5 – 6 oktober 2013: Vertrek naar Singapore

Zaterdag was best wel een hectische dag: in de voormiddag ging ik nog naar de Spaanse les en daarna pakte ik in zeven haasten mijn valies, want daar was ik de voorgaande dagen nog niet aan toegekomen. Naar goede gewoonte waren we just in time klaar om de trein van 16.07 naar Zaventem te nemen. Normaal is het altijd een beetje aftellen naar een verre reis, maar door de grote drukte voorafgaand aan de reis, hadden we nog niet veel concrete plannen gemaakt. De klik naar vakantiestemming konden we pas maken op het vliegtuig zelf, want op het vliegveld van Zaventem waren zowel mijn vriend als ikzelf nog druk aan het werk. Lang leve 3G! (Awoert Zaventem dat geen gratis wifi ter beschikking stelt aan zijn klanten.)

De vlucht naar Amsterdam was de kortste vlucht die ik ooit genomen heb. Het was letterlijk opstijgen en onmiddellijk weer beginnen dalen. Nog geen half uurtje vliegen. Op Schiphol hadden we meer tijd dan oorspronkelijk verwacht, omdat het vertrekuur van onze vlucht naar Singapore met anderhalf uur verlaat was. Hierdoor konden we rustig iets eten op Schiphol (best wel lekkere gegrilde vis voor mij) en nog een paar allerlaatste mails versturen (op Schiphol krijgen alle reizigers één uur gratis wifi-toegang, beter dan niks).

De vlucht naar Singapore duurde zo’n twaalf uur. Twaalf uur waarin ik in totaal toch een uur of drie in de armen van Morpheus verkeerde. Met dank aan de stoelen met iets meer beenruimte waarvoor we extra hadden bijbetaald. De tijd dat ik niet sliep, keek ik afleveringen van Fringe op mijn Macbook Air tot de batterij leeg was. De lage kwaliteit van de schermpjes van de meeste on board entertainment systemen steekt me hoe langer hoe meer tegen. Waarom zou ik me moeten neerleggen bij de bedroevend slechte kwaliteit van die systemen als er zoveel betere alternatieven voorhanden zijn? Je ziet trouwens meer en meer mensen hun eigen device gebruiken om de tijd te doden tijdens de vlucht.

Rond vijf uur in de namiddag, plaatselijke tijd, landden we in Singapore. We besloten het onszelf niet te moeilijk te maken en rechtstreeks een taxi te nemen naar het hotel. De taxichauffeur bleek een praatgraag type die ons meteen een hele uitleg gaf over de inplanting van de belangrijkste verkeersaders in Singapore en ons vol trots vertelde over de toeristische troeven van de ‘Garden City”. Ondanks de vermoeidheid van de vlucht werkte het enthousiasme van de taxichauffeur aanstekelijk. We voelden ons meteen welkom in dit tropische mini-landje!

Hotel Oasia bleek een voltreffer. Omdat het voor deze reis nét iets meer mocht zijn, hadden we voor de clubformule gekozen. Dit leverde ons een kamer op de vierentwintigste verdieping op met een buitengewoon adembenemend uitzicht. We werden met typische Aziatische gastvrijheid welkom geheten en meteen uitgenodigd voor het happy hour: elke dag van zes tot acht uur ‘s avonds werden in de bar bij de pool op de tweeëntwintigste verdieping gratis drank en hapjes aangeboden aan de club-gasten. We dumpten snel de koffers op de kamer en zaten een paar minuten later allebei met een whiskey sour voor onze neus. Een goed begin, al zeg ik het zelf.

Zo rond half negen beslisten we toch maar eens werk te maken van het avondeten. Zo snel mogelijk in een nieuwe routine komen, vind ik persoonlijk een goeie manier om komaf te maken met de jetlag. Na de lange vlucht en de weinige uren slaap kozen we voor een gemakkelijke oplossing: iets eten in de blok van ons hotel. Op het gelijkvloers vonden we een Japans restaurant waar een verjaardagsfeestje aan de gang was, maar dat voor de rest niet zo druk was. Aan de ingang waarschuwde men ons dat het door de “grote drukte” van het feestje (er waren ocharme twaalf mensen of zo) wel wat langer kon duren voordat we ons eten kregen. Geen probleem voor ons, de hapjes tijdens het happy hour hadden onze honger toch al grotendeels weggenomen.

Het eten bleek dan toch sneller dan verwacht geserveerd te worden en we genoten voor het eerst deze vakantie van de Japanse smaken. Zalige sushi en een heerlijk oestersoepje voor mij, wagyu beef (aan de prijs te oordelen, waarschijnlijk uit Australië) voor mijn vriend. Na het eten kropen we vroeg in bed, kwestie van de volgende dag op tijd uit de veren te zijn om te starten met een verkwikkende duik in het zwembad.

22 – 23 juni: Afscheid en babyborrel

Voor de allerlaatste keer een traditioneel Schots ontbijt. We sluiten onze vakantie af in schoonheid met een butchers recipe pork sausage, smoked bacon, haggis, black pudding, potato scone, mushrooms, beans with scrambled eggs. Lovely!

Na het ontbijt vertrekken we. Het doet zeer, want het waren drie fantastische weken en we hebben het gevoel dat er nog veel meer te zien en te beleven valt in Schotland. Per slot van rekening zijn we niet tot in het echte hoge noorden geraakt en ook de Shetland islands moesten we links laten liggen. So much to see, so little time!

Onderweg genieten we nog even van het glooiende groene landschap. We passeren opnieuw langs Melrose, één van de eerste bestemmingen op onze trip. Na een tijdje maken de mooie Schotse landschappen plaats voor de iets minder mooie Engelse. De rest van de rit naar Hull is uneventful. Onderweg stoppen we nog even voor een zalige negerzoen. Om de cirkel rond te maken.

Ons schip brengt ons zonder problemen terug naar België. We meren ‘s ochtends aan in Zeebrugge en verlaten het schip. Mijn vriend moet zich even aanpassen aan het feit dat hij nu opnieuw rechts moet rijden. België verwelkomt ons met een flinke regenbui. Nothing has changed. We droppen onze vuile was af op ons appartementje in Leuven, nemen een flesje Chardonnay Meerdael uit onze voorraad en vertrekken bijna meteen weer, want we worden op een babyborrel verwacht.

Lang blijven we niet, want we willen graag nog de was van drie weken verwerken, zodat we maandag iets deftigs hebben om te dragen tijdens onze eerste werkdag. En op tijd in bed kruipen lijkt ook een goed idee. Zo’n vakantie is altijd veel te snel voorbij!

21 juni: De Langste Dag in Schotland

Onze laatste volledige dag in Schotland valt heel symbolisch op de langste dag van het jaar. Een mooie dag om te beginnen met twee buttered kipper fillets. Heerlijk!

We nemen de bus naar Edinburgh centrum voor een bezoek aan de St Giles’ Cathedral gelegen aan de Royal Mile. De St Giles wordt nog wel kathedraal genoemd, maar is dit niet meer sinds John Knox vanop deze plek de Schotse reformatie leidde.

De St Giles is beslist een bezoek waard, met zijn kleurrijke glasramen, indrukwekkende grafmonumenten en prachtig interieur, maar hét pronkstuk van deze niet-meer-kathedraal is de Thistle Chapel. Het schitterend ribgewelf en de gebeeldhouwde heraldische baldakijnen maken dat je niet weet waar eerst kijken. De kapel eert de ridders van de Orde van de Distel. Queen Elizabeth herself staat als koningin van Groot-Brittannië aan het hoofd van deze orde en heeft natuurlijk een speciaal gereserveerd zitje in de kapel.

