Dinsdag 23 juni: Art Institute of Chicago en boottocht op het meer

Tijd voor een beetje kunst. Het Art Institute of Chicago is zowat het Louvre van Chicago. Een machtig mooi museum met een indrukwekkende kunstcollectie. We beperkten ons tot de onderdelen die we werkelijk wilden zien: de Aziatische kunstcollectie, de Indische kunstcollectie, de Afrikaanse en Amerikaanse (Azteken, Maya’s, Indianen) collectie, de impressionisten en de surrealisten. Ik was werkelijk overdonderd. Prachtig museum met een schitterende nieuwe vleugel waarin de moderne kunst is ondergebracht. Alleen jammer van de koelkasttemperatuur binnen. Met wat er jaarlijks uitgespaard kan worden aan aircokosten, kan het museum waarschijnlijk een mooi kunstwerk aankopen.

Ik kan hier wat lyrisch doen over de magnifieke kunst, maar ik stel voor dat jullie zelf eens gaan kijken als jullie in Chicago zijn. Een kleine bloemlezing van de artiesten waarvan er werk uitgestald staat: Cézanne, Magritte, Degas, Toulouse-Lautrec, Moore, Picasso, Mondriaan, Van Gogh, Delvaux,… Hoogtepunt was voor mij de Japanse kunst. Schitterend. Grappig: op de gevel van het Art Institute staat een genante typfout: Michael Angelo ipv Michelangelo. Lunchen deden we in het museum en weer was het eten lekker, niet duur en gezond.

Na het museumbezoek kochten we ons eerste souvenir in Amerika: een supercute Acer Netbook. Het ding waarop ik momenteel mijn verslag zit te typen. Klein, handig en very handsome. De aankoop was een noodzaak, want de laptop die we mee hadden, begon onvoorspelbaar gedrag te vertonen en dat is nooit een goed teken.

Voor onze avondmaaltijd keerden we, weinig origineel, terug naar de Big Bowl. Het smaakte des te meer.

‘s Avonds hadden we een twee uur durende cruise at sunset geboekt. Mijn vriend en ik zijn een grote liefhebber van cruises. 😉 Jammer genoeg verdween met de zon ook de warmte. Overdekt met kippenvel keek ik naar het prachtige schouwspel van de door de laatste zonnestralen verlichte skyline. De lucht verkleurde naar allerlei pasteltinten en het was werkelijk romantisch geweest, ware het niet voor de bende luidruchtige Brazilianen die de drankvoorraad van de boot aan het opmaken waren.

Terwijl de lichten van de skyscrapers één voor één aangingen, voer onze boot langs de kust van het meer. We zagen de jachthaven, het Field museum en de mooi verlichte fontein in Grant Park. Nadat de zon haar laatste stralen verdwenen waren, voeren we opnieuw de Chicago River op. We kregen nog een korte nachtelijke architecturale rondvaart (interessanter dan de architecturale wandeling, vond ik persoonlijk) en de avond zat er alweer op.

Time flies when you’re having fun.

Maandag 22 juni: Museum of Science and Industry en de universitaire campus

Maandagochtend maakten we voor het eerst echt kennis met de Amerikaanse ontbijtgewoonten. Het concept brood is in Amerika onbekend. Dat verklaarde meteen waarom vriendin L in Baton Rouge haar eigen brood bakte. Als ontbijt konden we kiezen uit donuts, waffles, cornflakes, te zoete yoghurt, muffins en ondefinieerbare maar veel te zoete gebakjes. Gezond ontbijten? Vergeet het maar.

Ik nam iets wat leek op een pistolet en at er een hardgekookt eitje bij. De neppistolet was echer niet te vreten. De vriendelijke mevrouw aan het tafeltje langs ons zag mijn walging en wees me erop dat de neppistolet eerst geroosterd diende te worden. Aha! Na een behandeling door de broodrooster, smaakt het rare broodje al veel beter. Eén ding was zeker: we zouden ons beslist niet overeten aan het ontbijt.

Vandaag stond er een bezoek aan het Museum of Science and Industry op het programma, niet ver van de Chicago University Campus waar H werkt. Eer we goed en wel voorzien waren van een driedagenpas voor het openbaar vervoer en de juiste bus gevonden hadden, was het al elf uur. We betaalden de hoge inkomprijs (20 dollar, een bezoek aan de U-505 inbegrepen) en trokken dadelijk naar de afdeling waar de duikboot stond.

De U-505 is de enige Duitse duikboot die in handen van de geallieerden is gevallen. De operatie die voorafging aan het gevangen nemen van de duikboot werd uitvoerig uit de doeken gedaan, voorzien van de nodige heroïsche muziek om het uitzonderlijke van deze vangst te onderstrepen. Aan boord van de U-505 bevond zich de beroemde Enigma-machine die het mogelijk maakte om de geheime codes van de Duitsers te kraken.

Natuurlijk was deze vangst bijzonder, maar dat neemt niet weg dat er een hele hoop geluk mee gepaard ging. Geluk dat niet alle springladingen aan boord ontstoken waren, geluk dat het luik waarlangs het water binnenstroomde snel gedicht werd, geluk dat er geen boobytraps waren. De duikboot is nu het pronkstuk van het museum. Als je er vlak naast staat is het een overweldigend gevaarte. Een knap staaltje van ingenieurstechnieken. Jammer dat het hoofddoel van zo’n prachtig toestel het zaaien van dood en vernieling was.

Om kwart na twaalf kregen we een rondleiding in de U-boot, iets waar we 7 dollar extra voor betaald hadden. De rondleiding duurde welgeteld een kwartier en was teleurstellend. Er stond nergens uitleg bij de toestellen en we moesten veel te snel van de ene ruimte naar de andere. Bovendien was het verboden om foto’s te nemen. De reden? Blijkbaar waren er vorig jaar wat foto’s van het interieur van de duikboot op eBay verschenen en had de directeur het nemen van foto’s dan maar volledig verboden. Absurd. De duiding van de gids beperkte zich tot het ons wijzen op de geluids- en lichteffecten. “Hoor, zo klonk het dalen van een duikboot.” (Nuja, ik overdrijf een beetje.)

