15 oktober: Chinese tempel, Petronas Towers, KL Tower, Merdeka Square

Voor de eerste keer in mijn leven met roti canai, een typisch Maleisisch gerecht, ontbeten. Roti Canai lijkt op nog het meeste op naan en wordt warm geserveerd met curry of dahl. Meer dan meel, zout, water en olie heb je trouwens niet nodig om dit brood te maken. Heerlijk!

Na afscheid genomen te hebben van mijn ijverige vriend, trok ik opnieuw in mijn eentje de stad in. Ik had even geen zin om weer de hop-on hop-off bus te nemen en besloot een beetje te stappen. Als ik het beu zou worden, kon ik nog altijd een ander vervoermiddel nemen.

Ik begon mijn tocht in de Chinese tempel vlakbij ons hotel. Alweer een schitterende tempel met een overdaad aan goud en fantastische boeddhabeelden. Ik wandelde verder en tien minuten later stond ik in KLCC shopping mall, het winkelcentrum in hét bekendste gebouw van gans Maleisië: de Petronas Twin Towers. KLCC zit tjsokvol chique boutiques met merkkledij. Ze hebben er zelfs een Patek Philippe shop! Niet dat ik over het budget beschik om daar iets te kopen. 😉 Ik kocht me er wel een eivormig zacht chocoladegebakje dat de toepasselijke naam chocolat velvet droeg en dat even lekker was als de naam deed vermoeden.

Ik liet het shopping center voor wat het was en begaf me naar de voorkant van de befaamde torens. Dé toeristische attractie van KL. Letterlijk íedereen wil op de foto met de Twin Towers op de achtergrond . En ja, de voormalige hoogste torens ter wereld zijn bepaald indrukwekkend met hun 88 verdiepingen en een hoogte van 452 m. De torens zijn ontworpen door de Argentijnse architect Ceasar Pelli en werden voltooid in 1998. De architectuur van de torens, met de achtkantige ster van het grondplan, weerspiegelen de islamitische beginselen van eenheid en harmonie.

Het was bewolkt en daardoor was de temperatuur vrij draaglijk, dus wandelde ik verder naar het Malaysian Tourism Information Complex. Het grootste toeristenbureau van Kuala Lumpur is gehuisvest in een imposant koloniaal herenhuis dat in 1935 gebouwd werd op de plaats van een oude ramboetanboomgaard. Het huis dat oorspronkelijk de woning was van Eu Tong Seng, een vermogende Chinese tin- en rubberhandelaar, werd tijdens WOII achtereenvolgens ingenomen door het Britse en het Japanse leger. Het was er nogal doods, maar het contrast tussen de architectuur van dit voormalig herenhuis en de Petrona Twin Towers op de achtergrond was wel de moeite.

In mijn gidsje zag ik er in dit complex een ‘cacao boutique‘ was, dus ik dacht daar eens snel een kijkje te gaan nemen. Voordat ik er erg in had, kreeg ik een persoonlijke gids/verkoopster toegewezen die mij bij elk item in de winkel uitleg gaf en me van al de verschillende soorten liet proeven. Steeds met de glimlach, uiteraard. Ik kreeg haar gewoon niet afgeschud, waardoor ik me wel verplicht voelde iets te kopen. Ik denk dat ik erin slaagde het allergoedkoopste item in de shop te identificeren (een beertje in melkchocolade) en daarmee buiten te stappen. Want eerlijk, de chocolade was helemaal zo lekker niet en ik had nog een ganse namiddag voor de boeg. Ik mocht er niet aan denken hoe die chocolade eruit zou zien na een paar uurtjes in de Maleisische hitte.

Omdat het wandelen tot nu toe was meegevallen, besloot ik een iets grotere afstand aan te pakken en naar het Merdeka Square, het historische hart van KL, te stappen. Ik geraakte tot aan een kruispunt waar de voetgangerslichten nooit op groen sprongen (echt waar, ik heb zeker drie cyclussen meegemaakt om uiteindelijk samen met de locals door het rood over te steken), toen de geur van uitlaatgassen en de slecht aangelegde voetpaden me te veel werden. Bovendien leek KL één grote bouwwerf te zijn waardoor de omgeving ook niet al te fraai was. Rechtsomkeer dan maar en naar de KL-toren, met zijn 421 m de zevende hoogste toren in de wereld.

Ik moet eerlijk toegeven dat ik een beetje begon te puffen toen ik zag welk een klim er mij te wachten stond naar de voet van de KL-toren. Gelukkig werd ik na een meter of drie onderschept door een politie-agent die mij vriendelijk vroeg waarnaar ik onderweg was. “To the KL-tower, sir!” Waarop hij mij er vriendelijk op attent maakte dat er gratis shuttles waren om de arme voetgangers naar de top van de heuvel te brengen. Ik blij, natuurlijk.

Boven aangekomen werd ik meteen opgevangen door een vriendelijke hostess, die geen moment van mijn zijde week en me begeleidde bij het aankopen van mijn ticket (wilt u naar het hoogste verdiep, uiteraard wil ik naar het hoogste verdiep!) en bij het invullen van mijn formulier waarin ik heilig beloofde niet van de toren te springen en die me vervolgens bij de lift afzette. Het vreemde is dat ik de indruk had dat andere toeristen niet zo’n VIP-behandeling kregen. Was het omdat ik als vrouw alleen op stap was, dat ze meenden dat ik extra assistentie nodig had? Ik zal het nooit weten.

Toen ik met lift op het uitkijkplatform aankwam, moest ik eerst mijn rugzak afgeven. Ik sputterde wat tegen, want ik laat niet graag een rugzak met daarin een stel dure lenzen en mijn portefeuille achter, maar de heren aan de balie bezwoeren mij dat ze erop zouden letten. Het was me niet helemaal duidelijk waarom ik de rugzak niet mocht meenemen, eerst dacht ik dat het was omdat ze vreesden dat ik deze naar beneden zou gooien. Maar dat kan het niet geweest zijn, want ik zag andere mensen met een handtas rondlopen en ik kon evengoed mijn fototoestel naar beneden gooien. Als dat op iemand zijn kop terecht zou komen zou die ook op slag dood zijn. Toen bedacht ik mij dat de hostess beneden iets had gezegd over basejumpers. Misschien dat ze iedereen met een grotere rugzak tegenhielden omdat zo’n rugzak een parachute kan bevatten en iemand op die manier naar beneden zou kunnen springen.

Enfin, het fantastische uitzicht deed me de stank en de voetgangersonvriendelijke straten in één klap vergeten. Waarmee nog maar eens bewezen is dat alles mooier is vanuit de lucht. Zelfs de talkrijke bouwwerven zagen er vanaf deze hoogte geweldig uit. Ik genoot van het uitleg, liet een bewaker een fotootje maken van mij en de Twin Towers en keerde een paar verdiepingen naar beneden om daar vanachter glas opnieuw van een iets ander uitzicht te genieten.

Omdat het al kwart voor twee was, bestelde ik een mee curry in het Rainforest café op het gelijkvloers van de KL Tower. De jongedame achter de toog waarschuwde mij meermaals dat dit gerecht “spicy” was maar ik dacht: “bring it on!” Het was effectief pikant, maar niet zo pikant dat de stoom uit mijn oren kwam. Het smaakte me heel erg!

Na mijn middagmaal liep ik nog even langs de verschillende traditionele woningen aan de voet van de toren en kocht me vervolgens opnieuw een kaartje voor de hop-on hop-off bus. Deze keer zat ik op een bus met een open dak. Veel makkelijker om foto’s te maken, zo’n open dak, al moet je het er wel bijnemen dat je tussen de uitlaatgassen zit. Ik liet me voeren langs dezelfde route als de vorige dag. Waar ik toen amper iets zag door de felle regenbui, kon ik nu profiteren van het open dak en het feit dat ik wat hoger zat om foto’s van de bezienswaardigheden te nemen. Zo stopte de bus even bij Istana Negara (het Nationaal Paleis), de residentie van de koning. Met zijn goudkleurige koepels beschenen door de zon terwijl op de achtergrond de donkere wolken dreigden was dit een prachtig plaatje. Het koningschap is in Maleisië trouwens geen functie voor het leven. Om de vijf jaar wordt er een nieuwe koning gekozen.

Volgend stop: Merdeka Square, het Onafhankelijkheidsplein. Op 31 augustus 1975 werd op deze plek werd de Union Jack definitief vervangen door de Maleisische vlag en riep Maleisië haar onafhankelijkheid uit.  De huidige vlaggenmast zou met zijn 100 m de hoogste vrijstaande vlaggenmast ter wereld zijn. Het rechthoekige grasveld waar vroeger cricketwedstrijden en parades gehouden werden, is omzoomd door historische gebouwen. Mijn persoonlijke favoriet was het Sultan Abdul Samad gebouw dat niet voor niets één van de meest gefotografeerde gebouwen van KL is.

Ik wandelde niets vermoedend de KL City Gallery binnen, in de overtuiging dat dit een toeristisch centrum was waar je wat foldertjes kon krijgen. Maar het was meer dan dat, er was een kleine tentoonstelling die iets meer vertelde over de geschiedenis van de stad en een schitterende maquette die een goed overzicht van de stad bood en al een blik op de toekomst wierp. Heel interessant en volledig gratis. Het hyperpositieve reclamefilmpje over KL moet je er wel bij nemen. Maar goed, eigenlijk was dit alles slechts een voorwendsel om je in de gigantische ARCH shop binnen te lokken, alwaar je (toegegeven) schitterende houtsnedes kon kopen. Het jeukte wel een beetje, maar aangezien we niet meer zoveel vrije plekken aan onze muren hebben, besloot ik de mooie houtsnedes toch maar te laten liggen. En ook de iphone-case konden mij niet in verleiding brengen (leek me te fragiel om een goede bescherming te bieden aan mijn dierbare iphone).

De omgeving van het Merdeka Square beviel me wel en ik wandelde verder naar de Masjid Jamek of Vrijdagmoskee. De Mashid Jamek is de oudste moskee van KL en werd gebouwd in 1909 bij de samenvloeiing van de Klang en Gombak, de plek waar zich rond 1850 de eerste inwijkelingen in de stad vestigden. De avondzon zette alvast haar beste beentje voor om alle gebouwen in een prachtige warme gloed te zetten. En ja, even vond ik KL zowaar een mooie stad.

Ik keerde met de hop-on hop-off bus terug naar het hotel, maar besloot omdat de avondzon zo prachtig scheen één halte verder af te stappen bij de Petronas Twin Towers. Onderweg moest onze bus nog even halt houden om te tanken. Een nogal stinkende ervaring, want ik zat op het open dakverdiep. Het avondlicht zorgde voor mooie foto’s en goedgeluimd keerde ik terug naar het hotel, waar ik ongeveer op hetzelfde moment (18.45u) aankwam als mijn vriend die er alweer een lange cursusdag op had zitten. Natuurlijk was mijn melkchocoladebeertje van de ochtend, dat ik als cadeautje aan mijn vriend wilde geven, helemaal gesmolten, maar goed, niets dat een paar uur opstijven in de koelkast niet kon fixen.