Volgende halte: de Camera Obscura, nog een jeugdherinnering die ik wilde herbeleven. De Camera Obscura en het uitkijkplatform werden in 1852 door Maria Short toegevoegd aan een vroeg-17de-eeuws gebouw. De Camera Obscura toont livebeelden van de stad. Het blijft geweldig om dit oude optische instrument aan het werk te zien en mensen als poppetjes te vangen met een blaadje papier. Maar de magie die ik als tiener voelde, was er niet meer. Spijtig.

Wel nog altijd even indrukwekkend: het uitzicht vanaf het uitkijkplatform. Alleen jammer van de Tattoo-tribunes die het zicht op Edinburgh Castle helemaal verknoeiden. Na voldoende tijd genomen te hebben om het uitzicht in ons op te nemen en de mensen te bespioneren door de sterke verrekijkers op het dak, gaan we op ons gemak naar beneden langs de tentoonstellingen op de verschillende verdiepingen.

De tentoonstellingen tonen allerlei optische trucjes en wetenschappelijke proefjes, maar niets wat ik nog niet eerder gezien heb. Al blijven de 3D hologrammen natuurlijk altijd leuk. Voor kinderen is dit een absolute must see. Je kan zelf veel opstellingen uittesten en er is gelegenheid genoeg om een paar gekke foto’s te maken.

Voor het middagmaal steken we de straat over. Gemakkelijk! Op aanraden van mijn reisgids lunchen we in Amber, een bar-restaurant in de Scotch Whisky Experience (tip: koop hier zeker geen whisky, de flessen zijn gruwelijk overprijst). Amber is echter wel de moeite: er is een heel uitgebreide whiskykaart en je krijgt professioneel advies van het personeel over welke whisky te kiezen. Ik bestel er de seafood platter en mijn vriend de meat platter. Beide zijn uitstekend en ja, natuurlijk drinken we daar een glaasje whisky (of twee) bij: Highland Park 18yo en Old Pulteny 7yo voor mij en Clynelish Distiller’s Edition en Tomatin 15yo Tempranillo voor mijn vriend. (Hey, het is onze laatste dag, he!)

Na het middagmaal is het tijd om naar The Real Mary King’s Close te vertrekken. Onze rondleiding start om 15u en ik ben echt razend benieuwd naar wat we te zien zullen krijgen: een verborgen wereld van huizen en straten onder straatniveau, het klinkt heel erg boeiend.

En ik word niet teleurgesteld. We krijgen een rondleiding door een gids in historisch kostuum die zich voorstelt als een figuur uit de middeleeuwen en de ganse rondleiding zijn rolletje vol overtuiging blijft spelen. The Real Mary King’s Close toont je een glimp van een wereld die nu niet meer bestaat. Tot in de 18de eeuw leefden de meeste inwoners van Edinburgh langs en onder de Royal Mile. Doordat de stadsuitbreiding binnen de stadsmuren diende te blijven, hadden de inwoners geen andere keuze dan in de hoogte te bouwen. De gangetjes tussen de gebouwen waren zo smal dat je zonder veel moeite met je beide handen de muren aan weerszijden kon aanraken. Langs de Royal Mile vind je nu nog veel Closes die een goed beeld geven van hoe claustrofobisch het er vroeger geweest moeten zijn.

In deze omstandigheden leefden duizenden mensen. Geen wonder dat cholera, tyfus en pokken veel voorkwamen in de op en langs elkaar gestapelde appartementen. Mary King’s Close, gelegen onder de huidige City Chambers, werd berucht doordat de bewoners allemaal stierven aan de pest in 1645.

De rondleiding is echt fantastisch: door slim gebruik te maken van film, verlichting en enkele ‘special effects’ wordt het op momenten echt een beetje creepy. De rondleiding geeft je op een luchtige manier een idee van de levensomstandigheden in die tijd. Ik kan een rondleiding in Mary King’s Close van harte aanbevelen. Het is niet goedkoop, maar geloof me, het geld meer dan waard.

Omdat wij altijd graag nog een beetje extra uitleg krijgen, boekten we een Gold Experience Ticket. Even zijn we in de war over waar het tweede deel van de rondleiding door het bovengrondse Edinburgh start. Uiteraard blijkt de rondleiding te starten bij de coffee bar waar de wachtenden verleid worden (kuch, mijn vriend) door de heerlijke koffiegeuren (ik niet, ik drink geen koffie).

De bovengrondse rondleiding wordt opnieuw door een historisch personage gegeven. Deze keer heb ik wat meer moeite om de gids te verstaan. Hij ratelt en struikelt over zijn woorden en het is me niet geheel duidelijk of dit bij zijn rolletje hoort dan wel of dit zijn normale manier van spreken is. Rond vijf uur is de rondleiding afgelopen en zijn wij heel wat historische feiten over Edinburgh rijker.

De zon schijnt, we hebben nog een mooie namiddag voor de boeg en we besluiten opnieuw een wandeling te maken langs de Royal Mile, maar nu op een iets gezapiger tempo dan de eerste keer. We lopen op ons gemak tot aan Holyrood Palace dat ondertussen al gesloten is. De avondzon geeft het paleis een prachtige warme gloed. Ideaal om nog wat foto’s te maken.

Ondertussen is het half zes en beginnen we na te denken waar we ons laatste avondmaal zullen eten. Tijdens de wandeling gisteren kwamen we langs een restaurant dat een menu aanbood met aangepaste whisky’s. Zo’n aanbod hebben we op andere plaatsen nog niet gezien. Wat opzoekwerk later (danku 3G), vinden we de naam van het restaurant. We bellen voor een reservatie en melden dat we zo’n half uur later zullen arriveren.

Genietend van de avondzon wandelen we langs The Balmoral, het Scott Monument en Princess Street Gardens. We zijn iets vroeger in The Dining Room dan verwacht, maar onze tafel staat al klaar. Het onthaal is erg vriendelijk en we voelen ons meteen thuis. We moeten niet lang nadenken over onze keuze: The Taster Menu, please! Met aangepaste whisky’s, ja graag.

Een overzichtje van wat er zoal op ons bord en in ons glas passeerde:

Broccoli soup
with Loch Arthur ricotta, morel mushrooms and pumpkin seeds
with
121.60
13 year old island

Hand-divided Scallop
with cauliflower, chorizo, squid ink beignet and sauce nero
with
26.90
27 year old Highland

Free range Gartmorn Farm Chicken
with boudin blanc, creamed morels, spring cabbage, thyme and madeira
with
85.24
27 year old Speyside

Chocolate delice
with chocolate mousse, minted caramel ice cream, wild mint syrup
with G3.5
33 year old Grain

Het eten is werkelijk fantastisch. Al laat de bediening wel een serieuze steek vallen door ons bord naar de foute tafel te brengen. Gelukkig wordt de vergissing snel opgemerkt voordat de gasten aan de andere tafel van onze borden kunnen eten. Het zorgt voor een grappig moment wanneer de ober zich uitgebreid komt verontschuldigen.

We drinken van de whisky zoals het hoort: kleine slokjes om de smaken in je mond tot recht te laten komen en de verschillen in het palet van de whisky’s te kunnen onderscheiden. Of we proberen die althans te onderscheiden, want echte kenners zijn we niet.

De gangen volgen elkaar aan een strak tempo op (iets meer tijd tussen de verschillende gangen mocht zeker) en rond tien uur staan we alweer buiten. We twijfelen om nog iets te gaan drinken, maar besluiten onze laatste dag in Edinburgh rustig af te sluiten en op tijd te gaan slapen. Per slot van rekening hebben we morgen nog een lange rit naar Hull voor de boeg.

Goodbye Edinburgh! Hope to see you again in the future!

