1 juni 2013: Vertrek naar Hull

De kriebel in de keel heeft zich ontwikkeld tot een ferme keelpijn, gecombineerd met hoofdpijn. Wellicht was de stress van de vorige week er toch wat teveel aan en krijg ik daarvan nu de weerbots. Typisch. Enfin, dafalgan en keelpastilles zitten in onze bagage dat moet voldoende zijn om de symptomen te onderdrukken.

Zaterdagochtend pakken we onze laatste spullen bijeen en ruimen we ons appartement op. Ik doe zelfs de moeite om onze terrasstoelen af te wassen, zodat de persoon die op ons appartement past onbezorgd van een eventueel zonnetje kan genieten. En ik neem afscheid van mijn prachtig bloeiende orchideeën die over drie weken wellicht al hun bloemen kwijt zullen zijn. Voor die ene keer dat ik er eens in slaag een orchidee opnieuw bloemen te laten krijgen…

We vertrekken rond een uur of twee, ruimschoots op tijd om onze boot in Zeebrugge te halen. Onderweg passeren we echter enkele wegenwerken die onze GPS plots een uur bij onze reistijd doen optellen, waardoor we akelig dicht bij het laatste inschepingsmoment komen. Gelukkig blijkt onze GPS een pessimist en valt de opgelopen vertraging nog mee. We zijn mooi op tijd voor de check-in.

De boot ziet er helemaal uit zoals in mijn herinneringen aan de Schotlandreis toen ik in het vierde middelbaar zat. ’t Zou zelfs gewoon dezelfde boot kunnen zijn, want ze is in gebruik genomen in 1985. En het lijkt inderdaad of de tijd hier is stil blijven staan, met ouderwetse gokmachines, een casinotafel en de disco, die er identiek uitziet als degene waarin ik jaren geleden overmand door vermoeidheid in slaap ben gevallen, de luide muziek negerend.

We dineren op de boot: typisch vettige Engelse kost. Ik beperk mij tot een beetje kalkoen en veel groenten en een ijsje van Häagen-Dazs om mijn keel wat te verdoven. Na het eten gaan we nog iets drinken in de bar (een watertje voor mij, snif) en besluiten we al om negen uur onder zeil te gaan. Ik probeer van de gelegenheid gebruik te maken om zoveel mogelijk te slapen, kwestie van zo snel mogelijk te genezen.

Eindelijk!

Eindelijk heb ik de tijd gevonden om onze trip naar Schotland (drie weekjes in juni) in te plannen. Het enige wat tot nu toe al geboekt was, was onze overtocht naar Hull. Maar ik kon moeilijk beginnen met vastleggen van hotels en B&B’s als de reisroute nog niet vastlag en het kwam er maar niet van om me daar eens serieus aan te zetten. Tot vandaag dus, ik heb er wel een (late) nieuwjaarsreceptie voor moeten laten schieten, maar ‘t is niet dat we nog niet genoeg alcohol binnengekregen hebben de laatste dagen.

Nu nog de overnachtingen boeken en we’re good to go!

Genève – 4 november 2012

Onze laatste dag in Genève liet de zon ons in de steek. Gelukkig hadden we daar weinig last van toen we de ondergrondse archeologisch site van de Sint-Pieterskathedraal bezochten. Wat een magnifieke site. Mijn vriend en ik hebben op onze reizen al veel gelijkaardige sites bezocht, maar die vielen in het niets bij de rijkdom en uitgestrektheid van de archeologische overblijfselen onder de kathedraal van Genève. De overblijfselen gaan terug tot de derde eeuw voor Christus. Zo blijkt dat de kathedraal gebouwd is op overblijfselen van een graf van een heidens stamhoofd wat aanleiding gaf tot een dodencultus die het overleden stamhoofd vereerde. Onder de vloer van de huidige kathedraal zijn sporen terug te vinden van een hele reeks vroegere kerkgebouwen die een mooi inzicht bieden in de vroege Christelijke geschiedenis. In de voormalige ontvangstruimte van de bisschop bleef een prachtig stuk mozaïek uit de 5de eeuw bewaard. De archeologisch overblijfselen zijn van de nodige uitleg voorzien en via filmpjes wordt het werk van de archeologen toegelicht. Ik was bijzonder onder de indruk van deze site, een absolute aanrader.