Mijn vriend zag een uitstapje om iets te gaan eten niet echt zitten, dus besloten we het dinner buffet van het hotel eens uit te proberen. Een bijzonder goed idee, want het aanbod was, net als bij het ontbijt bijzonder overvloedig: sushi, oesters, mosselen, salades, gerechten uit de hele wereld, vers fruit, exotische desserts. Eén van de medewerkers van het restaurant overtuigde me een soort rijstpap met durian (een zeer populaire stinkende vrucht) te proberen. Slecht was het niet, maar echt wild werd ik er ook niet van.

We eindigden onze dag in het zwembad van het hotel. Kwestie van toch een gedeelte van al dat lekkere eten te verbranden.

14 oktober: China Town, Masjid Negara, Merdeka Square

Vandaag stonden we wat vroeger op zodat mijn vriend zeker op tijd zou zijn voor zijn eerste cursusdag. Het ontbijtbuffet van ons hotel overtrof alle verwachtingen. Het aanbod was ronduit fenomenaal. Nog nooit gezien: English breakfast (including pancakes), noedelsoepen, dim sum, Indisch ontbijt, Maleisisch ontbijt, Chinees ontbijt, vers fruit in overvloed, yoghurt, ontbijtgranen, verse sappen, ongelooflijk veel beleg en dan vergeet ik nog de helft. Ik maakte me de bedenking dat het een hele pgave zou worden om alles te proeven tijdens onze weekje in dit hotel.

Na het ontbijt nam ik afscheid van mijn vriend en trok ik alleen de weide wereld aka Kuala Lumpur in. Nuja, wat heet alleen, ik was in het goeie gezelschap van mijn iphone, mijn fototoestel en onze gehuurde mifi. Ik beloofde mijn vriend plechtig om regelmatig updates op Facebook te plaatsen om te laten weten dat ik a) niet bestolen was, b) niet verloren verlopen was en c) niet ontvoerd was.

De eerste indruk van Kuala Lumpur was, ik moet daar eerlijk in zijn, niet zo geweldig. Ik had het gevoel dat ik voortdurend uitlaatgassen aan het inademen was en er was me veel te veel verkeer in de straten die duidelijk niet met voetgangers in het achterhoofd ingericht waren. Te voet gaan, schrapte ik dus maar meteen van mijn lijstje.

Gelukkig was er een halte van de hop-on hop-off bus vlakbij het Intercontinental. Ik kocht een kaartje en liet mij geduldig de weg naar de shopping malls en de shopping streets uitleggen, want ja, een vrouw alleen op stap, die moet beslist op zoek zijn naar wat shopvertier.

Ik besloot af te stappen in China Town, omdat ik de sfeer in de straten van China Town in Singapore zo leuk had gevonden. China Town in Kuala Lumpur zag er een stuk minder clean uit en het was duidelijk dat hier heel wat namaakproducten en gekopiëerde cd’s verkocht werden. Ik kwam meteen terecht in een winkel vol met kerstartikelen, toch vond ik tussen al de kitsch geen enkele kerstbal die me geschikt leek voor de mama van mijn petekindje. Lelijke made-in-china kerstballen kan je in België ook kopen.

De sfeer die in de straatjes van China Town hing, vond ik wel aangenaam, enige probleem: als ik zoveel rommel bij mekaar zie, dan kan ik gewoon niets kopen. Volgens mij ook één van de redenen waarom ik zo’n hekel heb aan de solden en ik nog nooit in mijn leven iets heb gekocht op een rommelmarkt, alhoewel ik zo’n markt meestal wel zeer fotogeniek vind.

Omdat het ondertussen al tegen het middaguur liep, besloot ik iets te eten in China Town. Ik stapte een soort kantine-achtige ruimte binnen achter de kraampjes, waar een chaotisch buffet stond opgesteld. Ik zag geen enkele toerist, dus het leek me echt een authentieke eetgelegenheid. Ik kreeg een bord in mijn handen gestopt en schepte à volonté op. Bij het afrekenen kostte dit middagmaal me amper drie euro. Ik zette me aan een tafeltje en proefde van de gerechten die allemaal heel erg lekker waren, zij het wat aan de lauwe kant. Maar voor zo’n prijs mag je niet klagen, he.

Ik zette mijn wandeling verder in de richting van de Sri Maha Mariamman Temple. Deze wandeling bracht me door kleine smalle, vervallen straatjes met golfplaten gebouwen en kraampjes waaraan ze verse vis verkochten die er tot mijn verbazing erg lekker uitzag. Wat een contrast met de rijkdom van Singapore. Ik had echt het gevoel dat ik doordrong tot het authentieke hart van Kuala Lumpur.

Bij de Sri Maha Mariamman Temple liet ik mijn schoenen achter in een soort vestiaire in ruil voor een verkreukeld kaartje dat duidelijk al even meeging. Lang leve het hergebruik! Ik werd vriendelijk verzocht mijn schouders te bedekken met een kleurrijke sjaal. De eerste keer dat men dit vroeg in een Hindoe-tempel. Vreemd want de kledij van de meeste Indische vrouwen laat hun buik bloot en zo diep was mijn décolleté nu ook weer niet.

Ik was op mijn gemak foto’s aan het maken in de tempel toen opeens een gigantische plensbui losbarstte. Bijna tegelijkertijd werd ik aangesproken door een zeer sociale jongeman uit Sri Lanka. Een vrouw alleen op stap, dat valt op, natuurlijk, zeker als het om een blonde vrouw gaat, een haarkleur die elke Aziaat geweldig exotisch vindt. Hij begon een hele uitleg tegen mij en stelde me voor aan zijn compagnon uit Kuala Lumpur die fotografie gestudeerd zou  hebben in Antwerpen. De fotograaf zou les gehad hebben van een heel bekende professor door de koning zelf benoemd. Uhuh. Ik knikte een beetje en deed alsof ik onder de indruk was, ondertussen hopend dat de regenbui niet te lang zou blijven duren.

De jongeman in Sri Lanka polste natuurlijk naar mijn relationship status en ik vertelde hem dat ik gehuwd was (kwestie van het gesprek niet al te lang te laten aanslepen). Toch zag hij het helemaal zitten om mij in België te komen bezoeken en hij en zijn compagnon gaven me zelfs hun visitekaartje. Hij slaagde erin mij een e-mailadres afhandig te maken (één van de vele spam-accounts die ik gebruik om op sites in te vullen, maar nooit nakijk) en ik moet zeggen dat ik een zekere bewondering voelde voor zijn goedgemutste doorzettingsvermogen.

We namen afscheid, want ik gaf aan nog wat foto’s te willen maken en de oudere ‘fotograaf’ wilde duidelijk de rondleiding verder zetten.

Wat later gaf ik mijn sjaaltje terug af aan de vestiaire. Tot mijn verbazing moest ik een bedrag betalen voor het gebruik van de vestiaire, twee keer niks, maar helaas had ik geen muntgeld op zak. Dus toen ik met een veel te groot briefje zwaaide, werd mij mijn schuld snel kwijtgescholden.

Ik wandelde, mij enigszins schuldig voelend, verder naar de Guan Di Temple. Natuurlijk kwam ik daar dezelfde heerschappen tegen als in de Hindoetempel. Gelukkig kwamen zij al buiten toen ik binnen ging. Wat me direct opviel waren de sinaasappels als offers voor de goden en de alles overheersende geur van wierrook afkomstig van spiraalvormige wierrookstokjes. De tempel maakte een ietwat chaotische indruk, alsof ze een paar kraampjes in de tempel zelf hadden opgezet.

Ik maakte rechtsomkeer naar de China Town halte om mijn ritje met de hop-on hop-off bus verder te zetten. Ik liet een lange reeks aan bezienswaardigheden aan me voorbijgaan. Ondertussen was er een tropische regenbui uitgebarsten en was ik blij even rustig binnen in de airco te kunnen zitten. Ik stapte af bij de Masjid Negara, de nationale moskee van Maleisië die dateert uit 1965. Het was ondertussen verschrikkelijk heet geworden en ik moest dringend naar het toilet. Gelukkig was er een openbaar toilet vlakbij de moskee. En daaraan weet je dat je in een moslimland bent: elk toilet is uitgerust met een tuinslang om je derrière af te kuisen en de toiletten zijn allemaal nat. Maar ik was alleszins opgelucht dat ik mijn overtollig vocht kon laten afvloeien.

Ik had geluk, ik was er een half uurtje vooraleer de moskee voor bezoekers geopend zou worden. Ik nam op mijn gemak wat foto’s van de prachtige architectuur. Vooral het koepeldak in de vorm van een gestileerde ster met achttien punten die de dertien staten van Maleisië en de vijf zuilen van de islam symboliseerden en de slanke 73 m hoge minaret vond ik schitterend.

Natuurlijk moesten toeristen een lichtpaarse djellaba (opdat er geen twijfel zou bestaan wie de ongelovigen waren?) aantrekken. De vrouwen werden een hoofddoek aangedaan door één van de twee strenge madammekes die de ingang bewaakten. Mijn hoofddoek paste niet helemaal waardoor er wat haar onderuit kwam piepen. Ik hoop dat Allah het mij vergeven heeft.

De moskee was werkelijk schitterend. De architectuur straalde rust uit en door de opbouw was het er lekker koel zonder dat er airco aan te pas kwam. Ik voelde me helemaal tot rust komen en zette me, zoals vele andere bezoekers tegen een paal om te genieten van de de rust en de schoonheid van het gebouw. Uiteraard was iedereen bezig zichzelf op foto vast te leggen in de traditionele gewaden. Ook ik werd aangesproken door een toerist met de vraag of hij een foto van mij mocht nemen. Moslima’s met blond haar en blauwe ogen, dat zien ze natuurlijk niet zo vaak in deze contreien. Al moet ik zeggen dat ik me hier veel minder een exotische rariteit voelde dan op Hokkaido in Japan.

Na het bezoek aan de moskee hield ik het voor bekeken. Ik keerde met de bus terug naar het hotel omdat ik verwachtte dat de cursus van mijn vriend zo rond een uur of vijf gedaan zou zijn. Hij stuurde me echter een bericht dat het wat langer zou duren, dus was ik wel verplicht om aan het zwembad te gaan liggen en daar iets te drinken. :-)

Het zwembad was helemaal ingesloten door hoge buildings en lang zo mooi niet als dat in Singapore (jaja, we zijn daar echt verwend geweest, ik weet het). Maar niets dat niet goedgemaakt kan worden door een glaasje prosecco, dacht ik. Helaas moest ik 1) erg lang wachten op mijn prosecco en 2) bleek elk bubbeltje al een paar dagen uit het glas verdwenen te zijn. En dat voor de kostprijs van 12 euro! Ik voelde me echt bekocht, maar was te tam om het glas terug te sturen.

