In Montreal sliepen we in het Intercontinental hotel. We hebben al gemerkt dat hoe chiquer het hotel is, hoe duurder de extra’s zijn. Zo waren we ervan uitgegaan dat we net als in Australië makkelijk onze was in één van de hotels onderweg zouden kunnen doen. Viel dat tegen. De meeste hotels hadden geen laundry room, enkel een laundry service waarbij je per stuk wasgoed een vaste prijs moest betalen. 4,5 Canadian dollar per stuk ondergoed, vonden we er toch een beetje over. De goedkopere hotels beschikten bovendien allemaal over gratis internet, terwijl je in de duurdere hotels daar per dag voor moest bijbetalen. Ook het ontbijt was bij de goedkopere hotels in de prijs inbegrepen. Dat je je ontbijt op plastieken bordjes en met plastieken bestek moest verorberen, nam je er dan maar bij.
Het weerbericht ‘s ochtends was onheilspellend. Alle weerberichten waren het roerend met elkaar eens: vandaag stonden ons heavy rainshowers te wachten. Dit weerhield ons er niet van om toch te proberen de wandeling te maken die in de toeristische gids van vriend H stond. We wapenden ons met onze paraplu’s en trokken het oude centrum van Montreal in.
Onze eerste halte was de bank van Montreal. Een klein museum in het indrukwekkende gebouw gaf meer uitleg over de geschiedenis van de bank. Daarna bewonderden we de Basilique Notre Dame, waar we een kleine rondleiding kregen. Het neogotische interieur van de kerk is werkelijk overweldigend. De architect van de Basilique was een protestant die zich tot het katholicisme bekeerde om onder zijn meesterwerk te kunnen begraven worden.
We wandelden verder langs het justitiepaleis en het stadhuis tot Château Ramezay. Het kasteel dateerde uit 1705 en was nu een museum waar je meer te weten kwam over de ontstaansgeschiedenis van Montreal en Canada. Canada was oorspronkelijk een Frans overzees gebied, tot de Britten er zich mee kwamen moeien. In 1763 werd in het Verdrag van Parijs Frans Canada aan Engeland overgedragen.
Wat heel erg opvalt als je met de inwoners van Montreal praat, is hun bijna perfecte tweetaligheid. Vaak kregen we de vraag welke taal we verkozen, Engels of Frans. Moeiteloos werd er geschakeld tussen deze twee talen. Daar kunnen de winkelbedienden in Brussel nog iets van leren. Ik probeerde de kans te grijpen om mijn Frans nog eens van stal te halen, maar blijkbaar verstond men mij niet altijd. Het Canadese Frans klinkt behoorlijk anders dan het Frans dat in Frankrijk gesproken word. Er ligt een soort dik Engels accent over. Een gids vertelde ons dat bij een bezoek aan Louvain-la-Neuve in België zijn Canadees Frans heel slecht begrepen werd. Jammer eigenlijk, dezelfde taal spreken, maar toch moeilijkheden hebben om mekaar te verstaan.
Na ons bezoek aan Château Ramezay, lasten we een drankpauze in. La maison Pierre du Calvet was een geschikte plek om even bij te tanken. Dit historische huis bood nu onderdak aan een restaurant en hostellerie. In de serre zaten papegaaien in grote kooien. We zetten ons in de zetels op de lieflijke binnenplaats en dronken een cranberry juice.
Volgende halte: Chapelle Notre-Dame-de-Bon-Secours en het bijhorende Musée Marguerite-Bourgeoys. De kapel wordt ook de kerk van de zeelieden genoemd omdat zeelieden hier vroeger kwamen bidden voor een behouden vaart. Van het dak van de kapel hangen lampen in de vorm van bootjes die dit illustreren. De kapel is ook een bedevaartsoort waar enerzijds de Maagd Maria wordt aanbeden en anderzijds stichtster Marguerite Bourgeoys. In een nis bij het altaar staat een zogezegd miraculeus beeldje van de Maagd Maria. Het kleine houten beeldje was het enige wat ongeschonden de brand in de kapel overleefde.
In de crypte onder de kapel zijn de fundamenten van de eerste afgebrande kapel te bezichtigen. Maar daar houdt het niet bij op. Archeologen vonden op dezelfde plaats ook een vuurput van de native people terug die waarschijnlijk dateert van 400 voor Christus. Het was echt bijzonder om op zo’n plek van historisch belang te staan en met eigen ogen de overblijfselen van vroeger tijden te kunnen zien. Na de crypte klommen we tot in de klokkentoren om te genieten van het uitzicht over Montreal.
We wandelden verder door de Marché Bonsecours, een overdekte markt in een bijzonder mooi gebouw dat vroeger het parlement van het verenigde Canada was en later het stadhuis. Tijd voor een nieuwe pauze, want ondertussen was het al vier uur in de namiddag. Volgens onze reisgids zou de wandeling die we volgden, twee uur duren. We waren al onderweg vanaf half elf ‘s ochtends…
Place Jacques Cartier leek een ideale plek om even uit te rusten. Het grote plein bood een ruime keuze aan restaurants en cafés. Op het plein zelf stonden kraampjes met souvenirs en straatartiesten maakten portretten en karikaturen. Het deed me vaag aan Montmartre denken. De sfeer in Montreal was ook heel anders dan in Toronto. De Franse invloed vond ik duidelijk merkbaar en je moest overal langer op je eten wachten. 😉
Onze reisgids raadde ons Le Jardin Nelson aan. We kregen een tafeltje op de gezellige binnenplaats en werden erg vriendelijk bediend. Ik koos als vieruurtje een pannenkoek met warme appeltjes en maple sirop (een mens kan toch niet naar Canada gaan zonder maple sirop te proberen), vriend H koos pudding met maple sirop en mijn vriend nam een pizza, een atypisch vieruurtje. 😉 We bestelden een karaf sangria en genoten van het mooie weer. De rainshowers waren nog altijd nergens te bekennen.
Tijdens de wandeling was er een hele discussie ontstaan over de zin en onzin van het dragen van een t-shirt onder een hemd. Vriend H, goed voorzien op het vlak van borsthaar, meende dat mannen die geen t-shirt onder hun hemd droegen macho waren en dat de meeste mannen een t-shirt droegen. Mijn vriend en ik hielden er een andere mening op na. ‘t Is toch niet omdat het bovenste knopje van je hemd open staat dat je een macho bent? De discussie draaide erop uit dat we onderweg elke man met een hemd bestudeerden om na te gaan of hij al dan niet een t-shirt onder zijn hemd droeg. Volgens mij waren de t-shirtlozen in de meerderheid.
Ondertussen was het al vijf uur, maar we wilden toch nog graag het Museum of Archeology and History bezoeken, omdat op deze plek de eerste nederzetting Ville-Marie in 1642 ontstond. Het museum sloot om zes uur. We zouden ons moeten haasten. Het gloednieuwe museum is bovenop archeologische opgravingen van de eerste nederzetting gebouwd. Er werden op deze plek talloze interessante vondsten gedaan. In de kelder van het museum waren de opgravingen te bekijken. Met behulp van multimediale presentaties werd de sfeer van de eerste kolonisten opgeroepen.
Na dit museum was ons verzadigingspunt bereikt. We rustten uit op een bankje aan de oevers van St. Lawrence river. In totaal hadden we acht uur gedaan over een wandeling van twee uur. Ik vermoed dat de reisgids de museumbezoeken niet meegeteld heeft. 😉
Ons avondmaal aten we bij Gandhi, een Indisch restaurant waar ze gratis wifi hadden. Hoera!