Na het bezoek aan de archeologische site liepen we de kathedraal in om de mooie glasramen en overdadige decoratie van de Chapelle des Maccabées in het daglicht te kunnen bewonderen. Daarna beklommen we de toren van de kathedraal om te genieten van het uitzicht op Genève. Helaas zagen we in de verte bij de bergen donkere wolken samenpakken. Op onze laatste dag in Genève lieten de weergoden het afweten. Gelukkig bleef het droog tot we weer op de begane grond stonden.

We zochten een plekje om te eten en belandden in Au Carnivore waar mijn vriend een heerlijke eend at en ik een stoofpotje van wild in een interieur dat me aan vroeger tijden deed terugdenken.

Na de maaltijd wandelden we naar de aanlegsteiger van de sight seeing boten. We konden toch niet naar een stad aan het water gaan zonder een boottochtje te doen, zeker! We hadden in het begin van onze trip gepland het boottochtje te doen op de laatste dag van ons bezoek, wat achteraf bezien niet zo’n goede keuze was. Tegen dat wij goed en wel op de boot zaten, goot het pijpenstelen en viel er van het zo geroemde uitzicht op de Mont Blanc niets meer te bespeuren. Alle bergen rondom het meer gingen schuilen achter een dicht wolkendek. Echt zonde. Ik kan me voorstellen dat bij heldere hemel dit tochtje erg leuk is, maar nu was er niet veel aan. We gebruikten het tochtje dan maar om te bekijken waar we onze laatste uren in Genève zouden doorbrengen. Een warm en droog museum leek ons wel wat, liefst niet te ver van ons hotel waar we onze valiezen nog moesten ophalen.

Een bijzonder natte wandeling bracht ons naar het Musée d’art et d’histoire. We waren allebei goed nat en ons humeur was een beetje gezakt. De vaste collectie in het museum kon me maar matig bekoren, gelukkig was er toevallig een tijdelijke expositie over Picasso gezien door de lens van de fotograaf David Douglas Duncan. Deze expositie was meer mijn ding. In een boeiende documentaire vertelde de fotograaf hoe de foto’s van Picasso tot stand gebracht waren en in de expositie vielen al deze foto’s van dichtbij te bekijken. Een selectie van de vele kunstwerken op de foto’s waren naar het museum gehaald, waardoor foto’s en kunstwerken mekaar aanvulden. Heel knappe expositie!

Onze laatste herinnering aan Genève was een uitgeregende busrit naar de luchthaven en een veel te duur wokgerecht op de luchthaven. Door het slechte weer eindigde ons bezoek een beetje in mineur, maar buiten dat was Genève echt de moeite van een bezoek waard. Een aangename kennismaking met een stad die veel te bieden heeft.

Genève – 3 november 2012

Hoe het eerste deel van onze dag verliep lees je hier.

‘s Middags hadden we afgesproken met onze vrienden in de Manor, zowat de Geneefse Inno. Uiteraard konden we het niet laten om op de afdeling met de kerstartikelen een kerstbal te kopen voor onze Belgische vriendin die kersballen uit de ganse wereld verzamelt. Plaats van afspraak was het restaurant van de Manor, een self-service restaurant met een bijzonder uitgebreid aanbod van voorgerechten, hoofdschotels tot desserts. Je kon er zelfs huisgemaakte smoothies krijgen. Maar druk, niet te doen. En als je niet goed weet aan welke toog wat te krijgen valt, dan loop je een beetje verloren in de massa. Gevolg: onze vrienden hadden hun lunch al ongeveer achter de kiezen toen wij aan hun tafeltje bijschoven met ons middagmaal. Het eten was lekker en naar Geneefse normen goedkoop, alleen was de omgeving te druk en te ongezellig voor mij. Maar wie snel wil lunchen om verder te shoppen, komt hier beslist aan zijn trekken.

We kochten in de Manor nog wat chocolade als souvenir, want Zwitsers zijn al even trots op hun chocolade als wij Belgen. Om ons een idee te geven van de rijkdom van de Geneefse inwoners namen onze vrienden ons mee naar één van de chicste shoppingcentra van de stad: de Globus. Wie op zoek is naar luxe, komt hier zeker aan zijn trekken. Ons schrikten de hoge prijskaartjes genoeg af om het bij kijken alleen te houden.