Na de duikboot verkenden we de rest van het museum. Het museum is gigantisch groot, dus moesten we ons beperken. De afspraak die we met vriend H gemaakt hadden om samen te luchen op de campus moesten we noodgedwongen annuleren.

We zagen onder andere de Apollo 8 commandomodule en een replica van de originele maanlander, oude treinen, vliegtuigen, een modelbouw Chicago met speelgoedtreintjes, pas uit het ei gekropen kuikentjes, een replica van het eerst vliegtuigje van de gebroeders Wright en nog veel meer. Heel erg jammer dat je bovenop de inkom nog eens extra moest betalen om bepaalde onderdelen van het museum te zien. Zo gingen de flight simulator en het milieuvriendelijke huis aan ons voorbij.

Eten deden we in het museum zelf en dat viel verrassend goed mee. Het eten was verzorgd, goedkoop en zelfs gezond. Ik had rosbief met gegrilde groenten en cornbread, zonder saus. En ik kreeg echt een heel grote portie groenten: asperges en courgettes. Het smaakte mij. Een goeie tip voor mensen die gezond eten op hun bord willen krijgen: probeer het eens in een museumrestaurant.

Rond een uur of drie vonden we het welletjes en trokken we naar Hyde park waar de campus van Chicago University gevestigd is. De gebouwen van Chicago University doen enorm Engels aan. Je waant je op de campus van een eerbiedwaardige oude Engelse universiteit. Je merkt dat het fake is, maar het stoort niet. De campus is mooi, groen en rustig. Extra rustig waarschijnlijk omdat de studenten hun examens afgelopen waren en ze de campus verlaten hadden.

We bezochten Rockefeller chapel, de Breasted Hall (geen idee waar de naam vandaan komt), de plaatselijke Alma (die als decor voor een Harry Potter film had kunnen dienen) en bekeken Robie House, een bekend huis in de prairiestijl van Frank Lloyd Wright en het standbeeld van Henry Moore dat op de plaats van de eerste gecontroleerde nucleaire reactie stond. De geruchten doen de ronde dat de grond onder het monument nog steeds radioactief is.

Als avondmaaltijd aten we een Subway-broodje onderweg naar de Navy Pier. De Navy Pier dankt zijn naam aan het feit dat de Navy er haar recruten oefende tijdens WOII. Nu vind je er een pretpark, cafés, restaurants, winkels en kraampjes allerhande. Op weg naar de pier had ik een heel interessante discussie met vriend H over het Amerikaanse strafrecht en de dunne lijn tussen een thought-crime en het veruitwendigen van de intentie om een misdaad te plegen.

We besloten iets te drinken op de pier. Enja, ik trapte weer met open ogen in de cocktailval. Ik bestelde een margarita on the rocks, want wat kan je nu misdoen bij het maken van een margarita. Veel dus. Eén van de ingrediënten van een margarita is citroensap. Met als gevolg dat een margarita zuur smaakt. De margarita (in een plastic bekertje, boehoe) die ik voorgeschoteld kreeg, smaakte allesbehalve zuur. Vaag leek het wel op een margarita, maar dan een mislukte. Wat zeggen ze ook alweer van die ezel?

Mijn cocktail was halfweg toen we het gezelschap kregen van een collega van vriend H en zijn verloofde. Ik deed mijn beklag over de cocktails en ze beloofden me tips te geven waar je er betere kon krijgen. We hadden een gezellige babbel en namen afscheid toen het bedtijd was.

Zondag 21 juni: Aankomst in Chicago

Na een vlucht van een dikke twee uur, kwamen we aan op de luchthaven van Chicago. Nadat we onze bagage van de band genomen hadden, was het wachten op vriend H, die ons zou komen ophalen aan de luchthaven. Hij bleek echter nergens te bekennen en reageerde niet op de sms-berichtjes die we stuurden. Daar stonden we dan. Verloren op de luchthaven. Gelukkig bleek H slechts wat vertraging te hebben door problemen met de treinen en verscheen hij na een kwartiertje wachten.

Van de luchthaven naar ons hotel bleek het nog een flink eindje. We namen een shuttle naar het hotel, dropten onze bagage af en waren klaar om de stad te verkennen. Omdat een stad verkennen op een lege maag niet zo’n goed idee is, stopten we bij the Big Bowl in East Ohio Street voor een overheerlijke Thaise curry vergezeld van een sangria, nuja, wat ze in Amerika sangria noemen: iets superzoet wat best drinkbaar was. Als u sangria en Thaise curry een rare combinatie vind, wel, ik ook. 😉

In downtown Chicago keken we onze ogen uit. We spiegelden ons in de beroemde “bean” en stonden met onze voeten in het water van de Crown Fountain, een bijzondere fontein waarop met behulp van LED’s gezichten van inwoners van Chicago geprojecteerd worden. Om het kwartier vormt de mond van de inwoners een O en komt er een straal water uit, waardoor het lijkt alsof de projectie spuwt op de spelende kinderen. Heel grappig en geweldig om in te spelen bij warm weer.

Om drie uur had vriend H een architecturale rondleiding door Chicago gereserveerd. De volgende twee uur werden we overspoeld door technische architectuurtermen zoals masonry load-bearing constructies, set-back skyscrapers en staalconstructies. We zagen de ene na de andere voormalige hoogste wolkenkrabber van de wereld. Chicago wordt beschouwd als de geboorteplaats van de wolkenkrabber. Na de grote brand van 1871, schoot er niet veel meer over van Chicago en kwam er plaats vrij om te experimenteren met nieuwe bouwmethodes. Aangezien iedereen op hetzelfde beperkte stukje grond wilde bouwen, was de keuze om de lucht in te bouwen snel gemaakt.