Schotland – de B&B’s en hotels

Omdat we op een aantal erg leuke plekken verbleven hebben tijdens onze Schotlandreis, maakte ik een overzichtje van alle B&B’s waar we verbleven. Kwestie van een handig overzichtje te hebben.

  • AllanBank Bed and Breakfast – Eyemouth: Gezellige B&B in een mooi herenhuis, kraaknet, heerlijk ontbijt, gelegen in het groen en zeer vriendelijke uitbaters.
  • Old Bank House B&B – Melrose: Beetje excentrieke B&B vol met kunst met heel praatgrage eigenaar en zeer goed ontbijt. Gelegen vlakbij de prachtige Melrose Abbey en midden in het charmante Melrose.
  • No.20 Boutique Bed and Breakfast – Helensburg: Zeer vriendelijke uitbaters, prachtige kamer, subliem ontbijt, gelegen in een rustige buurt vlakbij de Firth of Clyde. Aanrader!
  • Dunheanish Guest House – Oban: What a view! Vraag of het mogelijk is in één van de kamers met uitzicht op de baai te logeren. Grappige gastheer, lekker ontbijt, comfortabele kamer. Aanrader!
  • Arle Lodge – Isle of Mull: Nogal spartaanse, maar propere kamers. Ideaal als je zelf je potje wil koken, mooie tuin, prachtig gelegen aan een meer.
  • Lios Mhoire Bed and Breakfast – Glencoe: Zeer, zeer vriendelijke en behulpzame gastvrouw, heerlijk ontbijt en zalige regendouche. Prachtig uitzicht vanaf het balkon. Ideaal om Glencoe te verkennen. Aanrader!
  • Heatherlea Bed & Breakfast – Mallaig: Kamer ok, maar waarschijnlijk wel aan de frisse kant in de winter (er is wel een elektrische verwarming voorzien). Mooi gelegen midden op het platteland, maar het rook er een beetje naar natte hond.
  • Otterburn B&B – Isle of Skye: Absoluut fabelachtige B&B, de beste van onze hele trip. Er is maar één kamer, dus je hebt de onverdeelde aandacht van de gastheer en gastvrouw. Het ontbijt was subliem. Het uitzicht vanuit de leefruimte die we tot onzer beschikking hadden was prachtig. We kregen elke avond een whisky van het huis aangeboden en één ochtend was de gastheer speciaal voor ons smoked haddock gaan halen. Aanrader!
  • Premier Inn Inverness Centre – Inverness: Ok hotel, maar laat je er niet toe verleiden om er te dineren. Het avondmaal is niet zo geweldig. Bij nader inzien hadden we beter een B&B geboekt in Inverness.
  • Rhu Mhor – Fort William: Heel bijzondere B&B in een oud huis gelegen in een prachtige tuin. De gastheer (in kilt) en zijn bejaarde moeder zorgen dat je je meteen thuis voelt. Het ontbijt was lekker en we kregen om tien uur ‘s avonds een kopje thee met koekjes. De kamer was erg ouderwets, maar dat pas bij de sfeer van het huis. In de gang hing wel een geurtje van verschaalde rook.
  • Beinn Bhracaigh – Pitlochry: Mooie kamer, propere badkamer, uitstekend ontbijt (hier probeerde ik de porridge die met whisky en honing werd geserveerd). ‘s Avonds kan je iets drinken in de honesty bar: je schenkt jezelf een drankje uit en schrijft op wat je dronk. Pitlochry is absoluut een bezoekje waard en niet alleen voor de destilleerderij!
  • Hotel Ceilidh-Donia – Edinburgh: Leuk familiehotel met een geweldige barman (Max) en een hond die graag op brillen knabbelt. Mooie kamer, al hadden we doordat we vlak langs de ingang van het hotel sliepen wel wat last van het lawaai van arriverende of vertrekkende gasten. Het ontbijt was ok, maar ik geef toe dat we ontbijtgewijs op onze trip echt verwend zijn geweest .

Een avondje Schotlandherinneringen ophalen

Woensdagavond waren we te gast bij vrienden die in september naar Schotland gaan. Zij waren nog niet echt begonnen aan de planning van hun reis, wij waren net terug van de onze, een ideaal moment om wat tips te geven. En lyrisch te doen over dit prachtige land en zijn vriendelijke bewoners. Uiteraard hebben we maar een stuk van Schotland gezien. Er valt nog zoveel meer te zien en te verkennen. Het hoge noorden, daar zijn we zelfs niet aan toegekomen. Maar we wilden graag ons enthousiasme delen en reclame maken voor de geweldige B&B’s die we bezochten.

Het werd een fijne avond waarin meer dan enkel Schotland ervaringen werden uitgewisseld. En natuurlijk sloten we de avond met een glas Schotse whisky en klonken we op een geslaagde reis voor onze vrienden.

20 juni: Dirleton en Tantallon Castle en New Town in Edinburgh

Mij een beetje vergist wat betreft mijn ontbijtkeuze. Ik dacht pancakes with maple sirup and bacon besteld te hebben, maar bij nadere inspectie blijken er geen pancakes maar waffles with maple sirup and bacon op mijn bord te liggen. Gelukkig is mijn vriendje zo lief om een ruil voor te stellen en kan ik genieten van een grote paddenstoel met gesmolten kaas (de vegetarische ontbijtoptie). Wie eet er nu wafels met spek bij het ontbijt?

Onze investering in die vijfdagenpas van Historic Scotland heeft nog niet echt gerendeerd, dus besluiten we opnieuw de auto in te stappen en twee kastelen in de buurt te bezoeken. Onze eerste halte is Dirleton Castle, een fotogenieke ruïne gelegen in een prachtig onderhouden tuin (waar er uiteraard vol enthousiasme gras gemaaid wordt, we hadden niets anders verwacht). In de tuin bevindt zich een authentieke doocot (duivenhok) die mij qua vorm nog het meeste aan een bijenkorf doet denken. Het hok moet vroeger aan honderden duiven onderdak geboden hebben. Dat zal daar nogal een lawaai en een stank geweest zijn. 😉

Van Dirleton Castle zijn nog redelijk veel vertrekken bewaard gebleven, waardoor je je (mede door de getekende artist’s impressions) een goed idee krijgt van hoe het kasteel er vroeger moet uitgezien hebben. Vooral de tonvormige kelders zijn indrukwekkend. We zijn bijna helemaal alleen op de site, dus we nemen de tijd om op ons gemak rond te kijken en tegelijkertijd te genieten van het mooie uitzicht op de omgeving. Het geel van het koolzaad heeft sinds het begin van onze reis wat van zijn felheid verloren en maakt langzaam plaats voor het geel van boterbloemen, een nieuwe schakering tussen al dat groen.

We rijden verder naar het volgende kasteel en komen onderweg een afgebrand gebouw tegen. Dit gebouw blijkt, o ironie, het de brandweercentrale te zijn. Pijnlijk als de enige brandweercentrale in de buurt volledig uitbrandt… Maar het levert wel een bijzondere foto op.

Volgende halte: Tantallon Castle, gelegen vlakbij de kust. Meer dan 300 jaar werd dit kasteel bewoond door één van de machtigste families in Schotland: de Douglas. Qua ligging (op een klif aan de zee) overtreft dit kasteel Urquhart Castle ruimschoots. Het uitzicht op de kustlijn en Bass Rock, een enkel door zeevogels bewoond eilandje met een eenzame automatische vuurtoren erop, is fabelachtig. En oja, ze hebben hier ook een doocot.