Vervolgens wandelden we naar het stadhuis in de Oude Stad, daterend uit de 15de eeuw. Het stadhuis zelf valt niet te bezoeken, maar de architectuur is wel de moeite. We wandelden de trappenhal langs de binnenplaats naar boven voor een paar fotootjes en bezochten daarna aan de overkant van de straat het staatsarchief dat toevallig net die dag een opendeurdag hield. Je kon er een tentoonstelling over de scouts bekijken (niet echt iets voor mij, jeugdbewegingen zijn mijn ding niet), gelukkig was er ook een kleine tentoonstelling met stukken uit privé-archieven die aan het staatsarchief werden overgedragen. Die laatste tentoonstelling sprak me heel wat meer aan: oude foto-albums, brieven en postkaarten boden een interessante blik op het leven enkele decennia geleden. We mochten alle tentoongestelde stukken doorbladeren op voorwaarde dat we van die witte rubberen handschoentjes aandeden. Gevolg: we hingen helemaal vol met talk toen we buiten kwamen.

Daarna brachten onze vrienden ons naar Maison Tavel, een historisch gebouw dat na een brand in de 14de eeuw heropgebouwd werd en in de loop der eeuwen drastische veranderingen onderging. Nu is er een museum in ondergebracht gewijd aan de geschiedenis van Genève. Genève begon als een Romeinse nederzetting gelegen aan de rand van het Romeinse rijk op een strategisch belangrijke plek. Hét topstuk van het museum is ongetwijfeld de maquette van Auguste Magnin, die maar liefst 18 jaar werkte aan zijn nostalgische maquette van het Genève uit de jaren 1850. De maquette dateert uit 1896 en meet 7,20 op 5,65m. Ze toont een Genève dat in 1850 nog volledig omringd werd door versterkte omwallingen. De omwallingen moesten plaats maken voor de uitbreiding en modernisering van de stad. Om het half uur of zo wordt een film vertoond over de maquette en de geschiedenis van Genève, de moeite om even op te wachten.

De rest van het museum bevat een allegaartje aan voorwerpen uit het dagelijkse leven en architecturale elementen. Zo is een deel van de oorspronkelijke decoratie van het huis er te bezichtigen en is er een kamer met alleen maar deuren. Op het gelijkvloers was een splinternieuwe animatie te bekijken waarbij via projectie op het reliëf van Genève de groei van de stad uit de doeken gedaan werd. Knap gedaan en qua techniek vergelijkbaar met de animatie die we in het In Flanders Field museum zagen.

We waren langer in Maison Tavel gebleven dan verwacht, want toen we buiten stapten was de avond al gevallen. We dronken een warme chocomelk en wandelden daarna nog wat rond in de smalle en sfeervol verlichte straatjes van de Oude Stad. Voor ons avondmaal belandden we in het gezellige Demi Lune Café. We hadden geluk dat er nog net plek voor vier mensen én een kinderwagen was. Ik had een heerlijke champignonragout. Na het avondmaal namen we afscheid van onze vrienden, want de baby had er duidelijk genoeg van.

Mijn vriend en ik eindigden de avond romantisch met z’n tweetjes in La Tour du Molard, een ronduit geweldige wijnbar in een prachtig historisch kader, waar ik een glas zoete rode dessertwijn dronk waar ik helemaal vrolijk van werd.

Genève – Mur des Réformateurs en Patek Philippe Museum – 3 november 2012

Onze derde zonnige ochtend in Genève begonnen we met een wandeling naar het Patek Philippe Museum, ons aangeraden door onze vrienden. Onderweg liepen we langs de Mur des Réformateurs in het Parc des Bastions. Dit indrukwekkende monument is gewijd aan de helden van de reformatie, met grote beelden van Johannes Calvijn, Guillaume Farel, Théodore de Bèze en John Knox. Door mijn katholieke opvoeding is ongeveer het enige wat ik van de reformatie weet dat Martin Luther zijn stellingen tegen aflaten aan een kerkdeur nagelde. En oja, vervolging, contrareformatie, beeldenstorm, vlucht van de intelligentsia uit de Zuidelijke Nederlanden naar de Noordelijke, zoiets. Genève was op een bepaald moment in de geschiedenis zowat het Rome van de protestanten en je kan er nu nog het Internationale Museum van de Reformatie bezoeken (wat wij niet deden).