Tijdens de rondleiding kregen we verschillende schitterende lobby’s van gebouwen te zien. Als toerist zou je op je eentje er nooit bij komen om zomaar een gebouw binnen te stappen. Terwijl alle lobby’s wel degelijk vrij toegankelijk zijn. De mevrouw die de rondleiding gaf, hield er flink de pas in, waardoor ik soms serieus moest bijbenen om bij de groep te blijven. Ik neem namelijk af en toe graag een fotootje van al die architecturale schoonheid.

Ik vond de rondleiding interessant, maar te fel gefocust op de verschillende bouwtechnieken. Ik had graag ook wat meer van de geschiedenis vernomen. Maar het blijft grappig om Amerikanen Franse termen als art déco en art nouveau te horen uitspreken. Deed me denken aan onze gids in New Orleans wiens Frans ook van een sappig accent voorzien was.

Na de rondleiding trokken we naar de Hancock skyscraper om een drankje te drinken en te genieten van het uitzicht op de 94ste verdieping. Het had wel iets, met een glaasje (peperdure) champagne in de hand neerkijken op de stad. Hancock building is het vierde hoogste gebouw in Chicago met een prachtig uitzicht op het meer, de stranden en de stad zelf. Een goed voorstel van vriend H om hier iets te gaan drinken. Als toeristen zouden we waarschijnlijk rechtstreeks naar het observatory gegaan zijn, waarvan de inkomprijs evenveel bedroeg als ons drankje en het uitzicht even overweldigend zou geweest zijn.

‘s Avonds aten we iets in de buurt van ons hotel en kropen we vroeg onder de veren. Het was een vermoeiende dag geweest.

Zondag 21 juni: Het taxivoorval

Het begin van de zomer, ons afscheid van New Orleans. Het was een toffe tweedaagse, maar de hitte zal ik niet meteen missen.

Wat begon als een rustige ochtend, dreigde echter op een dramatische manier te ontsporen. Mijn vriend en ik waren in alle vroegte opgestaan, want onze vlucht naar Chicago vertrok om 7.55u en voor een binnenlandse vlucht moet je toch een uur op voorhand op de luchthaven zijn. We hadden niet bepaald zin om weer naar de gate te moeten spurten.

We waren duse mooi op tijd aan de balie om uit te checken. Er waren echter wat problemen met het computersysteem óf de bediende die aan de receptie stond, kon er niet veel van. Het uitchecken van de persoon voor ons duurde hemeltergend lang en we zagen de minuten tot het tijdstip waarop onze taxi ons kwam ophalen, langzaam wegtikken. Vandaar dat ik voorstelde om even naar buiten te gaan om te kijken of er al een taxi stond en die dan op de hoogte te brengen van onze vertraging. Ondertussen bleef mijn vriend aan de balie wachten.

En inderdaad, er stond buiten al een taxi. De chauffeur stapte uit toen hij mij zag en mompelde iets wat op ons kamernummer leek. Hij nam meteen mijn koffer van me over en stopte deze in de taxi voordat ik daar goed en wel toestemming tot gegeven had. Iets waar ik niet zo heel blij mee was, maar goed, het leek een officiële taxi te zijn. Hij ging zelfs mee naar binnen om de koffer van mijn vriend op te halen. De persoon aan de balie leek de chauffeur te kennen, dus dat nam mijn ongerustheid wat weg. Ik zei de chauffeur dat we wat vertraging hadden opgelopen doordat we nog niet uitgecheckt waren. Hij zei dat dat geen probleem was. En toch had ik ergens een gevoel dat er iets niet goed zat. Ik hield buiten op de stoep de taxi met daarin bijna al onze bagage erg goed in het oog, terwijl de chauffeur wachtte tot mijn vriend de financiële kant van ons verblijf had geregeld.

Op een zeker moment stapte de chauffeur opnieuw uit, blijkbaar om te kijken waar mijn vriend bleef en wat toen gebeurde, is echt te gek voor woorden. Mijn vriend was net met de laatste formaliteiten bezig (de baliebediende was nog steeds aan het knoeien), toen er opeens een tweede taxichauffeur opdook. Die ook ons kamernummer kende. Verwarring alom. Twee taxichauffeurs, welke was de juiste?

De tweede taxichauffeur was exact op het tijdstip van de afspraak gearriveerd en leek erg boos op de eerste taxichauffeur. Taxichauffeur nummer 1 scheen zich echter niet al te veel aan te trekken van zijn collega en gebaarde ons in te stappen. Wij wilden echter niet meer met taxichauffeur nummer 1 meerijden, maar probleem, al onze bagage zat nog in de koffer van de wagen en taxichauffeur nummer 1 weigerde die open te doen. Als het al niet zo warm was, zou het zweet mij toen zeker uitgebroken zijn.

Taxichauffeur nummer 2 nam toen het heft in handen en opende de koffer van taxi nummer 1 door aan een hendeltje aan de kant van de chauffeur te trekken. Mijn vriend en ik namen snel onze bagage uit de wagen en drie tellen later lagen ze in de koffer van taxi nummer 2. Dit was duidelijk niet naar de zin van taxichauffeur nummer 1 die begon te roepen wie er zijn koffer had geopend en dat dat toch zomaar niet kon.

Taxichauffeur nummer 2 schoot daarop in een Franse colère zoals ik nog nooit heb meegemaakt. Een scheldtirade waarin woorden zoals “bitch, motherfucker, motherfucking bitch” en nog meer fraais uit zijn mond vloeiden. Het leek een stuk dialoog recht uit een gangstermovie. Mijn vriend en ik waren met stomheid geslagen. Maar het bleef niet bij verbale agressie: taxichauffeur nummer 2 dreigde met een stuk gereedschap nummer 1 op zijn bakkes te slaan. De tussenkomst van mijn vriend en ik in dit alles beperkte zich tot “Sir, sir, don’t do it. Please step back in the car.” Wat chauffeur nummer 2 na enkele seconden gelukkig ook deed.