Ik wachtte en wachtte en wachtte aan het zwembad, terwijl ik las in mijn boek over de Belgische vluchtelingen tijdens WOI. Ik had al laten weten aan mijn vriend dat hij me na de cursus moest komen ophalen bij het zwembad, maar toen hij wegbleef, gaf ik toe aan de druk van mijn volle blaas en ging even naar het toilet.

Ondertussen was het al zeven uur en besloot ik toch maar eens te gaan kijken op de kamer, want ik had mijn iphone niet meegenomen. Natuurlijk had ik hem net gemist terwijl ik die vijf minuten op het toilet zat…

Mijn maag rammelde ondertussen al flink en we probeerden eerst in de buurt van ons hotel iets te eten te vinden, maar de food court in de buurt was al dicht en ik had geen zin om ver te stappen in de hitte tussen de uitlaatgassen. Dus keerden we terug naar het hotel om iets te eten in het Japans restaurant aldaar. Wat een goeie beslissing was dat. We namen een course meal bestaande uit handgerolde sushi, sashimi, tempura, teppanyaki en een dessert. En waar ik helemaal blij van werd: de cocktail van saké en chocolade. Man, man wat een hemels drankje was me dat. Zo lekker dat ik de verleiding niet kon weerstaan om er een tweede van te nemen.

Mijn vriend was behoorlijk uitgeput na een eerste zeer lange cursusdag, dus kropen we vroeg in bed.

13 oktober: Van Singapore naar Kuala Lumpur

Onze laatste uren in Singapore besloten we door te brengen in het National Museum of Singapore, een mooi neo-palladiaans gebouw bekroond met een prachtige koepel in gebrandschilderd glas. Aan het historische gebouw dat dateert uit 1887 werd een nieuwe vleugel bijgebouwd in moderne stijl. Heel knap gedaan. We wilden graag wat meer te weten komen over de boeiende geschiedenis van deze stad, smeltkroes van verschillende culturen. De tentoonstelling voerde ons langs grote én kleine verhalen die de geschiedenis van Singapore tot leven brachten.

We leerden bij over Raffles, de Engelsman die koppig zijn zin deed tegen de wil van het Britse Rijk en zijn vrouw die zijn nagedachtenis zo goed verdedigde dat je nu in bijna elke straat van Singapore wel een gebouw of een monument vindt dat naar hem genoemd is. De werking van de geheime Chinese genootschappen werd gedeeltelijk ontsluierd en we leerden meer over de verderfelijke invloed van de opiumhuizen en het leven van de Chinese prostituees in die tijd.

Een belangrijk deel van de collectie is gewijd aan de tweede wereldoorlog. Interessant om de gevolgen van deze gruwelijke oorlog nu eens vanuit Aziatisch standpunt te bekijken, want dit standpunt komt bijna niet aan bod in onze geschiedenisboeken.

Vanaf de jaren zestig onderging Singapore een radicale gedaanteverwisseling om uit te groeien tot de indrukwekkende metropool van vandaag. Het museum liet dan ook niet na de verwezenlijkingen van Lee Kuan Yew en zijn People’s Action Party uitgebreid te bewieroken. Een beetje weinig kritisch vond ik, maar niet geheel onbegrijpelijk als je de transformatie ziet die de stad heeft ondergaan.

Rond half drie hielden we het voor bekeken. Onze magen rammelden en we zochten een food court in de buurt van Dhoby Ghaut voor een snelle hap. Een lekker udonsoepje met zalm, dat gaat er altijd wel in bij mij! Ik moet zeggen, de fast food in Singapore is een pak gezonder en lekkerder dan die in België!

Terug in het hotel haalden we onze koffers op en namen we afscheid van onze mifi. Voortdurend 4G, het is een zaligheid! Dat wordt wennen als we terug in België zijn. Spijtig genoeg zijn we ergens in Singapore de zonnekap van één van mijn lenzen kwijtgeraakt. Waar dit juist gebeurd is, valt moeilijk te achterhalen, maar goed, uiteindelijk is een zonnekap vervangen nu ook weer niet de grote kost.

De taxi bracht ons zonder problemen naar de luchthaven. De beste luchthaven ter wereld, zo had men ons verteld en dat was niet gelogen. Ik was erg onder de indruk van het bewegende kunstwerk Kinetic Rain in de inkomhal waarbij goudkleurige druppelvormige objecten zich naar boven en beneden bewogen in steeds wisselende patronen. Betoverend.

We maakten een fotootje van ons beiden en voegden dat toe aan de Social Tree. De rest van onze wachttijd brachten we door met onze laptop en een strawberry daiquiri in zeteltjes waar stroom, usb ingangen én free wifi ter beschikking waren voor alle klanten van de luchthaven. Eat that, Zaventem!

De vlucht naar Kuala Lumpur duurde een dik half uur. Net genoeg tijd om een tuna sandwich te eten die ons werd aangeboden. Wel een beetje vreemd dat wij de enige twee personen op het vliegtuig waren die zo’n sandwich kregen. Wellicht had mijn vriend dit ergens als optie aangevinkt bij het boeken van de vlucht.

In de luchthaven van Kuala Lumpur vielen me meteen de vrouwtjes in zwarte niqāb op. Zwarte tenten waarvan enkel en alleen de ogen zichtbaar waren. Ik zal er ronduit voor uitkomen dat ik het moeilijk heb met dit kledingstuk. Waarom is het in godsnaam nodig dat een vrouw haar gezicht verbergt voor de buitenwereld? Het was ook opvallend dat deze vrouwen zich steeds in groep leken te verplaatsen, altijd vergezeld van een man.

Vanuit de luchthaven namen we de express trein naar Kuala Lumpur Sentral Station. Van daaruit namen we de meest krakkemikkerige taxi van de ganse reis. Mijn valies paste zelfs niet in de koffer en moest op de zetel vooraan geplaatst worden. Niet dat we klaagden, want het was lekker surreëel: met zo’n budget taxi afgezet worden voor de deur van een vijfsterrenhotel.

InterContinental had een heel andere uitstraling dan ons hotel in Singapore. Veel meer grandeur, veel marmer en bling bling, maar een pak minder gezellig. Bij check-in kregen we meteen een gratis upgrade van onze kamer aangeboden. Onze hotelkamer was nu ongeveer even groot als onze leefruimte in Leuven. 😉 Wel grappig dat de badkamer vensters had. Gelukkig waren er rolgordijntjes voorzien om toch wat privacy te hebben.

Op tijd in bed, want de volgende dag begon de tweedaagse cursus van mijn vriend.

12 oktober: Little India. Kampong Glam en Marina Bay Sands

Zaterdag, een ideale dag om een beetje uit te slapen na een vrijdagavond stappen. Geen zwempartijtje vandaag, maar wel een uitgebreid ontbijt om de saké van de dag voordien te helpen verteren. Ik probeerde de rijstporridge, maar dit bleek een tegenvaller. Rijstporridge smaakt naar niets, het zijn de “toppings” die het iets of wat eetbaar maken.

Op het programma: Little India, een buurt die we nog niet eerder verkend hadden. Door het late opstaan en het late ontbijt zijn we er pas rond het middaguur. Ons doel: de Sri Srinivasa Perumal Temple. Waar we absoluut geen rekening mee hadden gehouden: de massale hoeveelheid volk. Het leek wel of alle inwoners van Little India samen gekomen waren om te bidden in de tempel. De omgeving van de tempel lag helemaal bezaaid met schoenen. We lieten onze flipflops en sandalen achter in de massa in de hoop ze later nog terug te vinden.

De tempel is mooi, maar het was voor ons te druk om er echt van te kunnen genieten. We besloten dan maar om Little India te laten voor wat het was en de metro te nemen naar Bugis om een wandeling te maken door het islamitische Singapore. We belandden (alweer) in een groot shoppingcentrum waar mijn vriendje een Japanse taiyaki kocht met banaan en chocolade, die ik zo lekker vond dat ik hem helemaal zelf opat. Dan maar teruggegaan om er nog twee extra te kopen. 😉

We liepen vanaf de metrohalte Bugis naar het start van onze wandeling door Kampong Glam, het islamistische gedeelte van Singapore. De naam is afgeleid van het Maleise woord kampung, dorp, en gelam, een boom die veel voorkwam in dit gebied. Dit gebied straalde alweer een heel andere sfeer uit, met veel winkels die stoffen en lederwaren verkochten en waar we om de haverklap werden aangesproken om toch zeker maar een blik te werpen op hun koopwaar. Deze verkoopstactiek had echter een omgekeerd effect op mij: ik versnelde mijn pas, want ik kijk graag rustig rond en heb niet graag het gevoel dat mij iets opgedrongen wordt.

Bussorah Mall, de straat die naar de Sultan Mosque leidt, is een fijne, kleurrijke straat die gedomineerd wordt door de gouden koepel van de moskee. Aan de ingang van de moskee kregen we allebei een djellaba aangeboden om onze naakte armen en boezem te bedekken. We wierpen een blik in de gebedsruimte van de mannen en lazen de islamistische uitleg over waarom moslimvrouwen volgens de Islam een hoofddoek zouden moeten dragen.

Volgens deze uitleg was de hoofddoek een teken dat de vrouw vrij is van de dictaten van mannen of modemagazines. Door de hoofddoek te dragen geeft de vrouw aan dat zij zich onderwerpt aan de geboden van Allah en bevestigt zij haar status als vrije vrouw. Vervolgens werd verduidelijkt dat in vele samenlevingen waar vrouwen vechten tegen armoede en schulden, zij gedwongen worden kleren te dragen die vernederend zijn. Want in vele plaatsen van de wereld moeten vrouwen om vooruit te geraken in het leven, kleren dragen die aantrekkelijk zijn voor de mannen. Het dragen van de hoofddoek maakt het voor de vrouw mogelijk om beoordeeld te worden op haar karakter en niet op haar uiterlijk.

Alhoewel ik een grote voorstander ben van het beoordelen van mensen op hun karakter en niet op hun uiterlijk, vind ik de bovenstaande uitleg zever in pakskes. Het kan best zijn dat er vrouwen zijn die zich vrijer voelen door het dragen van een hoofddoek en ik vind sommige hoofddoeken zeer mooi en verfijnd, maar ik ben er radicaal tegen dat de hoofddoek afgeschilderd wordt als een symbool van de vrije vrouw. De écht vrije vrouw kiest zelf hoe zij zich kleedt of dat nu in ruim zittende, bedekkende gewaden is, dan wel op torenhoge hakken vergezeld van diepe décolletés. Kledij heeft niets, maar dan ook niets met vrijheid te maken, stemrecht, politieke vertegenwoordiging, recht op geboortebeperking en gelijke behandeling daarentegen des te meer.