De restanten van Tantallon Castle zijn overweldigend in hun omvang. Wat moet dit wel niet geweest zijn toen het kasteel op het toppunt van zijn macht was! Heel bijzonder: de steen van de voorste toren is groen van kleur. De steensoort van de groene toren is erg zacht en afkomstig van de kliffen in de omgeving van het kasteel. De groene steen is zachter dan de zandsteen waaruit de rest van het kasteel is opgebouwd, wellicht was het de bedoeling om via de voorste toren makkelijker artillerie-aanvallen te kunnen opvangen. Een zachte steen is natuurlijk enorm kwestbaar wanneer blootgesteld aan de weersomstandigheden, dus onderging de toren een grondige restauratie. Die op het moment van ons bezoek net moet afgerond zijn (de stellages liggen er nog), zodat we de toren in zijn volledige glorie kunnen bewonderen.

Tantallon Castle is verrassend groot, met heel veel vertrekken om in rond te dwalen. Ik ben echt onder de indruk van dit kasteel. De ligging, de grootsheid, de bewogen geschiedenis. Echt de moeite van een uitstapje waard als je in Edinburgh bent. Alleen jammer dat het wat frisjes is door de koele zeewind. Ik vind het prachtig en ben blij dat we dankzij de Historic Schotland passen hier naartoe gekomen zijn. Mijn vriend en ik zijn zo enthousiast dat we niet anders kunnen dan wat cadeautjes voor onze petekindjes kopen in de souvenirshop. Een deel van onze aankopen gaan immers naar het onderhoud van dit kasteel en dat vind ik goed besteed geld.

Het is ondertussen al half twee gepasseerd en we hebben nog steeds niet geluncht. We keren terug naar Dirleton, waar we een tafeltje vinden in The Castle Inn, winnaar van de award “Best Bistro Meal in East Lothian”! Als dat geen referentie is! Enfin ja, ik eet een bouillabaise en mijn vriend een meat pie. De bouillabaise is echt heel lekker, met royaal veel vis en geserveerd met geroosterd brood en rouille, zoals het hoort.

Ons late middagmaal in combinatie met de rit van Dirleton naar ons hotel maakt dat we pas na vieren terug in Edinburgh zijn. Geen erg, de zon is ondertussen volop beginnen schijnen en we nemen de bus naar het stadscentrum. We wandelen naar Calton Hill, in vergelijking met Arthur’s Seat, een klein en bescheiden heuveltje, maar wel eentje met een half voltooid Parthenon erop. Dit bouwsel was ontworpen als nationaal monument voor de gesneuvelde soldaten uit de napolenontische oorlogen. De bouw startte in 1822, maar geldgebrek stond voltooiing in de weg. Gelukkig werd de naburige Nelson toren ter herinnering aan de Britse overwinning bij Trafalgar wel voltooid.

Door het mooie weer is het erg druk op de heuvel. Veel Schotten zitten in het gras te picknicken en van het uitzicht te genieten of doen gewoon een dutje in de zon. Mijn vriend en ik zijn eerst wat verontwaardigd over al het vuilnis dat vlakbij de vuilnisbakken rondslingert. Zo’n achteloosheid hadden we nu toch niet verwacht van de Schotten die zo trots op hun land zijn. Tot mijn pond valt. De concentratie vuilnis vlakbij de vuilnisbakken is wel heel verdacht en we zijn hier vlakbij zee. Het kan niet anders dat de schuldigen voor dit hooliganisme meeuwen zijn, de duiven van de zee!

Na Calton Hill wandelen we op ons gemak verder naar St. Andrew Square. Spijtig genoeg gaat ons plan om iets te drinken bij de gezellig uitziende kiosk niet door, want ze zijn net aan het sluiten. Om kwart voor zes terwijl het groene St. Andrew Square met het indrukwekkende Melvillemonument wemelt van het volk! We besluiten verder te wandelen langs Queen Street en onderweg iets te drinken als we iets gezelligs tegen komen. Ons plan om te slenteren door de groene Queen Street Gardens blijkt echter op een sisser uit te lopen: deze tuinen zijn niet geopend voor het publiek. Enfin ja, onderweg kopen we een smoothie in een hippe koffie/smoothie bar, zo van het soort waar magere vrouwen afspreken om een groen sapje te drinken en tips uit te wisselen over hun raw food diet.

Na onze smoothie is er van dorst (of honger) geen sprake meer. We lopen in de richting van de Nieuwe Stad om daar een wandeling te maken die in mijn gids staat beschreven. De Nieuwe Stad werd oorspronkelijk gebouwd om de overvolle en ongezonde middeleeuwse Oude Stad te ontlasten en dateert van de 18de eeuw. Een knap staaltje van stadsplanning. We wandelen langs de mooie, statige gebouwen tot aan de Dean Bridge. Deze brug uit 1829 kijkt uit op het riviertje Water of Leith en toont hoe verrassend dichtbij de natuur in Edinburgh is. We passeren huizen waar historische figuren woonden, betrappen een paar meeuwen die de vuilniszakken aan het plunderen zijn en komen langs Bute House, de officiële residentie van de First Minister van het Schotse Parlement.

Het is ondertussen zeven uur en veel honger valt er bij ons nog niet te bespeuren, toch beter zo’n groen sapje genomen. In de buurt van Princess Street ontdekken we de charmante Rose Street, een aangename wandelstraat versierd met bontgekleurde vlaggetjes en veel volk op de terrasjes. Een ideale plek om wat te eten, ware het niet dat onze magen nog goed gevuld aanvoelen. We wandelen wat rond op Princess Street en bewonderen de Princess Street Gardens (die helaas al gesloten zijn) en het mooie uitzicht op Edinburgh Castle. Princess Gardens mogen nu dan wel een elegant park zijn, vroeger was dit een meertje waarin alle afval en uitwerpselen van de oude stad zich verzamelden. Een verschrikkelijke stinkplek. Geen wonder dat al die bloemen en planten hier nu zo weelderig groeien.

We komen een marktje tegen waar ik een paar stukken fudge koop om thuis in België te eten. De hoofdingrediënten voor fudge zijn boter, poedersuiker en melk. Niet echt een gezond goedje dus, maar wel zalig smeuïg en zoet. Ideaal om als souvenir mee naar huis te nemen en terug te denken aan de mooie dagen die we in Schotland doorbrachtten.

Zo rond acht uur besluiten we een plek om te eten te gaan zoeken. Toen we deze ochtend in Tantallon Castle waren zagen we vier mensen in een nis bij het raam picknicken met verse sushi, waardoor ik opeens heel veel zin in sushi kreeg. In de kleine dorpjes en stadjes waar we voordien verbleven, moesten we niet hopen zo’n exotisch restaurant te vinden, maar in een stad als Edinburgh zouden we beslist meer geluk hebben. En ja, via tripadvisor vinden we een leuk klein Japans restaurant in Rose Street. Het restaurant doet verrassend authentiek aan en ik vermoed dat de sushichef een echte Japanner is, want hij reageerde erg beleefd-enthousiast op mijn Japanse bedanking.

We bestellen wat sashimi en een paar roll’s om mee te beginnen en besluiten meteen all the way the gaan: graag een kannetje warme saké voor ons! De sushi is echt voortreffelijk. Kampai op Edinburgh!

Rond negen uur wandelen we opnieuw naar Princess Street. Net op dat moment verlicht de ondergaande zon Edinburgh Castle met een prachtig rode gloed. Het lijkt alsof de eeuwenoude burcht warmte uitstraalt. Het is net een sprookjeskasteel. Prachtig.

De bushalte die we willen nemen op Princess Street blijkt afgesloten te zijn wegens werken aan de tramleidingen. Ik kan me van mijn vorige bezoek aan Edinburgh geen trams herinneren en de infrstructuur ziet er allemaal behoorlijk nieuw uit, dus het lijkt me dat binnenkort een paar van die vieze vervuilende bussen door moderne trams vervangen zullen worden. Mooi!

In het hotel aangekomen drinken we nog een afzakkertje op de geslaagde dag. We bestellen allebei een kipper voor het onbijt de volgende ochtend. Morgen is onze laatste dag en we zijn van plan er ten volle van te genieten!

