax.
Omdat ik door een kennis gewaarschuwd was dat de eetgelegenheden in Nikko ‘s avonds erg schaars waren, leek het een goed idee om ‘s middags alvast deftig te eten. Veel keuze was er niet: in de buurt van de tempels waren er welgeteld één restaurant en één snackbar. De mevrouw van de snackbar stond op straat en wilde ons, we hadden niet anders verwacht, van tekst en uitleg voorzien over de tempels en de beste manier om ze te bezoeken. Ze wees naar onze rugzak die met twee laptops, toiletzak en kledij inderdaad begon door te wegen en vroeg “heavy?” Bleken er lockers vlak om de hoek te zijn. Handig!
Door haar vriendelijkheid en behulpzaamheid voelden we ons een beetje verplicht om ook bij haar iets te eten. We namen met z’n drieën de Yuba Lunch. Yuba is een proteïnerijk voedsel dat gemaakt wordt door sojamelk te koken en het vel dat zich bovenaan vormt af te romen en te drogen. Nikko Yuba was een belangrijke vorm van proteïne voor de Yamabushi bergmonniken, die geen vlees mochten eten.
Onze maaltijd bestond uit Nama-Yuba (versgemaakte yuba wordt gegeten met sojasaus en wasaki), Makiage-Yube no Nituke (om dit gerecht te maken, wordt yuba gefrituurd in olie en gekookt in zoete sojasaus, Yuba no Gamaae (yuba met dressing van gemalen sesamzaadjes) en osuimono (gedroogde yuba in Japanse bouillon). De yuba lunch was heel bijzonder en best wel lekker, maar niet iets wat ik elke dag zou kunnen eten, dit in tegenstelling tot noedels of sushi.
Na deze versterkende lunch bezochten we het Tosho-gu Shrine dat vlakbij lag. Twee jaar lang werkten zo’n 15.000 handwerklieden uit gans Japan aan dit bouwwerk ter ere van de grootvader van bouwheer Tokygawa Iemitsu. Woorden schieten tekort om de pracht en praal van dit heiligdom te omschrijven. Elke vrije plek, zelfs van de stallen, is opgevuld met schitterend gedetailleerd beeldhouwwerk in magnifieke kleuren. Het bekendste beeld van deze tempel is het houtsnijwerk met de drie wijze aapjes (horen, zien en zwijgen). Volgens mij kan je dagen rondlopen in deze tempel en steeds nieuwe details ontdekken. Onze ogen zogen gulzig al dat moois op dat we (tevergeefs) probeerden te vangen in foto’s. Zoiets moet je nu eenmaal met je eigen ogen zien.
Heel bijzonder was ook de kamer met de plafondschildering van een draak. Niet dat plafondschilderingen van draken zo bijzonder zijn in Japan, maar als je op een bepaalde plaats ging staan en in je handen klapte, echode het geluid onder het dak zo dat het leek alsof de draak brulde.
We bleven rondhangen in het Tosho-gu shrine tot sluitingstijd (vier uur, jawel). Gelukkig bleek het Futara-san Shrine open tot vijf uur. De schoonheid van dit heiligdom was minder overweldigend dan die van het Tosho-gu Shrine. En maar goed ook, want ik weet niet of mijn zintuigen en hersenen dit allemaal op zo korte tijd konden verwerken.
Bij onze verkenningstocht langs de verschillende tempels viel op dat wij de enige Westerse toeristen waren en het aantal Japanse toeristen was ook op twee handen te tellen. Vermoedelijk te danken/wijten aan de kernramp in Fukishima. Het wegblijven van de toeristen maakte ons bezoek natuurlijk extra aangenaam. Geen massa’s toeristen die in de weg liepen, geen lange wachttijden, plaats zat om rustig foto’s te nemen. Maar voor de mensen die in Nikko in de toeristische sector werken, moet dit een drama zijn.
Nadat de laatste tempel gesloten was, haalden we onze rugzakken uit de lockers en trokken richting ons hotel: de Turtle Inn. Alleen al om de naam zou je hier willen overnachten. Het eerste gebouw waar we aankwamen, zag er nogal sjofel uit, maar we werden snel doorverwezen naar een ander gebouw, met betere uitgeruste kamers. Daar aangekomen, bleek dat we zowat de enige toeristen in het hotel waren. We hadden ervoor gekozen in een Japanese style room te overnachten, omdat we graag deze authentiek Japanse manier van slapen op futons en tatamimatten wilden meemaken.
De uitbater zei ons ook dat in de prijs van onze kamer gebruik van de onsen inbegrepen was. Dat moest je ons geen twee keer zeggen en wat later lagen we te weken in het hete water, maar niet voordat we ons op voorhand eerst grondig gewassen hadden. Japanners vinden de Westerse gewoonte om in je eigen vuil in bad te liggen weken erg vies. Je reinigt je voordat je de weldoende warmte van de onsen ondergaat. Het deed alleszins deugd.
Benieuwd hoe de nacht op de (toch wel harde) futons zou meevallen.