Zijn boze bui smolt als sneeuw voor de zon en hij schakelde meteen over op een gezapig conversatietoontje. Ik was zo geshockeerd dat ik even moest bijkomen. Stel je voor dat die mannen elkaar werkelijk te lijf gegaan waren.

Onze taxichauffeur legde uit dat dit een veel voorkomende praktijk was. Taxichauffeurs die voor zichzelf werken, proberen klanten van andere chauffeurs die voor maatschappijen werken af te pakken door de bediende aan de balie wat geld toe te stoppen. Zo weten ze welk kamernummer er op welk uur een taxi besteld heeft. Ze zorgen dat ze een kwartier voor het tijdstip van afspraak ter plekke zijn en pikken de klant onder de neus van de werkelijk bestelde taxi uit. Bovendien rekenen ze het smeergeld dat ze aan de bediende gaven om het kamernummer te verklappen bij de prijs voor de rit naar de luchthaven.

Meteen begrepen mijn vriend en ik de woede van chauffeur nummer 2. Al was ik behoorlijk opgelucht toen we veilig en wel op de luchthaven stonden.

Zaterdag 20 juni: Kerkhoven en stoomboten

We begonnen de dag met een snel ontbijt ergens op een binnenpleintje aan Royal Street. We hadden energie nodig, want die ochtend stond er een wandeling van twee uur in de hitte op het programma. Toen we iets voor tien op de plek van de afspraak met de gids aankwamen, bleek dat wij de enige toeristen waren die gereserveerd hadden voor de wandeling. Leuk, een privé-rondleiding.

Samen met de gids wandelden we naar cemetery #1. Onderweg vertelde hij uitgebreid over de verschillende bouwstijlen. Zo kwamen we te weten wat een shotgun house en een garçonnière zijn. En kregen we veel tips over leuke eetgelegenheden. We vroegen ons in stilte af hoe het mogelijk was dat wij, met zoveel leuke en goede restaurantjes binnen bereik, er gisterenavond toch in geslaagd waren een slecht restaurant te treffen.

Het oudste kerkhof van New Orleans lag te blaken in de hitte die weerkaatste van de witte graven. De gids vertelde over de begrafenisrituelen. De doden werden bovengronds begraven omdat het grondwaterpeil te hoog was. De lijken liggen in graven die de vorm van bakovens (fours) hebben en dat mag je letterlijk nemen, want de temperatuur kan hoog oplopen in die graven. Na een jaar en één dag werden de graven opnieuw geopend en werden de overblijfselen achteraan in het graf geduwd, zodat er plaats was voor een nieuw lijk.

Sommige grotere graftombes behoorden toe aan verenigingen. Als je lid werd van de vereniging en minstens naar een aantal begrafenissen per jaar ging, had je het recht om in de mooie graftombe begraven te worden. Ook hier werden de grafkisten na een jaar en één dag geopend om plaats te maken voor nieuwe overledenen. De overblijfselen werden dan in een kolom in het midden van de graftombe geduwd of onderaan in een soort ondiepe kelder gelegd.

De graven waren vroeger trouwens veel kleurrijker dan nu. Bij ons bezoek overheerste wit op het kerkhof, maar vroeger had elk graf een eigen kleur. We zagen ook de graftombe van Marie Laveau, een bekende voodoo-queen. Al is er onzekerheid over de echte begraafplaats van Marie Laveau, het graf stond vol met markeringen in de vorm van drie kruisjes. De mensen die de kruisjes op het graf achterlaten, geloven dat Marie Laveau een wens van hen zal vervullen.

Na de wandeling aten we in de Old Coffee Pot bistro, een oude en gezellige eetgelegenheid waar ik de beste gumbo tot nu toe gegeten heb. Ik dronk er ook mijn eerste Hurricane, een bekende cocktail uit New Orleans. In tegenstelling tot de andere cocktails die we al gedronken hadden, was deze cocktail op basis van rum behoorlijk straf spul. Je werd er meteen vrolijk van. 😉

In de namiddag namen we de beroemde streetcar (een oud trammetje dat nostalgie uitademt) naar the Garden District. In the Garden District staan kasten van villa’s die voor hun bouwstijl de mosterd gehaald hebben bij uiteenlopende architectuurstromingen. De villa’s werden oorspronkelijk bewoond door rijke Amerikanen die niet in the French Quarter tussen de Creolen en Fransen wilden wonen.

Na ons ritje met de streetcar wilden we naar Mardi Gras World. In onze reisgids stond dat deze attractie, geheel en al gewijd aan hét feest van het jaar, Mardi Gras, zich in Algiers bevond. Helaas bleek, na een ritje met de ferry naar de andere kant van de Mississippi, dat reisgidsen niet altijd de waarheid in pacht hebben. Mardi Gras World was onlangs verhuisd. We hadden ons deze nutteloze tocht kunnen besparen door op voorhand de website te raadplegen. ‘t Internet, ‘t is toch een mooie uitvinding.

‘s Avonds hadden mijn vriend en ik een cruise geboekt op de Steamboat Natchez, het enige nog opererende stoomschip op de Mississippi River. Tijdens de boottocht genoten we van een lekker buffet en het prachtige uitzicht op de oevers van de Mississippi. We wierpen ook een blik op de motoren van het schip, maar lang bleven we daar niet plakken, wegens veel te warm. De tocht was door de koele bries zeer aangenaam.We bewonderden de zonsondergang en de skyline van New Orleans terwijl de lichtjes één voor één aangingen.