19 juni: Rosslyn Chapel en Pentland Hills

Ontbijt met scrambled eggs en zalm. De weersvoorspellingen beloven ons een mooie zonnige dag, ideaal om de omgeving van Edinburgh te verkennen.

Op ongeveer een half uurtje rijden van Edinburgh ligt de Rosslyn Chapel, die ik bij de voorbereiding van onze reis als een absolute must see had genoteerd. En ik word niet teleurgesteld. De kapel die gebouwd werd in opdracht van William Sinclair, een katholiek edelman met Noorse roots, is een klein wonder. De originele plannen van Rosslyn Chapel zijn helaas verloren gegaan, waardoor het onduidelijk is hoe het afgewerkte gebouw er effectief moest uitzien, maar afgaande op wat er wel afgeraakte, moet dit fabuleus geweest zijn.

William Sinclair bereikte voor zijn tijd (15de eeuw) de zeldzaam oude leeftijd van 70 jaar, maar mocht de voltooiing van zijn kapel niet meer meemaken. Zijn zoon zorgde enkel dat het reeds afgewerkte koor een dak kreeg en de kapel werd verder nooit voltooid.

Rosslyn Chapel kende een veelbewogen geschiedenis. Ik bespaar jullie de hele uitleg, daarvoor bestaat wikipedia, maar pik er een paar frappante feiten uit.

Tijdens de burgeroorlog van 1650 werd de tegen dan door de godsdiensttwisten in onbruik geraakte katholieke kapel gebruikt als paardenstal door de soldaten van Olivier Cromwell. In 1688 trok een woeste menigte protestanten naar de kapel om alle katholieke symbolen in de kapel te vernietigen. De prachtige stenen decoraties werden onherstelbaar beschadigd. De kapel stond daarna vele lange jaren leeg, de kwetsbare zandsteen blootgesteld aan de natuurelementen. In 1736 bracht een lid van de familie Sinclair glasramen in de kapel aan. Toen koningin Victoria een bezoek bracht aan de kapel was zij zo onder de indruk en dat zij zei dat zulk een schat voor de bevolking van Engeland en Schotland bewaard moest worden. Het moet ook een fantastisch gezicht geweest zijn: die prachtige sculpturen met bijbelse taferelen en bloemenmotieven half overwoekerd door planten.

In 1954 werd de binnenkant van de kapel ingesmeerd met een cementmengsel om de kwestbare zandsteen te beschermen. Dit mengsel deed echter meer kwaad dan goed. De natuurlijke geelroze kleur van de zandsteen verdween onder een grijze waterafsluitende laag. Hierdoor kon de natuursteen niet meer ademen en bouwde het vocht zich op. Om dit probleem op te lossen moest de aangebrachte laag zo goed als mogelijk verwijderd worden. In 1997 bouwde men een stalen constructie over de kapel zodat de stenen de gelegenheid hadden om naar buiten toe te drogen. De constructie werd pas in 2010 opnieuw verwijderd.

Aan de kapel zijn vele mysteries en legendes verbonden. Zo zouden er symbolen van de tempeliers en de vrijmetselaars te vinden zijn. Of zou de kapel de Heilige Graal verbergen. De beroemde apprentice pillar (de leraar steenkapper zou zijn leerling gedood hebben uit jaloezie omdat zijn pilaar die van de meester vele malen overtrof in schoonheid) zou dan weer de Noorse mythologische boom Yggdrasil voorstellen. En toen een zekere Dan Brown een boek schreef dat de Da Vinci code heette en daarin Rosslyn Chapel vermeldde, zagen de beheerders van de kapel hun maandelijkse bezoekersaantal verveelvoudigen tot het meer dan het jaarlijkse bedroeg.

In heel de kapel zijn taferelen uit de bijbel terug te vinden, maar er is slechts één opschrift. Dat luidt als volgt: Forte est vinu. Fortior est rex. Fortiores sunt mulieres: sup[er] om[nia] vincit veritas. (Wijn is sterk. De koning is sterker. Vrouwen zijn nog sterker: de waarheid overwint alle.) Ook zouden de motieven in de kapel als een muziekstuk geïnterpreteerd kunnen worden. Vader en zoon Thomas en Stuart Mitchell besteedden jaren aan het ontcijferen van de verborgen code en componeerden zo het Rosslyn motet.

Enfin ja, ik kan nog wel een paar bladzijden over deze betoverende plek schrijven. Alle legendes en verhalen terzijde, je weet gewoon niet waar eerst te kijken. De schoonheid van de kapel moet je met je eigen ogen zien. Spijtig genoeg is ook hier fotograferen verboden, iets met een verhaal over een toeriste die tijdens het fotograferen ten val is gekomen en dan maar de kapel een proces heeft aangedaan voor haar val. En nu mag niemand meer fotograferen. Zonde.

Voor ons middagmaal kopen we twee bagels die we na een korte wandeling in de buurt van Rosslyn Chapel bij een ruïne opeten. De zon schijnt en we hebben de plek helemaal voor ons alleen en daar maken we dankbaar gebruik van. 😉

Als opwarming doen we een aangename wandeling langs het Harlaw en het Threipmuir reservoir. Een mooie kennismaking met de Pentland Hills en een populaire wandeling voor hondeneigenaars. Het aantal honden dat we tegenkomen is niet op twee handen te tellen.

De namiddag is nog jong en we hebben nog veel energie in de benen. Op naar de andere kant van de Pentland Hills voor een iets pittigere wandeling. We starten zo rond kwart na vier aan onze wandeling en jagen meteen wat schapen de stuipen op het lijf. Wordt zo een beetje mijn hobby, schappen terroriseren. Al is er niet veel nodig om een schaap schrik aan te jagen. Eens vriendelijk ‘hoi’ zeggen is al voldoende.

Op het plan zien we dat we twee hoogtelijnen zullen kruisen en we beginnen vrijwel meteen met klimmen. De uitzichten die we daarvoor in de plaats krijgen zijn magnifiek. Schotland is werkelijk (mochten de foto’s jullie nog niet overtuigd hebben) magnifiek. Op het hoogste punt van de wandeling hebben we een fantastisch uitzicht op het North Esk Reservoir. De blauwe lucht wordt weerspiegeld in het water. We zijn onder de indruk.

Hoe verder we vorderen, hoe minder aanduidingen er staan om ons het pad te wijzen. De kaart die we meegenomen hebben bij het Harlaw Reservoir is vrij schematisch, maar biedt gelukkig wel een goed houvast om min of meer de juiste richting te kiezen. Tot we op een gegeven moment bij een splitsing komen. We kiezen ervoor om de iets avontuurlijker uitziende route te nemen.

En ja, avontuurlijk is het wel. We komen in een wei terecht waar elke vierkante centimeter wel een koeienvlaai ligt. Op zich lukt het ons wel daartussen te manoeuvreren, maar de producenten van die vlaaien staan ook in de wei. Het pad (of wat daarvoor moet doorgaan) leidt ons vlak langs een stuk of twintig koeien met kalveren. We houden ons rustig, want je weet nooit hoe zo’n moederdier reageert als het meent dat haar jong bedreigd wordt. We lachen eens vriendelijk naar de koeien, die ons bevreemd aankijken. We hebben zo het idee dat dit geen druk bewandeld pad is.

We willen liever niet te lang in de koeienwei blijven en steken een beekje over zoals de kaart ons aangeeft. Na een vijftal minuutje klimmen, zien we echter een duidelijke oversteekplaats over een ander beekje vlakbij. Teruggaan naar de koeien zien we niet zitten, dus we steken ons beekje opnieuw op een andere plek over (zonder natte voeten te krijgen!) en gaan verder op de juiste weg. Aanduidingen van een pad hebben we al een hele tijd niet meer gezien.