Ik weet niet of ik het Patek Philippe Museum bezocht zou hebben als onze vrienden ons niet verzekerd hadden dat het de moeite was. Een museum enkel gewijd aan horloges klinkt een beetje saai. But boy, was I wrong. Wat een absoluut fantastisch museum! De pracht en praal van de horloges in de collectie van het Patek Philippe Museum was overdonderend. Grappig dat uiteindelijk geen van beide partners die de firma Patek Philippe in het leven riepen zelf Zwitsers waren. Antoni Patek was een Pool en Adrien Philippe een Fransman, maar dat doet geenszins afbreuk aan hun fabelachtige collectie.  Het ambacht der horlogemakers zorgde dat Zwitserse precisie een begrip werd en de Zwitserse horlogemerken zijn nog steeds gegeerd goed. Het straffe is dat er een simpele verklaring is voor het belang dat Zwitsers aan hun horloges hechten: protestanten mochten geen juwelen dragen, enkel een horloge was toegestaan. En zoals dat meestal gaat, werd er een creatieve manier bedacht om toch te pronken en groeiden de horloges uit tot juwelen met een wijzerplaat.

Het museum bevatte ook een ingenieuze collectie automatons. Kleine miniatuurkunstwerkjes met bewegende onderdelen. Zo was er een tafereeltje waarbij Mozes met zijn staf tegen de rots sloeg en er water uit vloeide. Of een koorddanser balancerend op een touw. Of een pistool waarbij, wanneer je de trekker overhaalde, een vogeltje uit de loop te voorschijn kwam waarvan bekje, kopje en vleugeltjes bewogen op de tonen van een melodietje. Of een bewegend oud vrouwtje met twee wandelstokken, of een slang of een muis of een … Via 3D-animaties werd aangetoond hoe de mechaniekjes werkten. Heel knap en indrukwekkend allemaal. Alleen jammer dat je geen foto’s mocht nemen (wat ik uiteraard stiekem toch deed met mijn iphone).

Enkele filmpjes om jullie een idee te geven, want het valt moeilijk in woorden te beschrijven:

Maar hét topstuk was toch wel de Patek Philippe Calibre 89, het meest gecompliceerde horloge ter wereld. Het kostte vijf jaar onderzoek en ontwikkeling en vier jaar handwerk om het horloge te fabriceren. Fenomenaal. Ik kan het niet anders beschrijven. De collectie was gewoon te groot en de details van de kunstwerkjes te verfijnd om volledig te kunnen absorberen. De herinnering aan al die pracht begint nu jammer genoeg al te vervagen.

Ik had er nog wel uren kunnen rondlopen, maar we moesten ‘s middags op tijd zijn voor onze afspraak met onze vrienden.

Genève – 2 november 2012

Alweer een mooie zonnige start van de dag. Vandaag stonden er twee dingen op het programma: een bezoek aan CERN, waarover ik al eerder schreef, en een bezoek aan onze vrienden die in een slaapstadje net over de Franse grens woonden. De kersverse mama kwam ons ophalen na ons bezoek aan CERN en nog geen tien minuten later waren we in hun appartementje in een Franse woonwijk die duidelijk CERN-medewerkers als doelgroep had. De meeste mensen die in CERN werken, hebben namelijk tijdelijke contracten en zoeken iets om te huren, want ze komen uit alle hoeken van de wereld. Slimme Franse projectontwikkelaars spelen in op het gebrek aan huurappartementen op de Geneefse markt door snel snel hele wijken neer te zetten waar snel geld mee te verdienen valt. Het straffe is, aan isolatie doen ze niet mee, daar in Frankrijk en alle appartementen worden met elektriciteit verwarmd. Aja, want die elektriciteit is afkomstig van Franse kerncentrales en kost toch bijna niks. En wij hier maar isoleren als gekken en energiezuinig leven, in ons Belgenlandje.

We maakten kennis met de schattige dochter van onze vrienden en praatten wat bij terwijl we wachtten tot de heer des huizes terugkwam van zijn werk. En raad eens wat er op het menu stond voor het avondmaal? Geen kaasfondue, maar wel raclette! Nog een nationaal Zwitsers gerecht! We kunnen er weer voor een tijdje tegen op gesmoltenkaasgebied!