Mij bijzonder vrij voelend gaf ik de djellaba opnieuw af en we zetten onze wandeling verder. Eén van de bezienswaardigheden op onze route was het sultan Ali Iskandar Shah gebouwde Bendahara House. Bleek dat in dit gebouw zowaar restaurant Mamanda gevestigd was, waar we de allereerste dag in Singapore iets waren gaan eten. It’s a small world. :-)

We kwamen voorbij een voormalige meisjesschool in art déco-stijl die nu volledig gerenoveerd was en een nieuwe bestemming kreeg als kunstencentrum. We zagen echter ook redelijk wat vervallen huizen in deze wijk. De allereerste keer sinds onze aankomst dat we iets van verval opmerkten in het verder kraaknette Singapore. Al neem ik aan dat deze straten op het lijstje van de regering zullen staan om opgeknapt te worden. We eindigden de wandeling rond half vijf op een bankje voor de Hajjah Fatimah Mosque.

We besloten het hierbij te houden en naar het hotel terug te keren om nog wat te computeren en te genieten van het happy hour. We stopten ons zo vol met de gratis hapjes van het happy hour dat een avondmaal overbodig werd. Lekker goedkoop! Een goeie manier om te genieten van de voordelen van onze club room op onze allerlaatste avond in ons geweldige hotel in Singapore door te brengen.

Rond half negen klapten we onze laptops dicht en namen we de metro naar Marina Bay Sands om de licht- en watershow waar iedereen zo enthousiast over was, te bekijken. We hadden niet door dat er nog een lager terras was vlakbij het water, waardoor we het onderste stukje van de projectie net volledig konden zien, maar indrukwekkend was het wel. Spijtig dat we de dag nadien geen herkansing hadden om de show opnieuw te bekijken.

We genoten nog even van de mooi verlichte skyline van Marina Bay en keerden blij gezind naar ons hotel terug. We <3 Singapore!

11 oktober: Buddha Tooth Relic Temple, Maxwell Food Centre, Botanic Gardens

Naar goede gewoonte de dag gestart met een zwempartijtje en een heerlijk ontbijt. Fan van de pancakes die vers gebakken werden door de chefkok!

Vandaag trokken we op aanraden van onze vrienden naar de Buddha Tooth Relic Temple in China Town. Om de één of andere onverklaarbare reden stond deze tempel niet vermeld in mijn reisgids, terwijl ik deze persoonlijk één van de hoogtepunten van ons bezoek aan Singapore vond. De tempel op het gelijkvloers, gewijd aan de Buddha Maitreya (de toekomstige boeddha), was een erg levendige plek in rood en goud met honderden kleine boeddhabeeldjes langs de muren. Ik vond het prachtig. Ik maakte er ook kennis met mijn eigen persoonlijke bodhisattva, de Samantabadra.

Na de pracht en praal van de tempel in ons opgenomen te hebben, gingen we naar de derde verdieping waar zich een Museum gewijd aan de Boeddhistische cultuur bevond. De collectie van het museum bevatte beelden van Boeddha uit gans Azië en vertelde stapsgewijze het levensverhaal van Siddhārtha Gautama, de prins die Boeddha werd. Ik kende dit levensverhaal al wel van mijn bezoek aan Thailand vele jaren geleden, maar een kleine opfrissing kan nooit kwaad.

Vervolgens begaven we ons naar de vierde verdieping om hét heiligste voorwerp in deze tempel te aanschouwen: de tand van Boeddha! Of liever gezegd: het schrijn waarin de tand van Boeddha opgeborgen was. Zoveel goud, ik wist niet waar eerst te kijken!

Laatste stop was het Paviljoen van de Tienduizend Boeddha’s waar zich het Vairocana Boeddha gebedswiel bevond. Het grootste cloisonné Boeddha gebedswiel ter wereld (uiteraard!). We draaiden een rondje aan het wiel, veel makkelijker dan effectief een sutra te moeten opzeggen. En maar hopen dat onze gebeden verhoord zouden worden… Jammer genoeg ging de zon er niet van schijnen.

Alweer op aanraden van onze vrienden lunchten we in het Maxwell Food Centre, een grote overdekte food court met meer dan 100 stalletjes. Grote ventilatoren zorgden voor verkoeling, want de ruimte was open. Ik vond het niet erg dat er geen airco aanwezig was. De grote contrasten in temperatuur tussen binnen en buiten vind ik eerder onaangenaam. Erg hinderlijk dat je vaak een extra kledingstuk moet meesleuren omdat het binnen zo koud is dat je er kippenvel van krijgt.

Het was moeilijk kiezen in Maxwell Food Centre en ik had spijt dat we deze plek niet eerder bezocht hadden. Elk kraampje bood een eigen specialiteit aan en het aanbod was overweldigend. Dus liet ik me leiden door the popular vote en koos één van de stalletjes uit waarbij de wachtrijen het langste waren. Het werd het Jin Hua Fish Head Bee Hoon kraampje, dat na wat research best een beroemd kraampje blijkt te zijn. Ik had er alvast heerlijk mee gegeten én voor geen geld (4,5 Singapore dollar).

Mijn vriend at gebakken eend en dronk daarbij een wheatgrass drankje, kwestie van onze voorliefde voor groene drankjes in ere te houden. Ik keek in het bord van een Aziatische dame en liet me verleiden tot de aanschaf van een dessert met de welluidende naam Longan Red Tea Jelly with Evaporated Milk. Laten we het erop houden dat jelly en geschaafd ijs nooit mijn grote vrienden zullen worden. Maar goed, een mens moet op culinair vlak al eens zijn grenzen durven verleggen.

Na ons middagmaal namen we de metro naar de Singapore Botanic Gardens, een oase van rust vlakbij het centrum van de stad. De tuinen van in totaal 52 ha groot zijn werkelijk prachtig, met meren, fonteinen, bankjes, een stukje jungle, gazons en overvloedige bloementuinen. Eigenlijk hadden we te weinig tijd voor een uitgebreid bezoek aan deze tuin, want we waren er pas rond half vier en om zeven uur hadden we alweer afgesproken met de ex-collega van mijn vriend om samen teppanyaki te gaan eten. We zullen dus nog eens terug moeten!

We besloten dan maar om ons bezoek te beperken tot de twee hoogtepunten zoals deze vermeld stonden in mijn reisgids: de National Orchid Garden die met zijn meer dan 1000 soorten orchideeën de grootste verzameling ter wereld is (we hadden niets anders verwacht) en de Yuen-Peng McNeice Bromeliad Collection. De bromelia’s konden mij minder bekoren, maar de orchideeëntuin was fenomenaal. Nu moeten jullie weten dat orchideeën sowieso mijn favoriete bloemen zijn, maar zo’n soortenrijkdom had ik nog nooit gezien. En zo prachtig gepresenteerd. En speciaal voor de Japanners: photo spots!

Sinds 1928 is er in de National Orchid Garden een kweekprogramma opgezet met als resultaat dat er in deze tuin al zo’n 2000 hybriden gekweekt zijn. Impressionant. Ik moest met inhouden om met geen honderden foto’s van orchideeën naar huis te komen. En natuurlijk bewonderden we de National Flower of Singapore, de Vanda Miss Joaquim. We zagen ook wat orchideeën die opgedragen waren aan bekendheden zoals Lady Diana en Margaret Thatcher.

Veel te vroeg naar mijn zin moesten we afscheid nemen van deze prachtige tuin. Een tussenstop naar ons hotel om even het zweet van onze lijven te spoelen zat er niet meer in, want het was ondertussen al bijna zes uur. We besloten dan maar de bus te nemen naar Orchard Road en daar even rond te lopen. Net lang genoeg om een paar foto’s te nemen en om half zeven de metro naar de plek van afspraak te nemen.

We hadden ons een beetje miskeken op de afstand die we moesten overbruggen tussen het metrostation en het Teru Sushi restaurant (wel, dom, want er stopte een bus bijna recht voor de deur), waardoor we een kwartier later waren dan voorzien. Eén van de twee heren met wie hadden afgesproken stond al een kwartier op ons te wachten. Gelukkig waren we niet de laatsten, de ex-collega van mijn vriend was op dat moment nog aan het proberen een taxi vast te krijgen. Taxispitsuur op vrijdagavond in Singapore…

Terwijl we wachtten tot ons gezelschap volledig was, kregen we een plekje toegewezen aan de bakplaat. Yep, alweer teppanyaki, maar ditmaal teppanyaki bereid door chef Rocky Lim, een Chinees die al een flink stuk van de wereld gezien heeft en voor hoogwaardigheidsbekleders in Saoudi-Arabië, Nederland en Australië gekookt heeft. Spijtig genoeg zat hij momenteel een beetje in de penarie. In het zak gezet door de zakenpartner van zijn vorige zaak en noodgedwongen moeten terugkeren als kok aan de teppanyaki plaat.

De heren met wie we afgesproken hadden, kenden Rocky ondertussen al een tijdje en verzekerden ons dat we nog nooit zulke lekkere teppanyaki gegeten zouden hebben. Ik was alleszins erg benieuwd!

Na nog een dik kwartier wachten, arriveerde de ex-collega van mijn vriend en kon het feestmaal beginnen. Wat een festijn! Enkele niveaus hoger dan de teppenyaki van de dag voordien, terwijl die zeker niet slecht was. Die ganzenlever (bestel ik normaal nooit, maar als ze het voor mijn neus neerzetten, zeg ik geen neen), die zalm, die sint-jacobsvruchten, dat wagyu beef! Man, man, man. Kwam daar nog eens bij dat Rocky een geboren entertainer is die voortdurend straffe verhalen uit zijn mouw schudt en tijdens het bereiden van de verschillende gerechten zonder aarzelen mee in de saké vliegt. Kanpai!

Lichtelijk aangeschoten verlieten we het restaurant om de avond opnieuw te eindigen in het Witbier café, waar we een whiskey dronken en de uitbundige Aziatische vriendin van het heerschap dat een bedrijf in Singapore had ons vervoegde. Een bijzonder levendige en excentrieke moslimdame (haar werk-outfit bestond uit een broekpak met luidpaardprint en de alcohol ging vlotjes binnen) met wie het meteen klikte. Na heel veel kussen en knuffels namen we uiteindelijk afscheid en lieten ons door een taxi aan ons hotel afzetten.

Alcohol is trouwens in het algemeen erg duur in Singapore, maar het prijsverschil tussen wijn, bier en sterke drank is niet zo groot als in Europese landen. Wanneer Singaporezen uitgaan, bestellen ze daarom vaak een paar flessen sterke drank voor hun gezelschap, die dan de ganse avond op tafel blijven staan. Wanneer ze naar huis gaan, bewaart het café de  halflege flessen voor hen, met hun naam erop. Businessmen hebben vaak in verschillende cafés een fles op hun naam staan.