Je kan zeggen van Amerikanen wat je wil, maar ze zijn wel vlot in de omgang. Een Amerikaan knoopt gemakkelijk een praatje aan met een wildvreemde. Talloze keren werden we al gevraag waar we vandaan kwamen. Wanneer we dan “Belgium” antwoordden, zag je sommige mensen verward kijken. Duidelijk nog niet gehoord van ons kleine landje. 😉

Nadeel is dat sommige Amerikanen wat té familiair zijn. Zoals de dame op leeftijd met het witte leeuwenkapsel. Ze vertrouwde ons toe dat ze samen met haar echtgenoot hun 19th anniversary aan het vieren waren. Dit had ze duidelijk gedaan met veel te veel cocktails, want we konden nog amper verstaan wat ze zei. Ze stond erop een foto van mij en mijn vriend te nemen. Wat ik, aarzelend, toestond, maar niet zonder de band van het toestel rond haar hals gehangen te hebben. Ze zou ons toestel maar eens laten vallen.

Het kostte ongeveer een kwartier voordat ze door had hoe ze het toestel moest bedienen en de foto’s trokken op niet veel. Ik kreeg vervolgens een dikke knuffel en wat zoenen van haar. Het leek alsof we elkaar al jaren kenden en we de beste vriendinnen waren. Openheid en vriendelijkheid, al wat je wil, maar dit was voor mij toch een brug te ver. Na deze kennismaking zijn mijn vriend en ik discreet op een andere plaats gaan staan. 😉

Vrijdag 19 juni: Goodbye Baton Rouge, hello New Orleans

Afscheidsdag. Voor de laatste keer samen ontbeten met K en L en de drie kindjes. Hopen knuffels en zoenen later, vertrokken we richting New Orleans, de volgende etappe op onze reis. Vriend K was zo vriendelijk om ons met zijn wagen naar het hotel in New Orleans te brengen. Onderweg hadden we een zeer vurige discussie over geloof en de plaats van de vrouw in de maatschappij. Twee thema’s waarover ik nogal uitgesproken ideeën heb. De discussie was bijgevolg bijzonder geanimeerd. K weet perfect wat hij moet zeggen om mij op mijn paard te krijgen. 😉

Het St. James hotel dat we geboekt hadden terwijl we bij K en L logeerden, bleek een voltreffer te zijn. Vriendelijk onthaal, prachtige kamer. Alleen jammer van dat verstopte toilet. Gelukkig bleek dat euvel snel verholpen te zijn. But it wasn’t pretty.

Na ons geïnstalleerd te hebben in de kamer en genoten te hebben van de kinderloze stilte, trokken we New Orleans in. New Orleans is een stad met een rijke geschiedenis. De invloeden van de talrijke volkeren die zich hier vestigden, zijn tot op de dag van vandaag nog voelbaar, al heeft de Amerikaanse cultuur duidelijk de overhand behaald. De gebouwen dragen de sporen van Spaanse, Franse en Creoolse invloeden. Een speciale vermelding verdienen de Cajuns, die helemaal vanuit Canada naar de landbouwgronden rond New Orleans emigreerden, omdat ze weigerden trouw te zweren aan de Engelse koning.De prachtige ijzeren balkons die de huizen in New Orleans versieren, zijn een lust voor het oog.

We wandelden door de stad en streepten één voor één de bezienswaardigheden van ons lijstje. Dat ging sneller dan verwacht. De French Market bleek een teleurstelling. Waar ik een gezellige kleurrijke markt had verwacht met allerlei etenswaren, vonden we een hypertoeristische markt met schreeuwerige souvernirs, made in China. Daar waren we snel doorheen. Het Old Ursuline Convent was een aangenaam rustpunt op onze wandeltocht. De geschiedenis van het klooster werd uit de doeken gedaan en in één van de kamers stond er een maquette van New Orleans zoals de stad er begin van vorige eeuw uitzag.

De St. Louis Cathedral was prachtig. De oudste kathedraal van Amerika heeft niets van haar pluimen verloren. Vooral het plafond was schitterend. Gelukkig is het historische French Quarter gespaard gebleven van de overstromingen veroorzaakt door Katrina. De toeristische buurt draait er nog steeds op volle toeren. Je kan er zelfs talrijke Katrina-souvernirs kopen of een begeleide wandeling doen door de getroffen gebieden.

Om wat uit te rusten dronken we een cocktail in een bar. Viel dat tegen. Het mengsel dat we voorgeschoteld kregen, leek in de verste verte niet op cocktails zoals ik die gewoon ben. De cocktail werd geserveerd (the horror) in een plastieken beker, de smaak was veel te zoet met een vleugje alcohol en de portie was gewoon veel te groot met veel te veel ijs. Net alsof je alcoholisch suikerwater aan het drinken was. Een afknapper.

Na de middag werd het een beetje te heet naar onze zin en zochten we de koelte op van het insectuarium. De tentoonstelling over het leven van insecten wist ons zo te boeien dat het sluitingstijd was voor we er goed en wel erg in hadden. We bekeken die fascinerende beestjes en gruwelden een beetje van de display met levende kakkerlakken. Er was zelfs een speciale keuken waar je enkele gerechten met insecten kon proberen. Zo at ik een chocolate chip cookie met krekels en enkele gefrituurde meelwormen met chili. Best lekker. Al kon ik mijn vriend daar niet van overtuigen. 😉 Het insectuarium had ook een vlindertuin. En al kon deze de concurrentie met het Butterfly sanctuary in Kuranda bijlange na niet aan, we zagen toch enkele mooie exemplaren.

‘s Avonds trokken we richting Bourbon Street, de straat van het zondige leven. Een bruisende straat vol met cocktailsbars, stripteasebars, peepshows, restaurants, drankkraampjes, straatartiesten en heel, heel veel volk. We slenterden door de mensenmassa en vergaapten ons aan de wisselende taferelen. Bij elke zaak stonden ronselaars op de stoep die mensen probeerden naar binnen te lokken met gratis drankjes, kortingen en halfnaakte dames op doorzichtige hakken.

