We lunchten (alweer barbecue) in Rainforestation, een toeristisch park met als hoofdattractie het regenwoud. We kregen een rondleiding door het regenwoud in een Army Duck, een amfibievoertuig dat nog dienst gedaan had in WOII. In het regenwoud zagen we de beruchte wait-a-while palm of lawyer cane, een palm die via lianen met scherpe haakjes omhoogklimt langs andere bomen. Als de haakjes in het kleren komen vast te zitten, moet je “wait a while” roepen naar je medereizigers omdat het wel even duurt voordat je bevrijd bent. De analogie met advocaten is, denk ik, duidelijk. Daar raak je ook niet van verlost. 😉 Wij kennen deze palmsoort trouwens als rotan dat vanwege zijn buigzaamheid vaak gebruikt wordt om meubels te maken.
Daarna werden we onthaald op een show van de Pamagirri Aboriginal Dancers. Een show die beweerde authentieke arboriginal dansen te brengen. Ik twijfelde eraan of de aboriginal dansers zelf wel echt waren. Ze hadden een veel te lichte huid en hun trekken verschilden van die van de aboriginals die we al eerder ontmoet hadden. Nu, het kan zijn dat de dansers halfbloeden waren, daarover durf ik mij niet uitspreken. De “opzwepende show” die ze brachten zou “kracht” moeten uitstralen. Nogal lastig als de dansers soms moeite hebben om hun lach in te houden. Het geheel leek op zo’n typisch spektakel dat voor toeristen in mekaar gestoken wordt in all-inclusive hotels. Mét obligate apotheose waarbij mensen uit het publiek gehaald werden om mee te dansen. Al moet ik toegeven dat de didgeridoospeler er wat van kon. Ik had echter na dit optreden niet het idee meer voeling met de wereld van de aboriginals gekregen te hebben.
Na het optreden werd het publiek opgedeeld in kleinere groepen en bood één van de dansers zich aan als onze dreamtime walk guide. Op deze walk zouden we een dieper inzicht in de aboriginal cultuur krijgen. We mochten ocharme één keer met een boemerang smijten. Veel te weinig! Mijn boemerang maakte een sierlijke boog, maar vogels heb ik er helaas niet mee gevangen. Daarna konden we proberen wat geluid uit een didgeridoo te krijgen. De techniek om een didgeridoo te bespelen is niet eenvoudig. Je moet je lippen laten trillen en het geluid laten variëren met je stembanden. Ik heb geen poging gedaan om klanken uit het ding te krijgen omdat ik rondliep met een behoorlijk pijnlijke gekloven lip. Maar mijn vriend slaagde er met wat moeite in geluid te produceren. Bij het speerwerpen mochten we alleen maar toekijken. Net iets te gevaarlijk voor die blunderende toeristen. 😉
Vervolgens kregen we een gegidste rondleiding in het Koala and Wildlife Park. Het park was niet zo groot, maar had een geweldige troef: een babykoala. De Koreaanse meisjes in ons gezelschap waren behoorlijk onder de indruk van de cutenessfactor van het kleine ding. We zagen een walabi-jong dat even uit de buidel van de mama kwan piepen en de verschrikkelijke Jack the Ripper, een kanibaal-krokodil die maar liefst zeven van zijn eigen vrouwtjes naar de andere wereld geholpen heeft.
Het park had ook een Cassowary, maar die werd goed afgeschermd achter gaas. Bijna onmogelijk om goed te fotograferen, want hij bleef niet stilstaan en als ik probeerde mijn camera dicht tegen het gaas te houden, kwam hij veel te dicht in de buurt van de lens.