Het is altijd enorm confronterend, zo’n bezoekje aan mijn grootmoeder: rimpels die steeds diepere groeven trekken in haar gelaat, een geheugen dat zich steeds verder terugtrekt in de duistere diepten van haar hersenen, een rug die steeds krommer wordt, het onvermijdelijke krimpen.
Het jaagt me angst aan. De gedachte dat dit mij ook te wachten staat. Dat de ouderdom onontkoombaar is. Dat mijn jeugd me verlaat en nooit meer terug zal komen. Dat ik eens ook zal schuifelen tussen eetkamer en slaapkamer. Aan tafel zal zitten stil te wezen langs mensen die ik niet ken. Vertrouwen moet op vreemden om mijn meeste elementaire behoeften te vervullen.
Neen, ik kan me niet verzoenen met het feit dat ik niet kan ontsnappen aan de gesel van de onverbiddelijk voortschrijdende tijd.