De Bloomfield Track is een weg die door het regenwoud loopt en die enkele toegankelijk is voor voertuigen met vierwielaandrijving. De mooie, helaas ecologisch onverantwoorde, weg leidde ons recht het regenwoud in. Ons busje stopte aan Emmagen Creek, waar het bepaald druk was. We waren niet de enige 4WD op zoek naar een mooi plekje om te zwemmen. Terwijl mijn medereizigers en ik wat verkoeling zochten in het heldere water, sneed onze gids voor ons enkele tropische vruchten.Na de zwempartij kon er naar hartelust geproefd worden van al dat tropische lekkers. “You’re on holiday, mate, try something different,” aldus de gids. Zoiets moet je geen twee keer tegen mij zeggen. 😉 Ik proefde vruchten die ik nog nooit geproefd had: zoete banaan, sterappel, cactusvrucht en een vrucht die nog het meest te vergelijken valt met smaakloze zwarte pudding. Daarnaast waren er exotische vruchten die je ook bij ons in de winkels vindt: ananas, papaya en lychee. De gids drukte ons op het hart om vooral geen zaden op de grond te laten vallen. Deze vruchten zijn niet inheems, maar zouden zich best op hun gemak voelen in het tropische klimaat van het regenwoud.
Voor de liefhebbers was er een kopje traditional billy tea. Billy tea wordt gemaakt in een groot conserverenblik waarin de pioneers vroeger vlees bewaarden. Je kookt het water in het blik, doet er wat echte Australische theeblaadjes bij en dan wordt het blik aan het hengsel rondgezwierd, handig gebruik makend van de middelpuntvliedende krachten. Hoewel ik wel thee drink, ben ik geen echte liefhebber, ik beperkte mij ertoe even te nippen aan het kopje van mijn vriend. Veel te warm voor thee.
Na de thee maakten we rechtsomkeer en reden we terug richting Cairns. Onderweg stopten we aan Cape Tribulation Beach: een strand zo mooi dat het wel gephotoshopt leek. Wit blinkend zand, helderblauw water en het groen van het regenwoud dat tot aan het strand reikte. Cape Tribulation kreeg zijn naam van de beroemde captain Cook die hier niet ver vandaan met zijn schip de Endeavour vastliep op het Great Barrier Reef. Het schip liep zware averij op en om los te komen van het reef moest hij kanonnen en zijn reserve-anker overboord gooien. Omdat hij zoveel problemen op deze plek had, noemde hij de kaap “Cape Tribulation”. Men heeft nog niet zo lang geleden het materiaal dat Cook overboord gooide, teruggevonden. Een deel daarvan valt te bewonderen in het maritiem museum in Sydney.
Het strand is nog op een andere manier bijzonder. Op deze plek komen twee werelderfgoed ecosystemen bij elkaar: het rainforest en het Great Barrier Reef. Helaas was het mooie blauwe zeewater verboden terrein voor ons. Heel de kustlijn was op dit moment vergeven van de kwallen (stingers). En een beet van zo’n onaardig beestje kan in het slechtste geval tot de dood leiden. Geen leuke manier om een vakantie te beëindigen. Aan de kwallenbeten ontsnapte ik, helaas was er een vieze vlieg die vond dat ik er wel smakelijk uitzag en verliet ik het mooie strand toch niet ongeschonden.
Terug het busje in. Even later maakten we een snelle stop een heel bijzonder insect te bekijken: het peppermint stick insect. Een felgroen beestje dat wanneer er gevaar dreigde een bijtend goedje verspreidde dat de geur van pepermunt had. Heel grappig om te zien, al denk ik dat hij ons bezoek minder op prijs stelde, want natuurlijk wilde de gids even demonstreren dat het beestje werkelijk aan biologische oorlogsvoering kon doen.
Hét grappigste moment van de dag viel even later in het busje voor. Op de heenweg waren we twee kunstig bewerkte verkeersborden tegengekomen. Een bord dat waarschuwde voor overstekende Cassowary’s en een bord dat waarschuwde voor bulten in de weg. Het bultenbord was zo bewerkt door een onbekende kunstenaar dat het nu een dode Cassowary voorstelde. De kunstenaar had erbij geschreven: voor en na. De Duitser die met onze groep meereisde had de kans gemist om van dit bord een foto te maken en wilde er toch graag eentje van hebben. Zijn manier om dit te bewerkstelligen: een foto nemen van het schermpje van het fototoestel van een Engels koppel dat deze foto wel had. Gelukkig was de meneer van het koppel zo wijs om te suggereren dat hij de foto in kwestie wel zou opsturen. Mijn vriend en ik moesten serieus op onze tanden bijten. 😉
Laatste stop van de dag: een ijsfabriek waar ze allerlei exotische smaken aanboden. Elke dag kon je er andere smaken proeven. Natuurlijk was het niet moeilijk om mij te overhalen zo’n coupe met vier bolletjes te proberen. Jammer genoeg viel het ijs tegen. De ijskristallen waren veel te groot en ik denk dat het al wat ontdooid was en daarna terug ingevroren werd. Niet zo lekker. Ik had beter het voorbeeld van mijn vriend gevolgd, die een zoete banaan met chocolade had gekozen.
Op de terugweg vertelde onze gids dat het verhaal over hoe de kangoeroe aan zijn naam kwam, een mythe blijkt te zijn. Er is wel degelijk een walabi die een op “kangoeroe” gelijkende naam heeft in de taal van de aboriginals. Spijtig, het “ik begrijp niet wat je bedoelt”-verhaal is veel grappiger.
We namen de ferry over Daintree River en dat was het laatste wapenfeit van de dag. De gids zette een muziekje op en ik dommelde weg in het busje met vierwielaandrijving. Het was een enorm interessante uitstap. We hadden een zeer goede gids die ons enorm veel heeft bijgeleerd en het toch allemaal luchtig wist te houden. Chapeau.
Terug in het hotel namen we snel een douche en trokken we naar het centrum van Cairns voor een Indisch avondmaal bestaande uit chicken saag en chicken kasai in de Spicy Bite. Bij het eten dronken we een mango lassi, mijn favoriete Indische drankje.
We sloten de avond af met (o originaliteit) cocktails in het hotel. Ik dronk een heel lekkere cocktail: vanille spice heette hij en omdat ik hem zo lekker vond, heb ik de ingrediënten genoteerd om hem zelf eens te maken: drambuie, absolut vanilla vodka, cranberry juice en fresh vanilla bean.