Heel boeiende discussie gehad met de gastheer die niet geloofde in het principe van schaalvergroting en een vurig pleidooi afstak voor kleinere structuren: kleinere gemeenten (hij was geen voorstander van de fusies tussen gemeenten), kleine, lokale bedrijven en handelaars. Hij pleitte voor lokale productie en consumptie, een discours dat me deed denken aan dat van de hedendaagse transitiebewegingen. Zijn overtuiging was dat grote structuren onveranderlijk gedoemd zijn om te falen. Ergens kon ik hem wel volgen, want hoe groter je structuur hoe meer administratieve overhead en hiërarchie je creëert, wat onveranderlijk ten koste gaat van de efficiëntie. Toch geloof ik in de voordelen van schaalvergroting en het goede dat supranationale samenwerkingsverbanden zoals de Europese Unie kunnen realiseren. Iets waar mijn gastheer niets in zag.

Hij zong het lof van het Zwitserse systeem met kantons die veel meer bevoegdheden hebben dan het federale niveau en verklaarde zich een grote voorstander van het systeem van referenda in Zwitserland. De geldigheid van zo’n referendum is niet gekoppeld aan een minimale opkomst en eenieder kan een voorstel tot referendum indienen als je op voorhand genoeg medestanders verzameld hebt. En dan maar hopen dat de meerderheid van de mensen die komen stemmen jouw voorstel genegen zijn. Ik stelde de vraag hoe dat dan zat met de representativiteit. Wat als er maar tien procent komt opdagen voor zo’n referendum, dan wordt er uitgevoerd wat de meerderheid van die tien procent beslist. Hij zei dat dit geen probleem vormde, want als het ging om iets wat de mensen werkelijk belangrijk vonden, zouden ze wel hun stem laten horen. Het feit dat ze dit niet deden, betekende dat het onderwerp in kwestie hen onverschillig liet. Zo had ik het nog niet bekeken.

Het was alleszins een verrijkende avond die stof tot nadenken bood.

Genève – 1 november 2012

Ok, ik geef toe dat Genève niet echt mijn lijstje met nog te bezoeken steden op deze wereldbol stond. De hoofdreden voor ons bezoekje was dan ook de geboorte van de dochter van twee vrienden die ik in de Russische les leerde kennen en die collega-ingenieurs van een ander jaartal bleken te zijn. Ik kende Genève enkele van de deeltjesversneller en van het Palais des Nations, het hoofdkwartier van de VN.

Maar kijk, het was een bijzonder aangename kennismaking met deze Zwitserse stad op een dik uurtje vliegen van Brussel. Voor mij was het pas de tweede keer in mijn leven dat ik voet zette op Zwitserse bodem, na een verblijf in mijn jonge jaren Maloja met de CM (yep, in het beroemde, onlangs verkochte Maloja Palace). We dropten onze bagage af in Hôtel bel’espérance en liepen van daar naar het Meer van Genève om meteen al één van de top tien attracties van ons lijstje te schrappen: le Jet d’Eau. We hadden geluk dat we vergezeld werden door een stralend herfstzonnetje waardoor we konden genieten van een prachtige dubbele regenboog. le Jet d’Eau spuit zo’n 500 liter water per seconde de lucht in aan een snelheid van 200 km per uur. 140 meter hoog is deze indrukwekkende waterstraal. Wij liepen door het watergordijn om dit man made wonder van alle kanten te bekijken.

Na deze verfrissende wandeling lunchten we in de Yo’Mo Lounge. Genève is beslist niet de goedkoopste stad om op restaurant te gaan, maar als je een dagmenu neemt, valt de prijs nog wel meer. We aten kip parmentier en als dessert een werkelijk verrukkelijke sabayon. Ik eet niet zo dikwijls sabayon, omdat ik weet dat het nogal een ongezond dessert is, maar verdorie, het smaakte.

Na het middagmaal had de zon zich verstopt achter de wolken en was het blauw vervangen door grijs, maar het zag er gelukkig niet naar uit dat het snel zou beginnen regenen. We besloten dus te voet naar onze volgende bestemming te gaan: le Palais des Nations. We staken het meer over via een brug en zetten onze weg voort langs de oevers. Uiteindelijk bleek dat de Googlemaps schatting wat aan de optimistische kant was, vooral toen bleek dat we nog een stuk verder moesten stappen om het visitors office te bereiken.