We keken naar een straatshow van drie breakdancers en gooiden onze dollarbijdrage in hun kartonnen dozen. We kozen op goed geluk een restaurant uit. Ik bestelde Creoolse garnalen en mijn vriend jambalaya. Jammer genoeg viel het eten tegen. De eerste keer dat het mij echt niet smaakte. Mijn garnalen leken overgoten te zijn met tomatensaus en de jambalaya van mijn vriend had last van hetzelfde euvel. We lieten ons ook weer vangen aan de cocktails. De banana daiquiri en de strawberry daiquiri waren veel te zoet én te duur.

Na het avondeten gingen we terug naar het hotel. We hadden Bourbon street gezien, maar waren niet onder de indruk van haar verleidingstechnieken.

Donderdag 18 juni: Houmas House plantation en swamp walk

Een nieuwe dag, een nieuw bezoek aan een plantation. Mijn vriend en ik konden vriendin L overtuigen om opnieuw met haar oudste dochter en jongste zoon op pad te gaan. Deze keer waren we beter uitgerust om gezeur in de auto te voorkomen: er werd achterin een dvd-speler geïnstalleerd. De rit verliep in een zalige stilte. 😉

Houmas House was een heel andere ervaring dan de vorige twee plantations die we al bezocht hadden. Het huis was opnieuw ingericht met stukken uit de juiste periode door de exentriekeling die in het huis kocht. Bij de opening van het huis traden zijn twee honden in het huwelijk, volledig op zijn zuiders uitgedost. De foto’s en documenten van dit heuglijke event stonden in het huis uitgestald.

De heer des huizes heeft de herinrichting voortreffelijk gedaan. Er stonden heel wat prachtige stukken uitgestald. Een oude notenkraker, een antiek schommelpaard, oude poppen, een prachtige piano, een verkeerd gestemde harp, prachtig serviesgoed, een vliegenvanger, een oude koffiemolen, enfin, teveel om op te noemen. De gids toonde ons de bijzonderheden met de nodige kwinkslagen. Heel leuke rondleiding.

Opmerkelijk trouwens hoe goed het Engels van kleine F al is. Ze verstond de vragen van de gids zeer goed en antwoordde zelfs enkele keren met mooie zinnetjes Engels. Vooral: “Can I try this?” kwam er vlotjes uit, toen we bij de speelgoedjes uit vroeger tijden aanbeland waren. Kinderen pikken ongelooflijk snel een nieuwe taal op.

Na de rondleiding wandelden we op ons gemak door de prachtige tuin. Een deel van de tuin was herschapen in een (nep) Japanse tuin, met Japans paviljoen, Japanse lantaarns en klaterende watervalletjes. De tuin was echt pico bello onderhouden. Terwijl we er rondliepen zagen we tientallen tuinlieden aan het werk, in de hete zon. De hitte drukte loodzwaar op onze schouders, waardoor we al snel genoodzaakt waren de schaduw van de schitterende eiken op te zoeken. De oudste eik in het park was 450 jaar. zijn machtige kruin bood ons meer dan genoeg schaduw om wat uit te rusten.

We twijfelden even of we zouden lunchen in het park, maar het restaurant daar leek niet erg kindvriendelijk. We dronken nog een mint julep en kropen de hete wagen in, op weg naar de swamp voor een korte wandeling.
Onderweg stopten we in BJ’s, waar ik heel lekkere taco’s gevuld met crawfish at. Gezellig kan je die grote eetfabrieken in de buurt van winkelcentra niet noemen, maar het eten staat snel op tafel, is van goede kwaliteit en ze zijn allemaal voorzien op kinderen. F en K kregen allebei een blad en kleurtjes. Helaas vond K dingen op de grond smijten plezanter dan kleuren.

Na het eten begonnen we aan de wandeling. Al snel zag ik een slang liggen, bijna onzichtbaar opgekruld tussen de bladeren. De slangen hadden zich allemaal verzameld rond een ondiepe poel met water. Al gauw zagen we er nog eentje en dan nog eentje en nog eentje. We zagen een tiental slangen in alle soorten en kleuren. Dit was de allereerste keer dat ik een slang in het wild zag en dan meteen zo veel tegelijkertijd. Geweldig.

Toen vriend K ‘s avonds thuis kwam van zijn werk, gingen we op zoek naar een goed restaurant voor onze laatste maaltijd samen. Het restaurant, waarvan ik de naam vergeten ben, was ok (de porties waren ook hier weer gigantisch), alleen jammer dat de airco zo verschrikkelijk koud stond ingesteld. Een overgang van 36 graden naar 18 graden, gezond kan dat niet zijn. Wat is er mis met de airco een paar graden warmer in te stellen? 26 graden is toch ook een aangename temperatuur om bij te eten? Ik heb de hele maaltijd kippenvel gehad en natuurlijk had ik mijn truitje bij K en L laten liggen.

Amerikanen zijn naar mijn mening alles behalve energiezuinig. De airco’s draaien hier overuren. K en L vertelden mij het verhaal van een Europees koppel dat overdag hun airco afzette om energie te sparen. De buren kwamen daarop vragen of ze misschien financiële problemen hadden. Let op, ik vind airco een fantastische uitvinding en ik zou niet graag bij temperaturen van 40 graden slapen, maar een beetje bewust met energie omspringen zou toch wel wenselijk zijn. Wat een contrast met Europeanen die braafjes alle elektrische toestellen uit het stopcontact trekken om te vermijden dat ze in waaktoestand energie verbruiken.

De kinderen waren niet erg braaf. Waarschijnlijk vermoeid van al die uitstapjes en te weinig slaap. Ze waren lastig, waardoor mama L ook lastig werd. Ik was stiekem opgelucht dat het eten voorbij was. Ook al omdat ik zo langzamerhand verkild was tot op het bot.