10 oktober: Sentosa

Yep, de dag alweer goed begonnen met een zwempartijtje. I could get used to this!

Vandaag besloten we het stadscentrum achter ons te laten en een uitstapje te maken naar Sentosa, dat tot 1967 door de Britten als militaire basis gebruikt werd. Toen heette het eiland nog Balakang Mati, Maleis voor ‘na de doden’. De Singaporese overheid vond deze naam duidelijk maar niks en Sentosa (vredig) was geboren. Het eiland werd aangeduid als recreatiegebied en kreeg als slogan “Asia’s favorite playground” mee, en boy, dat is niets overdreven. Het hele eiland lijkt wel één groot pretpark. Als je niet houdt van commercie, blijf je best zo ver mogelijk uit de buurt van Sentosa.

We reisden met de metro naar Harbourfront om aldaar bijna verloren te lopen in Vivocity, een gigantische shopping mall. Gelukkig vonden we na wat aanwijzingen van een vriendelijke security-kerel de weg naar de kabelbaan naar het eiland. We lieten ons opnieuw overhalen om een combiticket te kopen, met een bezoek aan het kabelbaanmuseum en het S.E.A. Aquarium inbegrepen.

Het ritje met de kabelbaan was fantastisch. Het uitzicht op de skyline van Singapore was adembenemend en dat op de luxe vijfsterren resorts van Sentosa zo mogelijk nog indrukwekkender. We zagen villa’s met hun eigen privézwembad mét uitzicht op zee en waterpretparken met de grootste variatie aan glijbanen die ik ooit zag.

Op Sentosa aangekomen dringt een gids met een belachelijk hoog piepstemmetje erop aan dat we een kwartiertje op hem wachten voor de “tour”. We zijn niet gehaast en besluiten dan toch maar even rond te lopen in het kabelbaanmuseum. Dit museum blijkt interessanter dan verwacht, met een mooi overzicht van de historiek van de kabelbaan  naar Sentosa, de verschillende gondola’s die in de loop der tijden gebruikt werden en zelfs een angry birds gondola en een gondola volledig uit lego gebouwd.

De piepstemgids begeleidde ons samen met de andere toeristen naar een klaarstaande bus. Toeristischer kon het niet. Via de intercom kregen we nog wat extra uitleg over Sentosa. Wisten jullie bijvoorbeeld dat er een Universal Studios op Sentosa is? Wij niet en we hebben de Universal Studios dan ook niet bezocht. De bus stopte in de grootste overdekte parking van Singapore (in Singapore is alles het grootste, het hoogste, het langste,… je zou bijna denken dat het de USA is), vlakbij de ingang van het Casino (dat we ook links lieten liggen). De gids bracht ons tot aan de ingang van het S.E.A. Aquarium en bood ons de mogelijkheid om na een uurtje opnieuw de bus te nemen. We bedankten vriendelijk voor het aanbod, wetende dat we veel langer dan een uur tussen de visjes zouden doorbrengen.

In mijn reisgids stond vermeld dat de bezoekers van het S.E.A. Aquarium via een transportband door een 83 m lange tunnel gevoerd zouden worden. De tunnel vonden we zonder moeite terug, van de transportband echter geen spoor. Toch was dit bezoek zeker de moeite. Vooral de gigantische Open Ocean tank die meer dan 50.000 dieren en 18.000.000 liter water bevat, is impressionant. Het grootste kijkpaneel van de wereld (36 meter breed en 8,3 meter hoog) geeft je effectief het gevoel dat je op de bodem van de oceaan staat. Magnifiek.

En zoveel visjes en andere waterbeestjes gezien, zoveel! Zeepaarden, kwallen, roggen, haaien, inktvissen, krabben en uniek in de wereld: de enige reuzenmanta in gevangenschap. We hadden de mogelijkheid om zeesterren aan te raken, waar we natuurlijk gretig gebruik van maakten. We zagen opnieuw duikers tussen de visjes rondzwemmen. Wat een job moet dat zijn om in zo’n fantastisch aquarium te werken…

Ook de expositie over piraten (niet die van Disney, de échte historische piraten) was erg interessant. En het levensgrote model van de Bao Chuan (één van de pakboten die kostbare geschenken van de Ming keizer naar zijn bondgenoten in alle uithoeken van de wereld bracht) was impressionant. Het model was in de helft doorgesneden waardoor je een goede blik kreeg op het ruim waarin olifanten en giraffen vervoerd werden.

Op het einde van onze wandeling liet ik me verleiden tot de aankoop van een schepijsje dat er zalig lekker uitzag. Een pak beter dan het ijsje dat ik in de Gardens by the Bay kocht, maar ook een pak duurder. 10 Singapore dollars voor een ijsje, yikes!

Het was ondertussen al rond twee uur, dus dit ijsje deed meteen dienst als voorgerecht. Terwijl we onderweg waren naar een plek om iets te eten, zag ik via twitter het bericht passeren dat Wilfried Martens overleden was. Zelfs al heb ik een andere politieke overtuiging, toch kan ik niet ontkennen dat Martens een groot politicus was en een erg plichtsbewust man. Spijtig dan ook dat er in de artikels ter gelegenheid van zijn overlijden zo gefocust werd op zijn familiale situatie, die, dat geef ik toe, voor een katholiek politicus wel heel erg uit de band sprong.

Voor het middagmaal belandden we in Bali Thai, een restaurant waar je zelf je bestelling op een formulier moest aanduiden om dan een kleine tien minuten later geserveerd te worden. Handig en helemaal niet duur. Ik genoot van een lekkere tom yum soepje. Mijn ijsje als voorgerecht was zwaarder uitgevallen dan initieel gedacht.

Na het middagmaal namen we één van de gratis bussen op Sentosa die je naar alle uithoeken van het eiland brengen. We wilden het Fort Siloso dat tijdens WO II het laatste bolwerk van de Britten was, bezoeken. Spijtig genoeg bleek het fort gesloten te zijn omdat men volop bezig was met de inrichting voor Halloween (ik haat Halloween!).

Jammer, maar niets aan te doen. Opnieuw de bus op, naar de andere kant van het eiland om het zuidelijkste punt van continentaal Azië te bezoeken. De lucht begon erg te betrekken, maar we besloten ons daar niks van aan te trekken. Een beetje regen zou ons niet tegenhouden! Het zuidelijkste punt van continentaal Azië ligt op een klein eilandje dat via een hangbrug met Sentosa verbonden is. Op het eilandje hadden we een goed zicht op de massale hoeveelheid boten die voor de kust van Singapore voor anker lagen te wachten tot de prijs van de goederen die ze vervoerden gunstig genoeg was om de goederen te lossen en te verkopen.

Lang bleven we niet op dit mini-eilandje, want buiten twee uitkijktorens en een bord dat aangaf dat het hier wel degelijk over het zuidelijkste punt van continentaal Azië ging, was er niks te zien. Het witte Palawan beach aan de andere kant van de hangbrug kon ons meer bekoren. We vleiden ons neer in één van de strandzetels bij een beach bar en bestelden een Tiger beer en een Bora Bora classic margarita. Zalig om even uit te kunnen blazen op het strand met een drankje in de hand.

De lucht was onderhand zo donker geworden dat het leek alsof er elk moment een storm kon losbarsten. We namen de bus terug naar de Tiger Sky Tower (die in mijn boekje nog de Carlsberg Sky Tower genoemd werd). Een cabine die rond haar as draaide bracht ons 131 meter naar boven, waar we genoten van het prachtige uitzicht, terwijl de eerste druppels uit de hemel vielen.

Terug met beide voeten op de grond besloten we de kabelbaan te nemen naar The Jewel Box op Mount Faber, waar we een gratis drankje zouden krijgen. Het was ondertussen al wat harder beginnen regenen en de lucht had een asgrijze kleur aangenomen. Toen we boven waren, brak de hel los. Een geweldig stortbui brak los boven Singapore, het leek alsof de zondvloed was begonnen. Ons drankje bleek gewoon een non-alcoholisch drankje in de souvenirshop te zijn. Ontgoochelend.

Net op het moment dat we beslist hadden met de kabelbaan terug naar ons startpunt te gaan om terug te keren het hotel, realiseerde ik me dat ik het linnen zakje dat ik de ganse dag had meegesleurd niet meer bij me had. Het linnen zakje bevatte mijn badpak en een flesje water. Omdat het badpak nog nat was, wilde ik het niet in de rugzak van het fototoestel stoppen en door de hoge luchtvochtigheid raakte het maar niet opgedroogd. We hadden ons badgerief meegenomen, omdat we wisten dat je op Sentosa de mogelijkheid had om met dolfijnen te zwemmen. Zo’n kwartiertje in het water liggen met dolfijnen bleek echter een kostelijke zaak te zijn, dus schrapten we dit van ons lijstje.

Ik moest het linnen zakje ergens hebben laten liggen, maar wáár. Mijn vriend en ik pijnigden onze hersenen om onze tocht zo goed mogelijk te reconstrueren en om na te gaan op welk punt het zakje niet meer in ons bezit was. Normaal kan ik me redelijk goed herinneren waar ik iets heb laten liggen, maar nu had ik er echt geen idee van. Het badpak was pas nieuw en redelijk duur en ik zag er eerlijk gezegd tegenop om een badpak te kopen in Singapore. Aangezien diefstal in Singapore bijna niet voorkomt, hadden we er echter goeie hoop in mijn zakje mét badpak terug te vinden.

Ons eerste idee was dat ik het in de Tiger Sky Tower had laten liggen. Terug met de gondola naar Sentosa (The Jewel Box bevindt zich op het vasteland). Een tochtje van toch zo’n twintig minuten door de striemende regen terwijl de bliksemflitsen ons omringden. Best wel bijzonder om op zo’n moment in een bakje boven de zee te hangen. De Sky Tower was toen wij er aankwamen, gesloten omdat het te hard regende om de cabine naar omhoog te laten gaan. De erg behulpzame medewerker verzekerde ons echter dat er niets gevonden was. Hij bood meteen aan om de rangers van Sentosa te contacteren om aangifte te doen van het verlies. Het kon immers zijn dat we het zakje ergens op een bus hadden laten liggen. Hij gaf ons het nummer en ik gaf telefonisch zo goed en zo kwaad mogelijk een beschrijving van het zakje en de inhoud.

