Een treinritje van ocharme veertig minuten bracht ons in Otaru. Minpuntje voor mijn voorbereiding: we hadden beter drie nachten gelogeerd in het geweldig hotel Mercure in Sapporo met het al even geweldige ontbijtbuffet ipv een (minder goed) hotel te reserveren in Otaru. Otura had perfect een daguitstap kunnen zijn vanuit Sapporo. We hadden ons het extra gesleur met valiezen en rugzakken kunnen besparen en voor onze volgende bestemming, Hakodate, moesten we toch opnieuw overstappen in Sapporo. Beetje dom, maar niets meer aan te doen.
Otaru is een vissersstadje vooral bekend om wille van haar kanalen. Nuja, kanalen, ze hebben er welgeteld twee: een Noord- en een Zuidkanaal die dan nog eens in mekaar overlopen. Eén kanaal dus. Maar iedereen wil natuurlijk wel op de foto met dat ene, pittoreske kanaal met aan weerszijden oude, imposante pakhuizen. Wat de omgeving van het kanaal ook bijzonder maakt, is het feit dat de verlichting uit authentieke gaslantaarns bestaat. Ik weet niet of ze dat elders in de wereld nog hebben, dus voor wie houdt van een beetje nostalgie: in Otaru moet je zijn.
Wat ze in Otaru ook hebben zijn bootjes! En zoals trouwe lezers van mijn reisverslagen (enfin, ja, die vijf man die de moeite doet om die ellenlange epistels door te worstelen) wel weten, ben ik dol op bootjes. Ons allereerste wapenfeit in Otaru was dus een tochtje op de twee kanalen en door de havengeul. De temperatuur steeg weer vlotjes boven de dertig graden, daarom kregen we bij het instappen een parasol aangereikt om ons te beschermen tegen de zon. Die weigerden we beleefd. In tegenstelling tot de Japanners weet ik een bruin kleurtje wel te appreciëren en we gingen ervan uit dat de lagen zonnecrème die we gesmeerd hadden voldoende waren om ons voor verbranden te behoeden. Zo’n parasol zit in toch maar de weg als je foto’s wil nemen.
We hadden veel geluk, want één van de twee gidsen aan boord van ons bootje sprak Engels en vertaalde de Japanse uitleg voor ons (neen, architectuur en visserij zat ook niet bij de basiswoordenschat in de Japanse les). Of toch bijna alles, want ik ben er zeker van dat hij een paar grapjes niet vertaald heeft. Heel de boot lachte, behalve wij.
Wat ik wél grappig vond was de uitgebreide uitleg over de reddingsvesten. Het leek wel alsof we naar een stewardess in een vliegtuig stonden te kijken, met een mooie uitleg over aan welk touwtje we moesten trekken. Als het bootje zou kantelen, konden we volgens mij bijna te voet naar de oever waden. We leerden tijdens de rondvaart veel bij over de oude pakhuizen, waarvan de architectuur niet enkel functioneel was, maar ook vertrouwen bij potentiële klanten moest wekken. Zo waren er pakhuizen met een nutteloos tweede verdiep, met dakpannen die moeilijk het gewicht van de sneeuw konden dragen en dus vaak vervangen moesten worden en met rare torentjes en ornamenten in de vorm van vissen. De pakhuizen vormden op die manier de beste reclame voor hun eigenaar.
We kwamen ook langs een nogal sinister aandoend pakhuis dat blijkbaar dienst had gedaan als thuisbasis voor de slechteriken in de power rangers. Ik was in mijn jonge jaren niet meteen een fan van dit programma, dus herkende ik het gebouw niet, maar het zag er zeer geschikt uit als decor voor een tv- of filmset. Jaja, sinds we hier zijn hebben we al wat bijgeleerd over de Japanse audiovisuele industrie.
Veel van de oude pakhuizen kregen ondertussen een nieuwe bestemming, als garage, restaurant, brouwerij of zelfs als wedding chapel. Het boottochtje duurde veel te kort, maar het gaf wel een goed idee van de geschiedenis van Otaru en vormde zo een mooi startpunt voor ons bezoek, dat we verder zetten in de drukste en meest bekende wijk van heel Otaru: een tweetal straten vol met historische huizen die nu bijna allemaal ingenomen werden door souvenirshops, restaurants, ijsshops, chocoladeshops en glaswinkels. Want een Japanner kan geen historisch gebouw zien of hij wil er een winkel instoppen. Een paradijs voor shoppers én liefhebbers van softijs. Op sommige plekken kon je een horentje krijgen met maar liefst vijf verschillende smaken. Dat mega-ijsje moest je dan wel aan een sneltempo oplikken, want met deze temperaturen had je al snel milkshake.
Gelukkig waren de restaurants vrij authentiek en was er tussen de souvenirs nog een échte viswinkel te vinden . Het Kitaichi Museum voor Venetiaanse kunst lieten we toch maar voor wat het was. We zullen we eens een keertje in Venetië geraken, zeker? ‘s Middags aten we in één van de restaurants in de buurt een heerlijke rijstbowl met verse rauwe vis en viseieren. Tijdens het boottochtje had de gids ons verteld dat er in de haven zelf gevist werd, omdat het water daar zo proper is. Dit is heel uitzonderlijk, want meestal is het water in havens zo vervuild dat geen enkele vis zich daarin wenst op te houden. Wie weet aten we wel een stukje krab in de haven zelf gevangen.