We lopen verder in de richting van onze auto (hoera voor google maps en 3G) en proberen ons te baseren op de schematische kaart. Op een gegeven moment staan we ergens in een wei van een boer en zien we tot onze eigen verwondering het pad weer aangeduid staan. Onverwacht, maar fijn om vast te stellen dat we nog steeds op de goed weg zijn. Toch wel een knap staaltje navigatiewerk van mijn vriend.

Daarna is het niet zo ver meer en komen we zonder problemen rond twintig voor acht aan bij onze auto. Op deze hele wandeling zijn we geen enkele mens tegengekomen. Het was echt geweldig!

We besluiten onderweg ergens te stoppen, want onze magen grommelen. Zo komen we terecht in de Flotterstone Inn, een typische bar. We bestellen zoals we dit gewoon zijn aan de bar en maken voor het eerst een onbeleefde barman mee. De mens neemt duidelijk tegen zijn goesting onze bestelling op en schenkt met een zucht onze glazen vol. We laten het niet aan ons hard komen, want het eten (tonijn met scampi voor mij en een burger voor mijn vriend) is ok en de wijn smaakt na de inspanning van vandaag.

Bij aankomst in ons hotel, nestelen we ons in de bar voor een glayva en een whisky.

Alweer een geslaagde dag!

18 juni: Edinburgh

Beetje bewolkt weertje om onze eerste dag in Edinburgh te starten, maar we maken ons niet al te veel zorgen. De ervaring leert dat die wolken in de loop van de dag meestal plaatsmaken voor blauwe lucht.

Het ontbijt is een beetje minder dan we ondertussen gewoon zijn. Niet dat het slecht is, verre van, maar ik mis het heerlijke verse fruit van de voorbije dagen. De eggs florentine (waarvan ik normaalgezien een grote fan ben) vallen ook wat tegen. Maar ik geef toe, we zijn een beetje verwend geweest, de laatste tijd.

We nemen de bus naar het stadscentrum (3,50 pond voor een dagticket) en beginnen met dé hoofdattractie van Edinburgh: Edinburgh Castle. Het kasteel staat op de basalten kern van een dode vulkaan. Het complex kreeg vorm tussen de 12de en de 20ste eeuw en had in de loop der eeuwen verschillende functies: vesting, koninklijk paleis, kazerne en gevangenis. De plek waar nu Edinburgh Castle staat, was al bewoond in de bronstijd. De eerste vesting op deze plek dateert uit de 6de eeuw en werd gebouwd door koning Edwin van Northumbria, naar wie de stad genoemd is. Het kasteel is momenteel nog steeds in gebruik door het leger.

Tegenwoordig herbergt Edinburgh Castle opnieuw de Stone of Destiny, een oeroud symbool van de Schotse koningen, dat in de 13de eeuw door de Engelsen werd veroverd en pas in 1996 naar Schotland werd teruggebracht. Ook de Schotse kroonjuwelen vallen hier te bewonderen.

Dat dit dé toeristische topattractie van Edinburgh is, moge duidelijk zijn. Het wemelt er van de toeristen. Het overvalt ons een beetje. We zijn gewoon geraakt aan de eenzaamheid, rust en kalmte van de voorbije weken en de confrontatie met zoveel mensen op één plek is een beetje overweldigend.

We maken gebruik van de mogelijkheid om een gratis rondleiding te krijgen, maar de groep is een beetje te groot om alles goed te verstaan. Ik kijk vooral rond en maak foto’s met heel veel mensen op. De gids vraagt ons of we het druk vinden. Ik antwoord bevestigend. “Oh, but now it’s calm. You just wait till july and august, when the big crowds come to Edinburgh Castle.” Ik slik even.

Na de rondleiding volgen we het advies op van de gids en gaan we naar de Stone of Destiny en de Crown Jewels kijken. Foto’s maken van deze schatten is uiteraard niet toegelaten. Spijtig eigenlijk, want de herinnering vervaagt zo snel dat het binnen een paar weken al moeilijk zal zijn de pracht van deze juwelen uit mijn geheugen op te roepen. De Stone of Destiny zelf is alles behalve spectaculair, maar het is uiteraard de symboliek die aan deze steen verbonden is, die hem bijzonder maakt.

We zien ook de kamers waar Mary Queen of Scots woonde en waar zij haar zoon Jacobus VI, de latere koning van Engeland én Schotland baarde. Vervolgens bezochten we de Scottish National War Memorial gewijd aan de nagedachtenis van de Schotten die sneuvelden in de eerste wereldoorlog. In steen gebeiteld staan de namen van Vlaamse steden en dorpen: Ieper, Passchendaele, Diksmuide,… Ik krijg er kippenvel van.

Het charmante kapelletje gewijd aan St. Margaret brengt ons even tot rust. Het piepkleine kapelletje wordt nog gebruikt voor trouwceremonies, al mag je dan echt niet te veel kijklustigen meenemen. Na de kapel bezoeken we de kerkers die ingericht zijn zoals in de 18de en 19de eeuw toen er krijgsgevangenen opgesloten zaten tijdens de oorlogen met Frankrijk. Er zijn deuren te zien waarin de krijsgevangenen hun namen of kleine tekeningen gekerfd hebben. Heel bijzonder dat die kleine doodles zoveel eeuwen later hun makers overleven.

En dan is het bijna kwart voor één. We haasten ons naar de plek waar elke dag om één uur stip het One o’clock gun wordt afgevuurd. We zijn niet de enigen, maar slagen erin een plek op de tweede rij te versieren. Het lukt om over de hoofden van de scholieren voor mij een vrij goed filmpje te maken van het gebeuren. De traditie van het afvuren startte in 1861 om de schepen in de Firth of Forth een hoorbaar tijdsignaal te geven, want door de mist was de visuele tijdsaanduiding van de vallende ‘time ball’ op de top van het Nelson monument niet altijd zichtbaar. Dit signaal werd door de schepen gebruikt om hun choronometers in te stellen.

Ook de Great Hall die tot 1639 de vergaderzaal van het Schotse parlement was, is de moeite en toont verrassend veel gelijkenissen met de Great Hall in Stirling Castle. Al moet ik zeggen dat in zijn geheel Stirling Castle meer indruk op mij gemaakt heeft dan Edinburgh Castle.

Wel spijtig dat de Esplanade ontsierd wordt door de opbouw van de tribune voor de Military Tattoo. Het kost drie maanden om de op maat gemaakte tribune op te bouwen en drie maanden om die vervolgens weer af te breken. Tijdens mijn eerste bezoek aan Edinburgh Castle was die tribune niet aanwezig en dat geeft je toch een ander uitzicht op de burcht zelf.

Zo rond half twee nemen we afscheid van Edinburgh Castle en zijn horde toeristen en gaan we op zoek naar een plek om te eten. We vinden een plek op het terras van Maxies met een prachtig uitzicht op de lager gelegen straten. Ik bestel een glaasje prosecco (de eerste keer bubbels deze vakantie, want ciderbubbels, dat zijn toch geen échte bubbels). Ik eet kip gevuld met feta en spinazie en mijn vriend eet eend. En het smaakt echt ongelooflijk goed. Een vrij simpele maaltijd met patatjes en gestoomde groenten op een gezellig terras, meer moet dat niet zijn.

Aangezien we vandaag al goed begonnen zijn, besluiten we meteen ook de tweede topattractie van Edinburgh van ons lijstje te schrappen: het Palace of Holyroodhouse, oftewel de Schotse residentie van Queen Elizabeth II. Het paleis ligt helemaal aan de andere kant van de Royal Mile, de voornaamste verkeersaders van het middeleeuwse Edinburgh (nu is gelukkig een gedeelte van de Royal Mile op bepaalde tijdstippen verkeersvrij).