We besloten voor de zekerheid terug te gaan naar de Jewel Box, misschien had ik het zakje laten liggen in de shop waar we onze gratis drankjes gekregen hadden. Weer in de storm omhoog met de gondola. In de winkel hadden ze ook geen zakje gevonden, maar de (alweer) erg vriendelijke winkelbediende vergezelde ons naar het personeel van de kabelbaan om daar te vragen of ze niets gevonden hadden in de cabines. En jawel, daar was mijn zakje mét badpak én flesje water. :-) Dus toen de personeelsleden van de kabelbaan mij vroegen om een tevredenheidsformulier in te vullen, deed ik dit met veel plezier. Ik kreeg er zelfs nog een complimentje over mijn nagels bovenop. Ik blij, zij blij.

Voor de allerlaatste maal namen we de kabelbaan naar ons vertrekpunt. Eén ding is zeker: we hebben waar voor ons geld gekregen. Nog nooit zoveel keren op één dag in een kabelbaan gezeten.

Terug in Vivocity zochten we de food court op. We zagen een plek waar er teppanyaki geserveerd werd. Ok, het was een keten, maar het eten zag er erg lekker uit en er was nog een plekje aan de bakplaat voor ons. We genoten van een overheerlijke menu (het was ondertussen al kwart voor negen, mijn soepje was al lang verteerd).

In datzelfde winkelcentrum kochten we nog een nieuwe valies voor mij. Mijn huidige valies had de tocht naar Singapore niet ongehavend doorstaan en de naden waren losgekomen. Ik zag al doembeelden voor mijn ogen van een opengescheurde valies met de inhoud verspreid op de tarmac (ooit echt zoiets gezien). Dus in afslag een nieuwe valies aangeschaft. Dat wordt zo een beetje een gewoonte, want de huidige, kapotte valies kochten we in Sydney. Een zeer nuttig Australisch souvenir dat ons op talrijke reizen vergezeld heeft. Hopelijk hebben we evenveel plezier van dit nieuwe souvenir.

In ons hotel zetten we ons aan het schrijven van de kaartjes voor het thuisfront onder het genot van een glas wijn in de bar.

Een mooie en gevarieerde dag inclusief een gelukkige hereniging met mijn badpak.

Reisstokje

‘t Is hier nogal stilletjes de voorbije dagen. Dat komt omdat ik mij momenteel in het buitenland bevind en de tijd hier zo snel gaat dat zelfs mijn verslaggeving erbij inschiet. But don’t worry, jullie hebben nog wat reisverslagen te goed van mij. Onder het motto: beter laat dan nooit.

Om jullie ondertussen wat te entertainen, pik ik snel een reisstokje bij LaJungfrau:

1. Welke routines neem je van thuis mee op reis? (fitnessen, lezen in bed, de 3 stappen van Clinique elke ochtend en avond,…)
Wel, het enige wat ik echt belangrijk vind om mee te nemen van thuis, zijn mijn lenzenproducten, mijn verzorgingsproducten en mijn shampoo (ben nogal gehecht aan de juiste verzorging voor mijn lichaam). Verder pas ik mij zonder problemen aan aan de gewoontes van het land. Oja, ik heb natuurlijk wel overal internetconnectiviteit nodig. :-)

2. Bikini of badpak – zwemshort of Speedo?
Badpak! Omdat zo’n pak zoveel makkelijker is om in te zwemmen. Al te vaak gekampt met losgeraakte bovenstukken van bikini’s in zee of op de wildwaterbaan of bij het duiken in een zwembad. Zulke problemen doen zich niet voor met een badpak. Mannen mogen wat mij betreft kiezen. :-)

3. Aan welke nationaliteit erger je je het meest en waarom?
Nederlanders, omdat je ze altijd van ver hoort aankomen en omdat ze van zichzelf vinden dat ze geweldig goed Engels/Frans kunnen. Quod non. :-)

4. Wat is de meest magische plaats die je ooit bezocht?
Ai, dat is een lastige vraag. Er springt er bij mij niet echt eentje bovenuit, want ik heb al zoveel mooie plekken bezocht en zoveel schitterende ervaringen verzameld. Daarom heb ik even een search gedaan op het woordje “magisch” op yab.be en kom ik tot het volgende overzicht:

En dan ontbreken er wellicht nog vele plekken in dit lijstje.

5. Leg je veel contacten op vakantie? Zo ja, trek je naar de Belgen of naar de locals?
De contacten die ik op reis heb zijn veeleer vluchtig. Een babbel met een local of een andere toerist sla ik nooit af, want voor mij geeft het vernemen van een ander standpunt en/of zienswijze een meerwaarde aan mijn reis. Ik zal echter niet spontaan met mijn nieuwe kennissen samen verder trekken of zo. Belgen die ik niet ken, probeer ik op reis zoveel mogelijk te vermijden, die zie ik in mijn dagelijkse leven al genoeg. 😉 Wat ik wel geweldig vind, is vrienden opzoeken in het buitenland. Zij kunnen je waardevolle tips geven die je als gewone toerist nooit te weten komt.

6. Wat is het meest gênante dat je ooit hebt meegemaakt of meest marginale dat je ooit hebt gezien in de plaatselijke discotheek?
Plaatselijke discotheken zijn niet echt aan mij besteed. Ik herinner me niet direct een super-gênant moment en ook een search op het woord levert niets op. Misschien moet mijn meest gênante moment nog komen…

7. Vertel ons every. naughty. detail. over je meest zwoele vakantieliefde ooit.
Bwah, ooit eens op skivakantie in Oostenrijk een Italiaan opgescharreld toen ik 16 was. Veel meer dan wat kussen en strelen hebben we niet gedaan. Hij kon ook helemaal geen Engels of Frans en ik kon toen nog geen Italiaans. De aantrekkingskracht was dan ook louter fysiek, verder hadden we elkaar niets te zeggen. Ach, nu ik er zo over nadenk, ook ooit eens een vluchtige affaire gehad met een Belg, toen we allebei op skivakantie in Italië waren. Een knappe kerel, maar later kwam ik erachter dat hij thuis een lief had zitten. Gelukkig stelde het allemaal niet zoveel voor. ‘t Moet zijn dat skipakken sexy zijn of zo, ofwel was het de après-ski. 😉

8. Welke – al dan niet bezochte – landen spreken je absoluut niet aan en waarom niet?
Wel, ik ben als laatstejaarsreis naar Griekenland geweest en laat het ons erop houden dat dit niet zo’n fantastische ervaring was. Ik ervoer Griekenland als stoffig, vies en vuil en veel van hun historische sites waren niet meer dan enkele stenen bovenop mekaar. In andere landen al veel indrukwekkendere ruïnes gezien. Bovendien kregen mijn vriendin en ik het aan de stok met de leerkrachten en werden we beschuldigd van iets wat we helemaal niet gedaan hadden. De onrechtvaardigheid. Mijn vriendin was er echt het hart van in en mijn bloed kookt nog altijd als ik eraan terug denk.

Indië zie ik niet echt zitten vanwege de drukte, de bedelaars en de armoede en Zwart-Afrika staat ook niet echt hoog op mijn lijstje, al zou ik wel graag eens op safari gaan.

9. Aan welk eten waag je je absoluut niet (meer) op vakantie?
Wel, ik maak er een erezaak van alles te proberen. Insecten, gefermenteerde stinkende sojabonen, haggis, hanenkammen, gefrituurde visvinnen, de raarste zaken eerst,… Ik hoef het daarom niet lekker te vinden, maar ik heb het dan toch maar geprobeerd. Ik waag mij dus aan alles, tenzij ik denk dat ik er ziek van zal worden.

10. Ben je een souvenirkoper en zo ja, kies je voor de traditionele souvenirs? Voor wie breng je ze mee?
Mijn vriend en ik kopen altijd souvenirs voor onze drie petekindjes, meestal iets van kledij of een knuffel of zo. Iets waar ze iets mee zijn. Voor de ouders en de broers en zussen kopen we soms (niet altijd) een plaatselijke specialiteit, meestal iets van drank of zo.

Voor mezelf koop ik zelden iets, ik heb gewoon niet genoeg plaats op mijn appartementje om veel souvenirs kwijt te kunnen.

11. Ga je mij een kaart sturen, de volgende keer dat je op reis gaat? Alsjeblieft?
Zeker, wat is je adres? Wij versturen per reis zo’n zeventigtal kaarten naar vrienden en familie. Op de ouderwetse manier: ter plekke gekocht (om de lokale economie te steunen) en voorzien van een geschreven boodschap en een plaatselijke postzegel. Het enige wat we doen om de boel wat vooruit te laten gaan, is de adressen op voorhand op etiketten drukken. Dat bespaart ons een hoop overschrijfwerk.

9 oktober: Singapore Zoo

Omdat mijn broertje en zijn vriendin na hun trip zo enthousiast waren over de Singapore Zoo, kon een bezoekje aan deze zoo niet ontbreken. Het was een lange rit, eerst met de metro dan met de bus, waardoor we pas rond elf uur aan de ingang stonden. Jammer genoeg waren bepaalde dieren (waaronder de ijsbeer en de zeeleeuwen, snif) niet te bezichtigen. Toch lieten we ons verleiden tot de aanschaf van een combiticket voor de gewone zoo, de River Safari en de Night Safari, zelfs al waren de bootjes in het River Safari gedeelte niet operationeel. (Awoert, voor de niet-operationele bootjes!)

Bij het binnenkomen werden we al meteen welkom geheten door een vriendelijke python die zich zachtjes in onze nek nestelde. Al voelde mijn vriend zich niet echt honderd procent op zijn gemak bij deze wat al te familiaire python. Wat Singapore Zoo zo bijzonder maakt, is dat je nergens kooien ziet, het lijkt wel alsof je op bezoek gaat bij de dieren in hun natuurlijke omgeving. De zoo is echt een groene oase vol met dieren die er (voor zover ik daarover kon oordelen) erg gezond uitzagen. De zoo besteedde ook voldoende aandacht aan het educatieve aspect, met zeer duidelijke uitleg over de herkomst van de dieren en hun gewoonten.

Ik was erg onder de indruk van de prachtige witte tijgers en het gevarieerde aanbod aan krokodillen en alligators. Sinds ons bezoekje aan Australië hebben krokodillen een speciaal plekje in mijn hart veroverd. En giganten zoals olifanten, nijlpaarden en neushoorn blijven natuurlijk fantastisch fascinerende dieren. Ook de apen schenen zich goed thuis te voelen in de bomen en klimpalen van de Singapore Zoo. Met stip de leukste aap: de neusaap! Zo lelijk dat het weer mooi werd.

‘s Middags aten we een snelle lunch in het zelfbedieningsrestaurant. Ik probeerde voor de eerste keer een laksa uit, een soort pikante soep met noedels. Eenvoudig, maar lekker.

In de namiddag waren we getuige van het voederen van een rog. “En wat doet u voor de kost?” “Ik ben duiker.” “Ach, waar duikt u?” “In de Singapore Zoo. Ik voeder de roggen?” :-) En we zagen een tanuki in het echt (in Japan hadden we alleen beeldjes van dit schattige wasbeerhondje gezien)!