We liepen wat winkels in en uit, maar het was allemaal wat te commercieel voor ons. Gelukkig was er Kitaichi Hall, een prachtige, volledig houten zaal die enkel door 167 olielampen verlicht werd. Die geur als je de ruimte binnenkwam, een heel aparte ervaring. Bij zo’n stijlvol etablissement hoort een glaasje wijn, dacht ik. Big mistake, of course. De wijn was echt niet te drinken, nog slechter dan al de voorgaande glazen die we geproefd hadden. Hij was zo slecht dat ik gewoon de helft heb laten staan. Zonde, want goedkoop is Japanse wijn niet.
Na onze drankpauze bekeken we de rest van de wijk. Veel tijd hadden we daarvoor niet nodig, aangezien we alle winkels oversloegen. Op de kaart van Otaru werd melding gemaakt van een cruise naar een ander gedeelte van de stad aan de overkant van de baai. Dat leek ons wel wat, dus op goed geluk liepen we naar het startpunt van de cruise. En geluk hadden we, want de allerlaatste boot vertrok om 16.00 en het was exact 15.57 toen we bij de kassa aankwamen. We kochten een ticketje heen en terug naar Shukutsu.
Eens aan boord vertrok ons bootje met een rotvaart terwijl we achternagezeten werden door een troep luid krijsende meeuwen. Aan boord kon je namelijk voeder voor de meeuwen kopen en dat wisten die beestjes maar al te goed. Aangezien ik meeuwen associeer met overlast, kocht ik zelf geen zakje voer, maar ik kreeg wel een beetje voer aangereikt van een vriendelijke Japanner, dat prompt door een meeuw uit mijn hand geplukt werd. Eén van de kleine kindjes aan boord vond het maar niks en zette dan ook haar keel open om nog luider dan de meeuwen te krijsen.
In een zucht waren we aan het andere einde van de baai. Daar stopten we voor vijf minuutjes om wat mensen te laten uitstappen en vervolgens aan een rotvaart terug te keren met alweer een troep meeuwen in ons kielzog. De dag was alvast een succes voor mij, niet één, maar twee boottochtjes. En het laatste tochtje was een echte brok adrenaline geweest, zonder dat we ook maar één seconde uitleg over reddingsvesten hadden gekregen.
Naast bootjes ben ik ook dol op Ropeways en toevallig hadden ze een Ropeway in Otaru. Een bustochtje later zaten we op de Tenguyama Ropeway. We waren net op tijd boven op de berg voor de zonsondergang. Alweer een perfecte timing . We genoten van het kleurenspel van de ondergaande zon terwijl aan onze voeten de lichtjes één voor één aangingen en de grens tussen water en lucht vervaagde. Eén van de top drie uitzichten in Hokkaido, had de gids in het eerste bootje ons gezegd en de Michelingids kende aan dit uitzicht één ster toe. Alleen jammer dat de temperatuur op de berg pijlsnel zakte eens de zon onder was. De allereerste keer kippenvel van deze vakantie was een feit. We namen nog snel wat fotootjes van de Hananade Tengu, een trol met een lange rode neus, en raakten zijn neus aan voor geluk. Daarna namen we de Ropeway naar beneden, want ons nieuw gevonden geluk hield de muggen niet op afstand.
We moesten nog inchecken dus gingen we terug naar het hotel. Omdat we niet veel zin hadden om nog ver te lopen, aten we in de buurt van ons hotel (hoe origineel). We kozen voor iets typisch Japans: kaasfondue! I kid you not, in Hokkaido maken ze lekkere kazen. Tijdens onze fietstocht in Furano stond normaalgezien nog een bezoek aan een cheese factory op het programma, maar de factory in kwestie was al dicht toen wij er arriveerden. Op deze manier maakten we dit gemis een beetje goed.
We hadden echt een communicatieprobleem met de ober die onze bestelling kwam opnemen. Het was de allereerste keer sinds onze aankomst in Japan dat we het gevoel hadden helemaal niet te begrijpen wat hij wilde zeggen en omgekeerd helemaal niet begrepen te worden. De ober haalde dan ook allerlei mooie volzinnen en moeilijke beleefdheidsconstructies boven, in plaats van korte, eenvoudige zinnetjes te gebruiken, zodat we konden verstaan waar het over ging. Enfin, het lukte om de kaasfondue te bestellen, maar wat op de kaart als een portie voor twee personen gepresenteerd werd, viel toch echt aan de kleine kant uit. De gesmolten kaas werd in een uitgehold brood geserveerd met een veel te kleine portie verse groentjes. Echt heel lekker, maar te weinig. Omdat het etablissement zichzelf een wijnbar noemde, besloten we het er nogmaals op te wagen: we bestelden een karaf rode Tazaki Zwiegelt Rebe. De eerste indruk was een beetje zurig, maar de afdronk viel mee en de wijn smaakte lekker bij de kaas. Een bescheiden succes.
Omdat ik na de fondue nog ruimte over had bestelde ik pannenkoekjes met ijs, chocoladesaus en fruit. Ongelooflijk maar waar, mijn pannenkoekje was een exacte kopie van de foto die op de kaart stond. Zelfs de manier waarop de chocoladesaus gedresseerd was, was precies gelijk. Creepy!
En daarmee zat deze dag er ook alweer op en kwam het einde van de vakantie akelig dichtbij.