Van Asahidake naar Tenninkyo – 28 augustus 2012

Redelijk goed geslapen op mijn futon. De truc met het zitkussentje ter ondersteuning van mijn bekken heeft gewerkt. Wanneer we om half acht naar beneden gaan, staat het ontbijt al klaar voor ons. We genieten van een mooi verzorgd Japans ontbijt met jaja, alweer rijst. Ondertussen jaag ik het jongetje aan onze tafel nog wat de stuipen op het lijf, de zielepoot, een trauma voor het leven. Rijst is een basisingrediënt in de Japanse keuken. Japanners eten traditioneel driemaal per dag rijst, al is dit langzaamaan aan het veranderen, met het doordringen van de westerse keuken en gewoonten in Japan.

We laten onze valiezen achter in de lodge (Chuck zal deze later komen oppikken) en maken ons klaar voor ons eerste fietstochtje: haar in een staartje, fietshelm op het hoofd, zonnebril op de neus , teva’s aan de voeten en een padded bikeshort om de zadelpijn tegen te gaan. Wij zijn er klaar voor!

Ons eerste fietstochtje is een korte klim van een tiental minuten naar de Asahidake Ropeway. We staan al goed in het zweet, want het is zo vroeg op de dag al aardig warm. We nemen de Ropeway naar boven en genieten van het prachtige uitzicht. Boven aangekomen blijkt dat onze outfit nogal verschilt van die van de gemiddelde Japanner op de berg. De Japanners die komen om te wandelen en de Asahi-dake te beklimmen zien eruit als professionele bergbeklimmers: bergschoenen, rugzakken, lange broeken, kledij in laagjes die zoveel mogelijk huid bedekt, hoeden en belletjes om de beren af te schrikken (geen grap, er zitten hier beren). Wij vallen als enige westerlingen op onze sandalen en met onze blote benen en armen nogal hard op.

Een bezorgde bediende van de Ropeway komt ons dan ook afraden de berg te beklimmen. Dat waren we gelukkig niet van plan, want Chuck had al gezegd dat we voor die klim op een helling met vulkanische as niet het geschikte schoeisel hadden. We zijn echter wel van plan een flinke wandeling te maken rond de basis van deze berg, maar dit zeggen we niet met zoveel woorden. Je kan je wandelroutes achterlaten in een travel log, zodat je makkelijker terug te vinden bent als er iets gebeurt, maar we achten de kans dat iemand hier ons Engels zal begrijpen minimaal en we wagen het erop. We kopen water voor onderweg (lang leve de automaten die werkelijk overal te vinden zijn) en vertrekken.

We beginnen met een kort wandelingetje vlakbij de Ropeway, kwestie van de spieren wat op te warmen. De Asahi-dake is de hoogste berg in Hokkaido en vol ontzag kijken we naar de stoom die op de flanken ontsnapt en de weerkaatsing van de top in de vijvers met smeltwater.

Daarna beginnen we aan het grote werk: een flinke wandeling naar de natuurlijke onsen die Chuck ons had aangeraden. We genieten van de natuur rondom ons:het zicht op de bergen, de steeds wisselende vergezichten, de bloeiende bergbloemen. Ik haal mijn fotografenhartje op.

Het eerste stuk van de weg is vrij makkelijk, met hier en daar een klim en houten wandelpaden op de stukken die wat drassiger zijn, maar hoe verder we van de Ropeway verwijderd geraken, hoe lastiger. De klim wordt steiler en ik kan mijn fototoestel niet meer om mijn hals hangen, omdat ik mijn handen nodig heb om me vast te grijpen aan struiken en rotsblokken. Mijn vriend doet een uitschuiver die ervoor zorgt dat zijn benen vol modder hangen. Die bergschoenen lijken opeens toch niet meer zo’n slecht idee. Gelukkig komt er veel water van de berg en is het makkelijk om onze voeten weer proper te krijgen. Da’s dan weer een voordeel van teva’s, je kan onbezorgd met je voeten in een bergriviertje gaan staan.

