Vorige week zat ik naast een meisje op de trein dat net terug was van een sollicatiegesprek. Ze was het hele sollicitatiegesprek van naadje tot draadje aan het uiteenzetten tegen de persoon aan de andere kant van de lijn. En hoewel ik erg hard mijn best deed om me te concentreren op mijn cursus Japans, kon ik niet anders dan meeluisteren naar het gesprek. De vloek van de gsm.
Het meisje was net afgestuurd en eigenlijk was de functie waarvoor ze gesolliciteerd had, helemaal niet wat ze voor ogen had en zelfs niet waarvoor ze gestudeerd had. Maar het was zo’n uitgelezen kans! Een nieuw gecreëerde functie met veel verantwoordelijkheid. Ja, het was waar, ze had nog geen ervaring, maar ze waren erg enthousiast over haar geweest. Uit wat ze zei, kon ik opmaken dat ze nog geen jobaanbod op zak had, maar ze was al wel alle pro’s en cons aan het afwegen. Ja, ze zou nog helemaal opgeleid moeten worden, maar zo’n kans, dat zou ze nooit meer krijgen. Neen, ze zochten volgens haar echt wel een starter, iemand die kon groeien in de functie. Ze zag het helemaal zitten.
Hoe meer ik naar haar uiteenzetting luisterde, hoe meer ik ervan overtuigd raakte dat deze job helemaal niks voor haar was. Ik was er zeker van dat, als ze de job al kreeg, ze er niet gelukkig zou zijn. En even dacht ik, zal ik er iets van zeggen? Zal ik haar ongevraagd wat goeie raad geven? Raad van iemand die zelf in zo’n totaal verkeerde eerste job is terechtgekomen?
Natuurlijk heb ik niets gezegd. Want het station van Leuven kwam in zicht en je bemoeit je nu eenmaal niet met de zaken van een ander.