Woensdag 17 juli: Cajun pride Swamp tour

Vroeg uit de veren (wakker om half zes, opgestaan om half zeven), want er wachtte ons een rit van een uur naar Laplace. Daar aangekomen bleek dat we ons voor niets gehaast hadden. De swamp tour was met een half uur verlaat en werd ingekort. Bovendien moesten we de boot delen met een bende schoolkinderen. Reden genoeg om een reduction op de prijs te vragen én te krijgen. Gelukkig bleken de schoolkinderen een bende tieners te zijn. Een hele opluchting. 😉

De rondleiding was zeer toeristisch, maar daarom niet minder leuk. De gids was heel erg enthousiast en wist veel te vertellen over de fauna en de flora die we in de swamp en de bayou te zien kregen. Een swamp is trouwens niet hetzelfde als een bayou. Een swamp is een plaats met stilstaand water, terwijl het water in een bayou zeer traag stroomt en zelfs in twee richtingen (afhankelijk van de getijden) kan stromen.

Tijdens onze boottocht zagen we alligators à volonté. Op een gegeven moment was onze boot omsingeld door maar liefst tien alligators. Alligators blijken echter veel minder goede springers te zijn dan de krokodillen die we in Australië zagen. Ofwel waren ze overvoed, want veel moeite deden ze niet om de stukjes kip aan het uiteinde van de stokken vast te krijgen.

Onze gids legde ons het verschil uit tussen een alligator en een krokodil. Bij een alligator steken alleen de tanden uit de bovenkaak naar buiten. Bij een krokodil zowel die van de boven- als van de onderkaak. Bovendien zien krokodillen mensen als een lekker hapje, terwijl alligators het eerder op honden en kleinere prooien gemunt hebben. En de krokodillen die wij gezien hebben in Australië waren een serieus maatje groter dan de alligators in Laplace.

Leuk was dat we zelf een mini-alligator mochten vasthouden. Het dier was twee jaar oud en gaf er duidelijk niet veel om dat hij van hand tot hand doorgegeven werd. De meisjes-scholieren lieten zich met de nodige gilletjes overtuigen om het beestje vast te houden. En zelfs kleine F zat even met een alligator op schoot. Een ideale photo-opportunity.

Op het einde van de rondvaart schudde de gids nog even een flauw toeristengrapje uit zijn mouw. Nadat hij verschillende keren gewaarschuwd had voor slangen liet hij via een ruk aan een touwtje een nepslang tussen de scholieren vallen. Er werd gegild dat het geen naam had en daarna gelachen van opluchting. Een doorzichtig grapje, maar wel geslaagd.

Na het boottochtje dat toch een goede twee uur duurde, trokken we opnieuw naar Baton Rouge om kleine K op te halen die bij een vriendin van L gebleven was. In de namiddag luierden we een beetje ten huize K en L.

Rond half vijf hadden we afgesproken met vriend K die rechtstreeks van zijn werk naar de LSU campus zou komen. Vriend K heeft niet zoveel verlofdagen (Amerikaanse werknemers zijn op dat vlak allemaal slecht bedeeld) en kon daardoor geen vrijaf nemen tijdens ons bezoek. Jammer, want hij heeft een heleboel leuk uitstapjes gemist.

De LSU campus biedt onderdak aan de mascotte van het American Football team. Dat de mensen in Louisiana zot zijn van American football valt duidelijk te zien aan de afmetingen van het Football stadium. Werkelijk reusachtig. Alleen jammer dat we het niet konden bezoeken. De mascotte kregen we echter wel te zien: een prachtige tijger in zijn eigen persoonlijke paradijsje. Ondertussen was de temperatuur opgelopen tot 36 graden. Veel actie zat er dus niet in de tijger.

Voor het avondmaal trokken we samen met K en de drie kindjes naar Boutin’s. L liet ons in de steek voor een avondje uit met de vrouwen van de club waar ze lid van is. L heeft voor hun verblijf in Amerika loopbaanonderbreking genomen en is lid van een “Moms and tots”-club. Een leuke manier om nieuwe mensen te leren kennen.

Ook zonder hun mama gedroegen de kinderen zich prima. We aten catfish en kregen hush puppies (corn bread) als appetizer. We verbaasden ons over de grootte van de porties. Ik had stevige honger, maar de schotel was gewoon te groot voor mij. Vriend K verzekerde mij echter dat je op den duur went aan dit soort porties. En veel Amerikanen nemen de overschot gewoon mee naar huis. Iets wat wij Europeanen nooit doen.

Dinsdag 16 juni: Plantation Alley

Vandaag stond er een reis terug in de tijd op het programma. We bezochten twee plantations: Laura plantation en Oak Alley plantation.

Beide plantations bevonden zich op een uurtje rijden van onze uitvalsbasis in Baton Rouge. De GPS had een beetje moeite om onze bestemming te vinden, maar uiteindelijk kwamen we mooi op tijd aan.

De rondleiding op Laura plantation duurde ongeveer anderhalf uur. De gids vertelde over de boeiende geschiedenis van het huis en haar bewoners. De plantatie werd decennialang geleid door sterke Creoolse vrouwen. De gids hielp ook meteen een misverstand uit de wereld over de term Creools. Creools in de oorspronkelijke betekenis, zoals die gehanteerd wordt in Louisiana, wil niet zeggen “van gemixt bloed”, maar wel “katholiek en geboren in Noord-Amerika”.

De plantage werd gerund met behulp van slaven. Voor de eigenaars van de plantage was zo’n slaaf een hele investering die moest renderen. Door de Code Noir , opgelegd door de koning van Frankijk, werden er echter grenzen opgelegd aan wat de eigenaars met hun slaven konden doen. Zo waren ze bevoorbeeld verplicht om hun leven lang voor hun slaven te zorgen. Alle slaven werden katholiek gedoopt en moesten de zondagsrust respecteren.

De vrouwen die president waren van de plantage hadden de zware verantwoordelijkheid om voor hun bedrijf én hun ganse familie te zorgen. Laura, het meisje dat voorbestemd was om de plantage over te nemen, weigerde echter. Zij koos ervoor zich los te maken van de Creoolse levenswijze en een echte Amerikaanse te worden voor wie individualiteit op de eerste plaats komt. Bovendien had ze het lef om met een niet-katholiek te trouwen. Iets wat haar familie haar nooit vergeven heeft.

