Zat ik op dit moment in een ziekenhuis in Hasselt. Te luisteren naar een doktersassistente die duidelijk niet wist waar ze het over had. Enkele uren voordien had ik telefoon van thuis gekregen. Er was iets ernstigs gebeurd met mijn moeder. Ze had plots hoofdpijn gekregen en was bewusteloos geraakt. De dag erna had ik examen, het laatste van de reeks. Ik mailde naar de ombuds dat ik het examen niet kon meedoen en mijn vriend en ik reden zo snel wel konden naar Limburg.
Het gevoel van ontreddering toen mijn moeder op een brancard voorbij gereden werd. Ze was nog even bij bewustzijn geweest, nu lag ze in coma. Ik luisterde naar de assistente die wat onzin over een epilepsieaanval uitkraamde. En ik dacht: een hersenbloeding. Mijn voorgevoel bleek juist te zijn. Na maar liefst twee foute diagnoses kwam de medische wereld dan toch tot de conclusie dat mijn moeder een hersenbloeding gehad had. Waarschijnlijk vlakbij de hersenstam. Op de foto’s was het niet goed zichtbaar.
Vier dagen heeft ze in coma gelegen. Daarna werd ze wakker. Ze herkende ons, kon een beetje praten, zelfs lezen lukte nog. We hoopten op het beste. Dachten aan een lange revalidatie. Die revalidatie heeft ze doorlopen: ze leerde weer lopen en min of meer zelfstandig eten, maar haar geest was gekraakt. Ze ging achteruit. Herkende ons niet meer, dacht dat ze terug een klein meisje was. Vermagerde zienderogen tot er alleen nog maar vel en botten over waren. Ze gaf het op.
Ze woont nu thuis. Vreemde mensen komen haar ‘s ochtends wassen, helpen haar naar het toilet te gaan. Ze spreekt niet meer en herkent ons zelden. Haar leven speelt zich af tussen de vier muren van haar huis, het huis waar ik geboren ben. Er komen vreemde mensen kuisen en koken. Zij zit in de zetel, kijkt tv. Krijgt een woedeaanval en gilt de hele buurt bijeen. Ze zit vol medicijnen: bloedverdunners, spierverslappers, antidepressiva om de woedeaanvallen te bedaren. Zo’n leven moet een hel zijn. Ik kan mij niets ergers voorstellen op deze wereld.
Zes jaar geleden knapte er ergens een bloedvat in haar hersenen. Ze had één kans op drie om te sterven, één kans op drie om verlamd te zijn, één kans op drie om in de huidige toestand achter te blijven. Mijn moeder heeft nooit veel geluk gehad.