Na een nogal oppervlakkige check van het identiteitsbewijs van mijn vriend (mijn identiteitsbewijs hebben ze niet eens bekeken), kregen we een visitor pass en mochten we de heilige grond van de UN betreden. Maar eerst moesten we nog voorbij de kassa geraken die slechts door één tergend traag werkende jongedame werd bediend die duidelijk trots was op haar talenkennis, want ze probeerde elke bezoeker in zijn of haar moedertaal te begroeten. Bij ons deed ze een verdienstelijke poging in het Duits. Enfin, toen we eindelijk ons toegangsbewijs hadden, was onze groep al vertrokken. Gelukkig werden we door een andere jongedame snel naar de juiste groep geloodst.

We kregen een rondleiding van een gids met een piepstemmetje die vooral veel uitwijdde over de vele geschenken die de VN al ontvangen had. Al was niemand echt onder de indruk van het kokostapijt uit de Filippijnen. De nieuwe vleugel voltooid in de jaren ’70 vond ik ronduit lelijk, het neoclassicistische gedeelte uit de jaren dertig kon er naar mijn gevoel wel mee door. Al straalden de gangen een ronduit ongezellig en kil sfeertje uit, het was interessant om op de plek te staan waar de voormalige League of Nations jammerlijk gefaald heeft de tweede wereldoorlog te voorkomen. Het gebouw had wel een aantal indrukwekkende zalen, waarvan de Council Chamber met de indrukwekkende canvassen van José Maria Sert het meest tot de verbeelding sprak. Vooral omdat deze ruimte vaak gebruikt werd om vredesverdragen tot stand te brengen. Zo werden de onderhandelingen om de eerste golfoorlog te beëindigen hier gevoerd. Toen ik de ruimte binnen wandelde, wist ik meteen dat ik deze bombastische schilderstijl al eerder gezien had. En ja, het werk van José Maria Sert valt ook te aanschouwen (ik wilde eerst bewonderen schrijven, maar ik ben nog steeds geen fan van ‘s mans werk) in het Rockefeller Center. Al bij al vond ik de rondleiding wat tegen vallen. De gids was nogal kort in zijn uiteenzettingen en ik had het gevoel dat er veel meer te vertellen viel over deze toch wel historische plek.

Op de terugweg stopten we nog een bij de beroemde Broken Chair te fotograferen. De stoel symboliseert de strijd tegen landmijnen en clusterbommen. De stoel is maar liefst 12 meter hoog en verbeeldt op een treffende manier het leed dat door deze verschrikkelijke oorlogswapens wordt berokkend.

Op de terugweg naar het oude stadsgedeelte namen we toch maar de tram, want mijn voeten begonnen serieus zeer te doen van het lopen op hoge hakken. We hadden zin in een vieruurtje en stapten de eerste de beste patisserie binnen. En ik kan jullie verzekeren, die Zwitsers kunnen verdorie lekkere gebakjes maken. Zo mooi en verfijnd. Kleine kunstwerkjes om op te eten.

Na ons vieruurtje kuierden we door de smalle straten van de Oude Stad met de ene na de andere antiekzaak of kunstgalerij. Genève is duidelijk een stad voor rijke mensen. Dat zie je aan de prachtige etalages en de hoge prijzen. Genève is een geweldige stad voor wie van luxe houdt en genoeg geld heeft om het zich te permitteren. Wij hielden het bij window shopping. Ondertussen was de avond gevallen en belandden we op het plein met de kathedraal. Het laatste avondlicht zorgde samen met de grijzen wolkenlucht voor een bijzonder sfeertje. We waren nog net op tijd om snel een blik op het interieur van de kathedraal te werpen, maar we hadden niet genoeg tijd om alles grondig te bekijken, dus besloten we hier één van de volgende dagen terug te keren bij daglicht om de glasramen in hun volle glorie te kunnen aanschouwen.

We maakten een snelle tussenstop in het hotel om andere schoenen aan te doen en gingen op zoek naar een plek in de buurt om iets te eten. Keuze zat in de Oude Stad. We belandden in restaurant Le Syracuse, waar ze Zwitserse specialiteiten serveerden. We lieten ons gaan en kozen voor de kaasfondue met boleten. Zwaar, maar o zo lekker. Zo vaak komen we per slot van rekening niet in Zwitserland!

Daarna vonden we het welletjes en kropen we in bed om voldoende energie voor de volgende dag te hebben.