De tweede plantage die we bezochten was Oak Alley. We lunchten er met een slaatje, een gumbo en een po-boy (een gigantisch broodje smos). Voor de kinderen waren er frietjes en chicken nuggets. Oak Alley werd genoemd naar de prachtige driehonderd jaar oude eiken die langs de laan naar het huis staan. Het huis was als een decor uit een sprookje. De magnifieke omgeving werd al voor talrijke films gebruikt.

De rondleiding in Oak Alley plantation vond ik minder interessant dan die in Laura plantation. Er werd niets verteld over het leven van de slaven en het harde leven op de plantage. Er werd enkel wat verteld over de levensgeschiedenis van de vorige bewoners van het huis. Het huis was mooier ingericht dan Laura plantation, maar niet met de originele meubels. Het meisje in Creoolse klederdracht dat ons rondleidde, gaf de indruk een van buiten geleerd lesje op te dreunen. De kindjes F en K gedroegen zich voorbeeldig en konden op veel vertederende blikken rekenen.

Na de rondleiding dronken mijn vriend en ik een mint julep, een drank op basis van bourbon, muntsiroop en heel veel ijs. Heel lekker en verfrissend. Daarna ging het terug richting Baton Rouge. De kinderen waren moe en echt veel hebben een vijfjarige en een tweejarige natuurlijk niet aan zo’n historische rondleidingen. Bovendien wachtte hen nog een rit van een uur in de wagen. Met kinderen reizen, het vraagt wat aanpassingen.

Thuis gekomen aten we aardbeien, de officiële vrucht van de staat Louisiana, met platte kaas. Heerlijk in dit warme weer. Onze gastheer was helaas in minder goede doen. Hij had slecht nieuws gekregen over zijn zaken aan het thuisfront. Ik heb geprobeerd wat advies te geven, maar eerlijk gezegd, zag het er niet goed uit. Hopelijk neemt hij een goede advocaat onder de arm en valt er toch nog iets te regelen.

De fauna in Baton Rouge heeft het niet echt op mij begrepen. Ik sta helemaal onder de muggenbeten. En niet van die kleine beten, neen, gigantische rode bulten die jeuken als gek. En ik maar moeite doen om niet te krabben. Bovendien kreeg ik tijdens mijn ochtendlijke douche gezelschap van een kakkerlak. Naakt en nat zette ik het op een gillen. Gelukkig blies het beest snel zijn laatste adem uit, waarna ik het samen met gigantisch veel toiletpapier door het toilet spoelde. Rust in vrede.

Maandag 15 juni: Op verkenning in Baton Rouge

Toch wat last gehad van de jetlag. Ergens rond half vier ‘s ochtends wakker geworden en een uur of zo wakker gelegen. Toch zijn we erin geslaagd van half negen tot half acht in bed te liggen (al dan niet slapend). Echt uitgeslapen voelen we ons nog niet, maar ik denk dat we snel in het juiste ritme zullen zitten.

We hebben het rustig aan gedaan op onze eerste volledige dag in Amerika. Op het gemak ontbeten en daarna samen met vriendin L en de kindjes F en K naar het centrum van Baton Rouge (T was naar school). Baton Rouge is de hoofdstad van Louisiana, maar een toeristische trekpleister kan je het moeilijk noemen. Veel spannende dingen vallen er niet te beleven in down town Baton Rouge.

Er zijn een paar opmerkelijke gebouwen die gerealiseerd werden door de autocraat met grootsheidswaan Huey Long. Het hoogste daarvan, het State Capitol werd in 1932 gebouwd en deed me qua architectuur wat denken aan het cultuurpaleis in Warschau. Lelijk en bombastisch. Maar het uitzicht vanaf de 27ste verdieping was werkelijk adembenemend. De Mississippi lag aan onze voeten en de zon scheen op onze hoofden.

Even schoot mijn hart in mijn keel toen F op de balustrade klom. In een flits zag ik een hoopje bloed en beenderen 27 verdiepingen lager op de grond liggen. Gelukkig konden we haar snel vastgrijpen. Terug op de begane grond, bezochten we de pronkerige vergaderzaal waar de staatsregering van Louisiana samenkomt. Op een bepaalde plaats zag je een overblijfsel van een vroegere aanslag: in het gerestaureerde plafond stak nog een potlood die door de kracht van de explosie in het plafond geslingerd was. We kregen ter plekke een gratis bordje jambalaya, een typisch Creools gerecht.

Na ons bezoek aan het State Capitol, was het al tijd voor het middageten. We trokken hiervoor naar een lunchgelegenheid met de welluidende naam Poor Boy Lloyd’s. Het eten moest je aan de toog bestellen en daarna werd het aan de tafel gebracht. We bestelden een gumbo, een soort maaltijdsoep met rijst uit New Orleans. Een beetje pikant en heel lekker.

Daarna trok L met de kindjes naar huis en verkenden mijn vriend en ik de stad op ons eentje. We wandelden langs de oevers van de Mississippi en bezochten het Old Governor’s Mansion, dit pand werd gebouwd naar voorbeeld van het Witte Huis, alweer een folietje van Huey Long. Het contrast tussen de hete temperatuur buiten en de airco was enorm. Het Old Governor’s Mansion was volop bezig met het herinrichten van hun collecties. En ik denk dat het daarna wel de moeite is om te bezoeken.

Na dit bezoek hadden we het wel gezien in Baton Rouge. Op het enige terrasje van heel Baton Rouge dronken we een cocktail, een margarita. Hij smaakte een beetje chemisch, maar het vele ijs zorgde voor de nodige verfrissing. We werden opgehaald door vriend K, die ons langs de arme buitenwijken naar hun huis terugbracht. De armoedige wijken worden vooral bevolkt door zwarten. Rassensegregatie mag dan wel officieel afgeschaft zijn in de Verenigde Staten, in de werkelijkheid worden kleurlingen nog steeds achtergesteld.