Het loopt ondertussen tegen het middaguur en we beginnen ons wat zorgen te maken over onze timing. De onsen is nog niet in zicht en we moeten echt wel tijdig beneden zijn, want er wacht ons nog een fietstocht van twintig kilometer die we liever niet in het donker zouden willen doen. We spreken wat Japanse wandelaars aan die ons verzekeren dat het niet ver meer is. We zetten door, klauteren over rotsen en komen uiteindelijk aan bij een kleine uitholling in de rotsen, waar melkachtig wit water rijk aan zwavel samenkomt. We trekken onze sandalen uit en nemen een voetbad. Ik moet toegeven lichtelijk teleurgesteld te zijn, ik had me deze onsen een tikkeltje groter voorgesteld.

Bij de onsen eten we de onigiri die de uitbaters van de lodge voor ons hebben klaargemaakt. Aan een snelwandeltempo vatten we de terugweg naar de Ropeway aan. Gelukkig is het nu minder klimmen en kunnen we het tempo hoog houden omdat we onderweg niet meer stoppen om foto’s te nemen. De terugweg duurt bijgevolg maar anderhalf uur. We hebben zelfs nog tijd om nog wat fotootjes met de Asahi-dake op de achtergrond te nemen en even te poseren met wat Japanners die graag met ons op de foto willen.

We drinken iets in het restaurant bij de Ropeway. Die ijskoude Appletiser smaakt als een godendrank! We doen onze fietsbroeken aan in het toilet en beginnen aan de rit van twintig kilometer. Twintig kilometer downhill! Alleen helemaal op het einde moeten we een beetje trappen. De wind zoeft langs onze oren en we genieten. We zijn een half uur voor zonsondergang in hotel Shikishima, laten onze fietsen daar achter en maken nog een korte wandeling naar de waterval vlakbij.

Hotel Shikishima is eveneens een traditioneel Japans hotel. Ditmaal hebben we wel een toilet en een lavabo op de kamer, maar om je te wassen moet je naar de onsen. De onsen in het hotel heeft een strikte scheiding tussen mannen en vrouwen. Onze eerste échte onsen ervaring deze reis. Op onze slaapkamer trekken we allebei een yukata aan en we gaan naar beneden op de slippers van het hotel.

In de kleedruimte van de onsen laat ik eerst mijn kleren achter in een rieten mandje. Poedelnaakt ga ik naar de wasruimte tussen de Japanse vrouwen, die mij discreet proberen te negeren. Op een krukje gezeten zeep ik me van top tot teen in en spoel ik me af, waarna ik mijn haren was. Helemaal proper geboend laat ik me zakken in het hete water en merk ik dat mijn kuiten en voeten flink verbrand zijn op de plaatsen waar ze met het zwavelhoudende water in aanraking gekomen zijn. Ook mijn haarscheiding is vuurrood door een overdosis UV-stralen. Onze tere blanke huidjes zijn de hevige zon op grote hoogte natuurlijk niet gewoon.

Na heerlijk geweekt te hebben in de onsen smeren we ongeveer een ganse bus aftersun leeg op onze verbrande plekken en gaan we al blinkend naar de eetzaal. Een waar feestmaal wacht ons daar: een overvloed aan potjes en schoteltjes en bekertjes gevuld met de lekkerste Japanse specialiteiten. Allemaal even heerlijk, al moet ik zeggen dat ik van de helft niet eens weet wat ik gegeten heb. Hoofdgerecht was een hot pot: een pot op een waxinelichtje waarin zich rauwe groenten, noedels en vlees bevinden in een bouillon die langzaam aan de kook gebracht wordt. Zalig.

Veel energie hadden we na deze maaltijd niet meer en we kropen dan ook snel in bed. De volgende dag stond de langste rit op het programma en Chuck had ons op het hart gedrukt vroeg genoeg te vertrekken, want het zou “a very hot day” worden. Ja, die splinternieuwe regenjasjes hebben tot nu toe enkel nog maar de binnenkant van de fietstassen gezien.