Na de gewone zoo helemaal afgewerkt te hebben, trokken we naar het River Safari gedeelte. Jammer dat de bootjes niet werkten, maar de aanwezigheid van de twee panda’s (yep, uitgeleend door China, al denk ik niet dat daar in Singapore een communautaire rel aan vooraf ging) maakte veel goed. Eigenlijk best wel slome dieren, die panda’s. Gelukkig was er één exemplaar dat zich graag uitgebreid liet fotograferen. De doodskopaapjes waren schattig en de zeekoeien waren bijzonder majestueus.

Na de River Safari was het even wachten tot we toegelaten zouden worden tot de Night Safari. De rijkelijk gevulde souvenirshops konden ons niet tot een aankoop verleiden (veel te duur allemaal) en we zetten ons op een bankje om te wachten tot de Night Safari open ging. Ik kreeg even een dipje en dacht dat ik ter plekke in slaap zou vallen. Dipjes en zoo’s, zie ik daar een patroon?

Ik hoopte dat de Thumbuakar Show met bijna naakte mannen en veel vuur mijn dipje snel zou verdrijven, maar om eerlijk te zijn, de show viel tegen. De mannen konden wel goed vuurspuwen en je kon kaas schaven op hun buikspieren, maar hun choreografieën waren op zijn best amateuristisch te noemen. En dat trucje om bezoekjes bij de show te betrekken en wat voor schut te zetten, dat ben ik zo langzamerhand beu gezien. Geef mij een mooie show, al die slapstick hoeft niet voor mij.

Omdat de rij naar het treintje veel te lang was, besloten we het nachtelijke park eerst te voet te verkennen. Toch wel een heel bijzondere ervaring, zo ‘s nachts door de jungle wandelen, zelfs al is dat op mooi afgelijnde paden. We leken één van de weinigen te zijn die voor de benenwagen hadden gekozen en genoten van de rust.

Rond negen uur zat onze wandeling erop en vulden we onze rammelende magen met een zalig lekkere fish thali. Man, Indisch eten kan toch zo hard smaken!

Tegen dat onze maaltijd erop zat, waren de wachtrijen voor de treintjes opgelost en lieten we ons als afsluiter van de dag op ons gemak rondrijden tussen de dieren. Ik had het niet echt verwacht, maar vanuit het treintje had je echt een erg goed zicht op al de dieren. Al was fotograferen echt wel onmogelijk. Een échte safari lijkt me toch nog iets anders, maar leuk was het wel.

Bus en metro brachten ons zonder problemen naar ons hotel, waar we uitgeteld in slaap vielen.

8 oktober: Tempels, Chinatown, Raffles Hotel, Chijmes en Orchard Road

Na een ochtendlijk zwempartijtje en (alweer) een heerlijk ontbijt pakten we onze spullen bijeen voor een dagje Singapore. Waar we de dag voordien nog twee regenjassen in de fototoestelrugzak gepropt hadden, besloten we nu een gokje te wagen en er slechts eentje mee te nemen. De tropische regenbuien zouden hier nooit langer dan een half uur duren en zo lang konden we nog wel ergens gaan schuilen.

Eerste stop van de dag: de Chettiar Temple, een shivaïtische hindoetempel uit 1984. We moesten een flink eindje met de metro (supergeweldig openbaar vervoer, daar in Singapore, ik waande me bijna terug in Japan) en dan nog een stukje stappen. De zon scheen op volle kracht en het zweet gutste langs ons lijf. Die regenjas hadden we beter in het hotel gelaten…

Het was de eerste keer in mijn leven dat ik een hindoetempel aanschouwde en ik was werkelijk onder de indruk van de rijkdom en de kleurenpracht. Vooral de gopuram (de toegangspoort) die rijkelijk versierd was met beelden was fantastisch. We voelden ons een beetje onwennig, maar lieten toch onze schoenen achter bij de ingang en liepen de tempel binnen. Het was vrij rustig, dus we konden ongehinderd rondkijken.

Ik moet toegeven dat het hindoeïstische geloof mij volkomen vreemd is. Ok, godheden zoals Kali, Shiva, Krishna en Ganesha (de god met de olifantenkop) doen ergens wel een belletje rinkelen, maar ik heb me nooit echt verdiept in dit geloof. Te veel goden maken het hindoeïsme voor mij een erg verwarrende godsdienst. Ook de rituelen zijn een compleet mysterie voor mij. En eerlijk, dit bezoekje maakte mij niet veel wijzer, maar het zorgde wel voor mooie plaatjes.

Het middaguur en het heetste moment van de dag kwamen in zicht, toch besloten we nog een eindje te stappen. Via Clarke Quay en allerlei binnenwegen dwars doorheen buildings (even afkoelen in de airco) kwamen we in China Town. Een buurt waar je nog de sfeer van het oude Singapore, zonder torenhoge buildings kan opsnuiven. De straten van China Town staan vol winkels met traditioneel handwerk, restaurants en shophouses (van luiken voorziene huizen met een winkel op de begane grond en woonruimte voor de winkelier met gezin op de eerste verdieping). De shophouses zijn smaakvol gerestaureerd en geschilderd in leuke kleuren. Het contrast met de hoge buildings op de achtergrond geeft de buurt nog iets extra.

Volgende stop: de Sri Mariamman Temple, de tweede hindoetempel die ik in mijn leven bezocht! Ook hier is het de gopuram die alle aandacht naar zich toetrok. In deze tempel was het al wat drukker dan in de vorige, maar hetzelfde gevoel van bevreemding overviel me bij het aanschouwen van de rituelen.

Na het bezoek aan de tempel wandelden we door de straten van China Town. En jawel, ik tikte een handgeschilderde (dat beweerde de verkoopster althans) kerstbal op de kop voor de mama van mijn petekindje haar collectie. We kochten hier ook kaartjes, die in de hoop om deze voor één keer in het begin van de vakantie te schrijven en eens niet vóór onze kaartjes in België aan te komen.

Ondanks het stevige ontbijt begonnen we stilletjes aan honger te krijgen. In buurt van Club Street bleek het echter niet zo evident om een typisch Aziatisch restaurant te vinden. Wel veel pizzazaken, kebabzaken en zelfs Spaanse restaurants. We kozen uiteindelijk voor het gezellig uitziende Frans restaurant Le petit Navire, met verse oesters uit Bretagne in de koeltoog. Een beetje surreëel om in Singapore in een restaurant terecht te komen met allemaal geïmporteerde Franse producten. Dus toen de dagschotel een paëlla (Franse paëlla!) bleek te zijn, aarzelde ik geen moment. Mijn vriend hield het bij een slaatje met crabcakes. En boy, wat een lekkere paëlla was dat! Zo lekker heb ik ze zelfs in Spanje nog niet vaak gegeten. En het glaasje Franse witte wijn paste er perfect bij. Zalig!

Na het middagmaal zetten we onze tocht verder naar de Thian Hock Keng Temple die uit 1839 dateert en daarmee de oudste Chinese tempel van Singapore is. De tempel was het belangrijkste gebedshuis voor immigranten uit China. Vóór de landwinningen lag deze tempel aan zee en zegden de zeelieden er dank voor de veilige overtocht van China naar Singapore. De tempel is daarom ook gewijd aan Ma Zhu Po, de godin van de zee.

Hoewel men bezig was aan de restauratie van de tempel, maakte deze toch indruk op mij. De bouwstijlen waren me ook veel vertrouwder, aangezien we in Japan ook tempels in Chinese stijl gezien hebben. En dank zeggen aan de godin van de zee, dat concept kan ik beter vatten dan de (voor mij) lastige kronkels van het hindoeïsme. In de buurt van de tempel stonden ook enkele beeldengroepen die een inzicht boden in het leven van de Chinese én Indische immigranten.

Het was even zoeken naar de dichtstbijzijnde metro, maar eens de ingang gevonden, stonden we op een zucht vlakbij het legendarische Raffles Hotel, dat in 1887 geopend werd. Bij het binnengaan van de witte gebouwen in koloniale stijl was het net alsof je een ander tijdperk binnentrad. In de koloniale tijd werden hier grootse bals gegeven. Vandaag de dag is het een fameus prijzig hotelletje, niet geschikt voor onze portemonnée. Op één van de binnenplaatsen dronken we een cocktail. Niet de beroemde Singapore Sling, maar wel één van de Raffles specialiteiten. De cocktails waren pokkeduur (26 Singapore dollars, ik laat het jullie zelf uitrekenen) en eigenlijk, we moeten daar eerlijk in zijn, hun geld niet echt waard. Maar ze smaakten en we genoten van de historische locatie.

Na de veel te dure cocktails slenterden we nog wat rond in het hotel om vervolgens verder te stappen naar Chijmes, een ommuurd geheel van winkels, restaurants en bars dat vroeger een klooster was. De nonnen van het klooster verhuisden in  1983 naar een buitenwijk en de gebouwen kregen een nieuwe bestemming. Het lijkt wel een stukje Europa midden in Azië. Een erg mooie en verrassend rustige plek in het hart van de miljoenenstad. De ondergaande zon zette de witte gebouwen in een warme gloed. Mijn fotografenhartje ging er sneller van kloppen.

We liepen nog even langs de Cathedral of the Good Shepard, de oudste katholiek kerk van Singapore, maar deze bleek zwaar in verval te zijn. Zonde! Hopelijk wordt deze kathedraal snel gerestaureerd.

We vonden het welletjes voor vandaag en keerden naar het hotel terug voor een snelle douche (dat was nodig!) en een welverdiende whiskey sour tijdens het happy hour! Veel cocktails konden we niet drinken, want we hadden om zeven uur op Orchard Road afgesproken met een kameraad die zes jaar geleden de liefde van zijn leven naar Singapore gevolgd was. We waren nog wel vriendjes op facebook, maar de contacten waren de laatste jaren erg verwaterd. Maar hey, een goede gelegenheid om de banden weer wat aan te halen.

De vrouw van onze kameraad moest overwerken, dus stelde hij voor even wat te wandelen op Orchard Road. Het was valavond en de bomen zaten vol met kwetterende vogels. Waarschijnlijk allemaal op zoek naar een lekker avondmaal, want dit kort wandelingetje leverde mij een muggenbeet of zes op. Verdorie toch.

Onze kameraad stelde voor om iets in een food court te gaan eten. Verschillende mensen hadden ons al gezegd dat dit een ideale manier was om met de verscheidenheid van de keukens in Singapore kennis te maken, dus wij gingen graag op dat aanbod in. Food courts hebben sinds ons bezoekje aan Sydney trouwens een speciaal plekje in mijn hart veroverd. Je kan er voor weinig geld lekker en snel eten.

Ik koos voor fried prawn noodles. Lekker, maar het had voor mij gerust iets pittiger mogen zijn en de portie was te groot voor mij. De Koreaanse schotel van mijn vriend daarentegen was zo spicy dat de tranen hem in de ogen sprongen.