We lopen de Royal Mile af aan een vrij hoog tempo, want het is al drie uur en we vrezen opnieuw gedwarsboomd te worden door het sluitingsuur. Onderweg stoppen we alleen om twee plekken te reserveren voor de Real Mary King’s Close. We willen zeker genoeg tijd hebben om het paleis op ons gemak te bekijken.

Tegenover het paleis ligt het Scottish Parliament. In 1997 werd per referendum beslist dat de Schotten een eigen parlement kregen. Het nieuwe parlementsgebouw kreeg een symbolische plek en werd ontworpen door Enric Miralles. Ik moet zeggen dat de buitenkant van het gebouw mij niet echt kan bekoren, vooral de rare haardroger-achtige figuren begrijp ik niet, maar wellicht is het van binnen wel de moeite.

Rond kwart na drie kopen we ons toegangsticket voor het Palace of Holyroodhouse. Tot mijn verbazing is het hier veel minder druk dan in Edinburgh Castle. We nemen allebei een audioguide om ons wat meer uitleg te verschaffen over de vertrekken in het paleis. Een tip: neem zeker de audioguide, want verder is er weinig tot geen uitleg aanwezig in de vertrekken.

Het paleis werd in 1498 gebouwd in opdracht van Jacobus IV vlakbij een belangrijke abdij. In ditzelfde paleis was Mary Stuart waarschijnlijk getuige van de moord op haar Italiaanse secretaris en vertrouweling door haar jaloerse echtgenoot. Ze was zes maanden zwanger toendertijd en het gerucht deed de ronde dat het kind van haar secretaris was en niet van haar echtgenoot. Ja, het leven van Mary Queen of Scots, een roman is er niks tegen.

In de vertrekken van het paleis is fotograferen jammer genoeg niet toegelaten, dus jullie moeten me op mijn woord geloven als ik zeg dat het de moeite van een bezoek dubbel en dik waard is. Je krijgt de in hun originele staat herstelde vertrekken van Mary Stuart te zien en de vertrekken die de huidige koningin gebruikt voor officiële bijeenkomsten. Dit paleis weet me meer te inspireren dan Edinburgh Castle, waarvan ik wellicht te hoge verwachtingen had gebaseerd op mijn door de tijd vervaagde herinneringen.

Na het paleis zelf bewonderen we de ruïne van de abdijkerk en proberen we ons de oorspronkelijke pracht en praal van dit gebouw voor de geest te halen. Holyrood verwijst trouwens naar een reliek van het Heilige Kruis waaraan Christus stierf. Weten jullie meteen waarom deze abdij zo belangrijk was.

We wandelen nog even rond in de tuin van de Queen, die helaas niet thuis was om ons op de thee uit te nodigen. Een volgende keer misschien! Ik stel me tevreden met een luxe warme chocomelk met marhsmellows geconsumeerd op het terras van het Café at the Palace.

Omdat we nog geen honger hebben, besluiten we de raad van de barman van Maxies op te volgen en Arthur’s Seat te beklimmen om Edinburgh aan onze voeten te zien liggen. Arthur’s Seat is een vulkaan die al 350 miljoen jaar uitgedoofd is. De naam is waarschijnlijk een verbastering van Archers Seat (boogschutterszetel) en heeft dus niets te maken met de legendarische King Arthur.

De zon is vanachter de wolken gekomen en al snel breekt het zweet ons uit tijdens de beklimming. Mijn vriend ontdoet zich van het t-shirt dat hij onder zijn hemd had aangetrokken, maar ik houd dapper vol terwijl het zweet langs mijn rug druppelt. Het weer in Schotland, het kan verkeren. Als we na veel gepuf boven komen, krijgen we inderdaad als beloning een schitterend uitzicht op Edinburgh en omgeving. In de verte zien we de Pentland Hills liggen, waarvan het water vroeger naar de openbare pompen in Edinburgh werd geleid.

Na genoten te hebben van het landschap dalen we opnieuw de berg af. Mijn vriend stelt voor om langs de andere kant af te dalen, want Arthur’s Seat bevindt zich in vogelvlucht niet zo ver van ons hotel. De afdaling begint goed, we volgen een pad dat naar beneden slingert. Het pad wordt echter almaar moeilijker te volgen, tot het volledig verdwijnt. Daar staan we dan ergens in de helft van de berg. Omhoog klimmen zien we geen van beiden zitten, dus we dalen verder af in de juiste richting. Het wordt hoe langzaam om meer een klauterpartij. Tot we uitkomen op een weg. Probleem is dat we op een muur van zo’n twee meter hoog staan, zonder dat er een trapje naar de weg loopt. We slagen erin op de weg geraken, maar het zal me niet verbazen als enkele passerende bestuurders mijn onderbroek hebben gezien tijdens deze klauterpartij.

Enfin, ja, een mens krijgt honger van zulke onorthodoxe afdalingen en op het plannetje dat we in het hotel kregen, zien we dat we vlakbij The Salisbury Arms zijn. Het is jammer genoeg niet mogelijk om iets op het terras te eten. In plaats daarvan krijgen we een tafel toegewezen vlakbij een brandend haardvuur (!). Die Schotten hebben het graag warm, zo hebben we al gemerkt. Chauffages staan hier vaak nog aan ook al is het achttien graden of meer.

Om te vieren dat we heelhuids beneden geraakt zijn, bestel ik mijn tweede glaasje prosecco van de dag. Dat eerste glas smaakte naar meer. Als hoofdgerecht ga ik voor de smoked haddack risotto with a poached egg, terwijl mijn vriend gaat voor een klassieker: de linguine carbonara. Het eten is echt waar voortreffelijk en de atmosfeer is erg gezellig voor zo’n grote pub. Zeker een aanrader.

Na het avondmaal wandelen we op ons gemak terug naar ons hotel. We nemen een tafeltje aan de bar in en beginnen aan de avondvullende taak van het kaartjes schrijven. Drie whisky’s en één drambuie (verdeeld onder mezelf en mijn vriend) dienen als inspiratie. De drambuie krijg ik trouwens gratis, want in Schotland is de regel dat als het laatste uit de fles minder is dan een drankmaat, je dit gratis krijgt. Schol!

17 juni: Van Pitlochry naar Edinburgh

Ontbijten met een uitzicht, we raken het zo langzamerhand gewoon. Vanochtend staan er porridge, scrambled eggs with salmon en verse fruitsla op het menu. Hoera voor verse fruitsla! Het is de eerste keer dat ik porridge probeer en ik moet daar eerlijk in zijn, ik ben niet wild enthousiast. Gelukkig krijg ik er honing en whisky (!!) bij geserveerd om een beetje smaak aan de beige brij te geven. Het is eetbaar, maar ik denk toch dat ik geen tweede maal porridge zal bestellen deze vakantie.

Spijtig genoeg zien we vanaf onze ontbijttafel weer een hele hoop grijze wolken. Nuja, zolang het niet regent!

Pitlochry is echt een schattig dorp en ik vind het jammer dat we hier geen dagje langer kunnen blijven. Om ons verdriet te verdrinken, bezoeken we dan maar de Blair Athol Distillery in Pitlochry. Blair Athol is een producent voor het whiskymerk Bell’s. Dit wil zeggen dat meer dan 99% van de whisky die hier gestookt wordt, gebruikt wordt voor de blended whisky’s van Bell. Een klein percentage wordt gebotteld en verkocht als het eigen merk Blair Athol. Zo’n fles is dus een zeldzaamheid.