Onze kameraad vertelde honderduit over het leven in Singapore. Doordat dezelfde partij al sinds het zelfbestuur in 1959 met een absolute meerderheid aan de macht is, houdt deze partij het land stevig in zijn grip. De overheid is zeer rijk door de inkomsten uit de drukke internationale haven en kan zich grote infrastructuurwerken permitteren. Doordat deze partij zo lang onafgebroken aan de macht is, kan de overheid minder populaire maatregelen nemen die op langere termijn renderen. Bij de laatste verkiezingen haalde de partij echter een lagere uitslag dan gewoonlijk, alhoewel de absolute meerderheid behouden bleef. Een reden om met dit signaal van de bevolking aan de slag te gaan en enquêtes te organiseren om te peilen naar de wens van de bevolking.

Om Singapore goed te begrijpen is het belangrijk te weten dat van de 5 miljoen inwoners slechts 2,9 miljoen lokaal geboren werden. Het land heeft een bevolking die etnisch zeer divers is. 75% procent van de bevolking zijn Chinezen met belangrijke minderheden van Maleisiërs en Indiërs. Om te zorgen dat deze bevolkingsgroepen vreedzaam samenleven, legt de overheid de verplichting op dat bij het toewijzen van appartementen de bewonersverhoudingen overeen moeten komen met de demografische samenstelling. Op die manier wil de overheid gettovorming vermijden.

Grappig was dat onze kameraad exact hetzelfde verhaal over de stakende Chinese buschauffeurs vertelde dan hetgeen we de dag voordien te horen kregen. Die zaak heeft duidelijk indruk gemaakt bij de westerlingen in Singapore. En ook de hoge kostprijs van een wagen kwam opnieuw aan bod.

Het viel me op dat mijn kameraad heel erg enthousiast was over het functioneren van de overheid. En ik moet toegeven, alles is kraaknet en pico bello in orde in Singapore, maar de rotklusjes worden wel gedaan door gastarbeiders die uitgebuit worden en weinig tot geen rechten hebben (een minimumloon bestaat niet in Singapore). Een maatschappij die grote sier houdt op de kap van een ander, perfect kan ik die toch niet noemen.

De vrouw van onze kameraad vervoegde zich wat later bij ons gezelschap en nadat ook zij haar avondmaal had verorberd, gingen we nog iets drinken in een, jullie raden het nooit, café waar ze bijna alleen maar Belgische bieren serveerden… Gelukkig stonden er ook whisky’s op de kaart. 😉

7 oktober: Marina Bay Sands en Gardens by the Bay

De dag begon veel te vroeg toen om zes uur ‘s ochtends de wekker afging in onze hotelkamer. De vorige gast die in onze kamer verbleef, was duidelijk een vroege vogel. Helaas vergat hij of zij de wekkerradio  af te zetten en werden mijn vriend en ik gewekt door een bijzonder vervelend geluid, dat me nog het meest deed denken aan een soort brandalarm. Uiteraard lukte het me daarna niet meer om de slaap te vatten.

Gelukkig hielp een verfrissende duik in het zwembad op de tweeëntwintigste verdieping, gevolgd door een uitstekend ontbijt bestaande uit een mix van Oosterse en Westerse ontbijtgerechten, ons de vermoeidheid te vergeten. Gotta love a dim sum breakfast!

De geweldige metro van Singapore bracht ons na het ontbijt naar Marina Bay Sands, het meest fantastische hotel ter wereld, allez toch als je het mij vraagt. De architectuur is fenomenaal en één van de redenen waarom ik absoluut naar Singapore wou. Architectuur met lef, I like it! Al moet ik realistisch zijn: zulk een hotel zou totaal misstaan in een stadje als Leuven. Ja, save the best for last, is gewoon niet aan mij besteed. Stel je voor dat ik morgen een hartaanval krijg en ik dan de gelegenheid om Marina Bay Sands te bezoeken verkwanseld zou hebben!

En ja, foto’s doen dit gebouw onrecht aan. Wat een ongelooflijke constructie! Uiteraard moesten wij naar het Sands SkyPark observation deck op de zevenenvijftigste verdieping om het uitzicht te bewonderen! Superlatieven schieten hierbij te kort. We zagen de Gardens by the Bay aan onze voeten liggen en bewonderden de skyscrapers van het CBD en de honderden schepen die voor anker lagen in de baai, te wachten tot de marktprijs van de goederen die ze bevatten gunstig genoeg is, om gelost te worden in de haven.

Terug met beide voeten op de grond, liepen we verder naar de Gardens by the Bay. We wandelden in de kruinen van de kunstmatige Supertrees, genietend van het uitzicht op Marina Bay Sands, terwijl het zweet langs onze lijven gutste. Die vochtige hitte van Singapore, een mens moet daar even aan wennen. Door de hitte en het uitgebreide ontbijt hadden we ‘s middags niet zoveel honger. Dus beperkten we ons tot een stukje taart (oreo cheesecake voor mij, chocolate cake voor mijn vriend) in Café Crema in de Gardens.

Omdat de prijs nogal hoog was, twijfelden we even of we de Flower Dome en het Cloud Forest wel zouden bezoeken, maar hey, ‘t is niet dat we zo vaak in Singapore zijn, he. De Flower Dome en het Cloud Forest zijn twee futuristische glazen stolpen die een rijke plantencollectie herbergen en die over een uitstekende airco beschikken, want binnen in de serres was de lucht aangenaam fris. In de Flower Dome, ‘s werelds grootste serre zonder steunpilaren, maakten vooral de baobabs en de eeuwenoude olijfbomen indruk op mij. Maar het was toch vooral de gigantische kunstmatige berg mét waterval van het Cloud Forest die mijn bewondering wegdroeg. Magnifiek staaltje van menselijk vernuft.

Na het bezoek aan deze twee schitterende serres kocht ik mezelf een ijsje met een bolletje passievrucht en een bolletje appelbloesem, om speciaal te doen. Helaas viel het groene appelbloesemijs tegen en gooide ik denkelijk voor de eerste keer in mijn leven een bol ijs weg. Jammer.

We liepen langs de Singapore River verder naar het koloniale hart van de stad en genoten van de contrasten die Singapore te bieden heeft: torenhoge wolkenkrabbers langs mooi gerenoveerde historische shophouses (pakhuizen). We bewonderden de bruggen over de rivier en zagen de site waar Raffles, de stichter van het moderne Singapore, aan wal ging. We liepen langs de restaurants van Boat Quay en Clarke Quay en verbaasden ons over het feit dat de terrassen in de straten overdekt waren en voorzien van een openluchtkoeling. Niet echt ecologisch verantwoord, als je het mij vraagt. Blijkbaar is de Singaporees ook een grote fan van bier, want we zagen op verschillende plaatsen reclame voor het Oktoberfest, festiviteiten die zich voor zover ik weet nog steeds in Duitsland afspelen.

We eindigden onze wandeling rond de Padang (letterlijk: veld) die ooit door de 19de-eeuwse kolonialen werd gebruikt voor grote sportevenementen en National Dayparades. Jammer genoeg stonden letterlijk álle historische gebouwen (het oude stadhuis, het hooggerechtshof en het oude parlementsgebouw) rond deze site in de stijgers. We zullen nog eens terug moeten gaan in 2015 als alle werken afgerond zijn.

Rond een uur of zes keerden we terug naar het hotel om te genieten van een cocktail en het zweet en het stof van onze lijven te spoelen in het zwembad. Wat een luxe!

‘s Avonds hadden we afgesproken met een ex-collega van mijn vriend, die net als wij de volgende week naar een conferentie in Kuala Lumpur zou gaan, om iets te eten in het Maleisische restaurant Mamanda. Mijn eerste kennismaking met de Maleisische keuken. We kozen voor de nasi ambeng, een grote schotel waarop verschillende (vrij pikante) gerechten gepresenteerd werden rondom een heuvel rijst. We bedienden onszelf en kozen de gerechtjes uit die ons het meeste aanstonden. Het eten was erg lekker, alleen jammer dat er geen alcohol op de kaart stond (niet verwonderlijk,want de uitbaters waren moslims). We namen dan maar alle drie een alcoholvrije cocktail. De uitleg van de ober klonk veelbelovend maar de cocktail zelf was veel te zoet naar mijn goesting. Gelukkig hadden we in het hotel al cocktails mét alcohol gedronken!

Na het eten dronken we iets in het WitBier Café dat zich recht tegenover het restaurant bevond en dat min of meer de stamkroeg was van de ex-collega van mijn vriend. Ons gezelschap werd aangevuld met een vierde man: een kennis van de ex-collega die sinds enkele jaren een eigen IT-bedrijf in Singapore had. Bizar moment van de dag: we zaten aan een tafel met drie personen. Recht tegenover de ex-collega en vlak naast mij was er nog één stoel vrij. In plaats van naast mij plaats te nemen, zette de vierde persoon zich aan de kop van de tafel, zo ver mogelijk van mij verwijderd. Ik voelde me even erg beledigd en ik vónd het al niet bijster leuk in het WitBier Café dat wel een heel uitgebreide bierkaart had, maar geen enkele cocktail serveerde. Om de ontgoocheling door te spoelen, bestelde ik dan maar een glas rum.

De nieuw-bijgekomene vertelde ons over het leven in Singapore. Singapore is gekend omwille van de strenge straffen en de belachelijk hoge boetes, maar wisten jullie dat er in Singapore slechts één vakbond bestaat die volledig gecontroleerd wordt door de overheid? Staken is bij wet verboden, doe je het toch dan riskeer je op staande voet ontslagen te worden en word je uit het land gezet wanneer je niet over de Singaporese nationaliteit beschikt, zoals het verhaal van de stakende Chinese buschauffeurs treffelijk illustreerde.

Auto’s zijn in Singapore enkel weggelegd voor de rijken. Je betaalt niet enkel voor de auto zelf; om ermee te mogen rondrijden moet je een licentie hebben die enkel via een veiling verkrijgbaar is. De mensen die het hoogste bieden, krijgen de licentie, die geldig is voor tien jaar. Na tien jaar dient de licentie dus vernieuwd te worden. Zo’n licentie kost al gauw 80.000 Singapore dollars voor een kleine wagen, omgerekend zo’n 47.000 euro. Daarnaast moet je ook nog eens verkeersbelasting betalen afhankelijk van hoeveel kilometers je in de stad rondrijdt.

De wolkenkrabbers schieten in Singapore dan wel als paddenstoelen uit de grond, maar laten we vooral niet vergeten dat het zware en gevaarlijke werk door gastarbeiders uit lageloonlanden zoals Bangladesh wordt gedaan. Dat deze gastarbeiders niet echt beschermd worden door de vakbond, hoef ik jullie zeker niet uit te leggen?