We hebben geluk: we kunnen deelnemen aan de rondleiding van 10.30u. Blair Athol is blijkbaar een populaire stokerij, want er worden busladingen toeristen afgedropt. Gelukkig komen we niet in zo’n grote groep terecht. Ons groepje bestaat uit slechts vijf personen. Ideaal! We krijgen heel de uitleg opnieuw te horen, maar alweer met andere accenten. Het is ook de eerste keer dat we het gist aan het werk kunnen zien in de grote roestvrijstalen vaten (bij Oban waren dit nog authentieke houten vaten).

Onze gids legt vooral de nadruk op de zuiverheid van het gebruikte water. Blair Athol gebruikt water dat rechtstreeks als smeltwater vanuit de bergen komt en zich verzamelt in een klein riviertje. Dit heldere water is één van de drie basisingrediënten voor de whisky van Blair Athol en de otter en het water (Otterburn = otterrivier) op het etiket verwijzen hiernaar.

Natuurlijk mag er aan het eind van de rit weer geproefd worden. En krijgen we korting op de whisky’s in de shop. Omdat we het toch een beetje spijtig vonden dat we geen fles Oban gekocht hadden na onze rondleiding, kopen we hier twee flessen. Een fles exclusieve Blair Athol en een fles Oban, omdat ik Oban whisky tot nu toe het lekkerste vind.

Twee flessen whisky rijker, de zon gaat er spontaan van schijnen! Toch ongelooflijk hoe snel het weer hier kan veranderen. ’s Ochtends helemaal betrokken en fris en nog geen twee uur later volle zon en warm. Niet dat je ons hoort klagen!

Lunchen doen we naar goede gewoonte ergens onderweg. We komen terecht in het Rapha Center, een theraphy center, farm shop, conference center en coffee shop all in one. Beetje een bizarre plek, zeker omdat voor de deur een hoop oude toiletten liggen (blijkbaar is de loodgieter net met een grondige opfrissing bezig) maar de taarten die ze aanbieden zien er lekker uit. Ik geniet van een gigantisch stuk appeltaart met een bolletje ijs en mijn vriend eet een chocoladetaart.

Rond half drie komen we aan bij Stirling Castle, een machtig kasteel dat de Schotse geschiedenis eeuwenlang beheerst heeft. Volgens de legende veroverde koning Arthur het oorspronkelijke kasteel op de Saksen, maar het eerste schriftelijke bewijs dat er hier een kasteel stond, dateert van de 11de eeuw. Het huidige bouwwerk dateert van de 15de en 16de eeuw en werd in 1746 voor het laatst verdedigd, tegen de jacobieten. Van 1881 tot 1964 verbleven er rekruten van de Argyll and Sutherland Highlanders. Momenteel heeft het kasteel geen militaire functie meer.

Stirling vormt het laatste punt waarop de rivier Forth nog bevaarbaar is en geldt als poort tot de Highlands. Vanaf het kasteel zijn zeven slagvelden te zien waarop ooit voor de onafhankelijkheid van Schotland werd gestreden. Ook zichtbaar in de verte: het 67 meter hoge Wallace monument dat herinnert aan de zegen van William Wallace tegen de Engelsen in 1297 bij Stirling Bridge (u weet wel, die van de film Braveheart).

Stirling Castle is niet alleen de moeite waard vanwege het uitzicht; de Great Hall, de Chapel Royal en het Paleis zijn na uitgebreide restauratiewerken teruggebracht tot hun oude glorie. De restauratie duurde tientallen jaren en heeft erg veel geld gekost, maar het resultaat mag er zijn. Al is het soms wel even schrikken van de felle kleuren van de fresco’s op muren en plafonds.

Bij de inkom kopen we een vijfdagenpas van Historic Scotland die we drie van de vijf dagen mogen gebruiken voor een onbeperkt aantal kastelen. De vriendelijke meneer aan de kassa verzekert ons dat we ons geld er snel uit zullen hebben en suggereert nog een kasteel of drie dat we vandaag kunnen bezoeken (mind you, de meeste historische bezienswaardigheden hier sluiten om 17.30u). Wij kijken bedenkelijk, maar laten ons toch overtuigen omdat de toegang voor Edinburgh Castle ook inbegrepen is in deze pas.

We krijgen een rondleiding in Stirling Castle van een zeer goede gids die enthousiast vertelt over de rijke en turbulente geschiedenis van dit kasteel. Na de rondleiding bezoeken we het Argyll and Sutherland Highlanders museum. Dit museum heeft een veel rijkere collectie dan het museum dat we in Fort George zagen. Met ook veel memorabilia uit de eerste wereldoorlog. We worden stil van al die verschrikkelijke verhalen uit de loopgraven. Gelukkig schijnt buiten de zon.

Stirling Castle is ook gekend voor de uit hout gesneden Stirling Heads, ronde houten plafonddecoraties die de lange koninklijke lijn van de Stuarts (waartoe ook Mary Queen of Scots behoorde) moesten aantonen. De oorspronkelijke Stirling Heads in het Paleis zijn ondertussen vervangen door kleurrijke replica’s, maar ook de originele exemplaren, die door het verstrijken van de tijd hun originele verflaag verloren zijn, kan je nog bewonderen in Stirling Castle.

Natuurlijk zijn we pas rond half zes klaar met het bewonderen van Stirling Castle, veel te laat om nog drie andere kastelen te bezoeken, maar onderweg kunnen we wel nog even naar het Falkirk Wheel gaan kijken. Wanneer we volgens onze gps in de buurt van het Falkirk Wheel zijn, volgen we de bordjes. Deze bordjes leiden ons echter naar restaurant Wheelhouse, waarvan de naam ons doet vermoeden dat we effectief in de buurt zijn. Nu, geen erg, het is ondertussen al zeven uur ’s avonds en onze magen rammelen.

Het Wheelhouse is een groot, vrij nieuw restaurant dat duidelijk gebouwd is voor toeristen én dat een cocktailkaart heeft! Dat hebben we nog niet zoveel gezien in Schotland, dus ik maak van de gelegenheid gebruik om een strawberry daiquiri te bestellen. De daiquiri was te zoet, maar hey, een cocktail is een cocktail! Bij mijn cocktail at ik zalm met gamba’s, rijst en een pikant sausje. Best wel lekker.

Na ons avondmaal zetten we onze zoektocht naar het Falkirk Wheel verder. Dat blijkt dus inderdaad op een honderdtal meter van het Wheelhouse te liggen. Het Falkirk Wheel is de eerste draaiende bootlift ter wereld. In 15 minuten tilt dit fantastisch staaltje van menselijk vernuft een boot 35 meter naar boven.

Spijtig genoeg stopt het ding met werken om 18u. Dus als je daar om 19u arriveert met je bootje, kan je tot de volgende ochtend wachten. Jammer, maar goed, we kunnen het ding toch zien staan. We lopen over een brug over het Forth and Clyde kanaal om dit mechanisch wonder van dichterbij te bewonderen, tot mijn vriend mij erop wijst dat deze brug om 20u wordt afgesloten. Het is tien voor acht…

We riskeren het toch maar niet om vast te zitten aan de ene kant van een kanaal terwijl onze auto aan de andere kant staat en besluiten met de auto tot aan de andere kant van het kanaal te rijden, waar ook het visitor center zich bevindt. Jammer maar helaas, als we aankomen bij de weg die naar het Falkirk Wheele leidt, is deze… afgesloten. Sluit om 20u volgens het bordje. :-( Geen close-up van het Falkirk Wheele voor ons. Toch vreemd dat iets als een bootlift ‘s nachts wordt afgesloten.

Teleurgesteld rijden we verder naar Hotel Ceilidh-Donia in Edinburgh, een gezellig klein familiaal gerund hotel. Rond half tien komen we daar aan, we checken in, drinken nog een slaapmutsje en kruipen op tijd onder de wol.