Het is ons hier echt niet gegund om twee dagen na mekaar mooi weer te hebben. Bij het opstaan, constateerden we dat de wolken die we de avond voordien hadden zien binnen drijven zich ontwikkeld hadden tot dikke, grijze regenwolken.
Aangezien onze ferry pas om 12 uur vertrok, hadden we nog een voormiddag te doden op Heimaey (zelf zou ik een vroegere ferry geboekt hebben). Het weer leende zich echter niet tot het maken van wandelingen. Ik schat dat het zo’n elf graden was, maar de regen en vooral de ijskoude striemende wind maakten dat de gevoelstemperatuur lager lag. Dan maar in de auto gekropen voor een rondrit op het eiland. We reden langs een paar uitzichtpunten die echt de moeite waren. Heimaey maakt meestal geen onderdeel uit van een typische IJslandreis, maar bij deze wil ik dit eiland warm aanbevelen.
Voordat onze ferry vertrok, kochten we nog snel een paar koffiekoeken in een plaatselijke bakkerij om deze onderweg ergens soldaat te maken.
Tijdens de terugtocht met de ferry zochten we binnen beschutting tegen de kou en de regen. Nuja, op de heenreis hadden we al uitgebreid van het uitzicht kunnen genieten en ik gebruikte de tijd nuttig om nog wat aan mijn reisverslagen te werken. Al een geluk dat ik goed kan blind typen, want de boot schudde nogal en het leek me verstandig een oogje op de horizon te houden.
Op het vasteland kruisten we massa’s jongeren die allemaal aan het wachten waren om de ferry naar Heimaey te nemen voor het festival (mijn reisgids vermelde ook iets van massaal naakt zwemmen in de zee, maar geen idee wat daar van aan is). Jammer voor hen dat het weer nu zo slecht was. Geen ideale temperaturen om vier dagen te kamperen op een festivalterrein. Maar ik ben dan ook een watje wat dat betreft.
Onze eerste halte was de Seljalandsfoss, alweer een mooie waterval met als extraatje dat je achter de waterval door kon lopen. Het regende pijpenstelen, dus lieten we de Canon in de auto liggen en namen we alleen de GoPro mee, die kan wel tegen een stootje. Nuja, door het sproeiwater zouden we toch sowieso nat geworden zijn. Mijn nieuw knalblauwe regenjas is alleszins al erg goed van pas gekomen… Tijdens de tocht achter de waterval kwamen we een groep Engelse scouts tegen waarvan er sommige op sandalen waren. Respect!
Bij een kraampje dat bij de waterval stond, kocht mijn vriend zijn allereerste IJslandse hotdog, schijnt hier zowat de specialiteit te zijn. Ik beet er een klein stukje af, maar hotdogs zijn echt mijn ding niet en jammer genoeg verkocht het kraampje vandaag geen lamsvleessoep. Gelukkig waren er koffiekoeken in de auto!
Toen we verder richting Landmannalaugar in het binnenland reden, verbeterde het weer geleidelijk aan. Het stopte met regenen en even later brak de zon zelfs aarzelend door (deze post lijkt wel een weerbericht). Onderweg hielden we even halt bij The Commonwealth farm in Þjórsárdalur, een reconstructie van een woonhuis uit 1100. De inkom was niet goedkoop, maar deze keer voelde ik me niet in het zak gezet. De infoborden waren zeer duidelijk en de reconstructie bood een goed inzicht in het harde leven van die tijd. Oja, extra pluspunten voor het feit dat a) er toiletten aanwezig waren en b) deze zeer proper waren.
Tot onze verbazing waren we al om 16u bij ons hotel Hrauneyjar Guesthouse, terwijl we zelfs tussenstops hadden ingelast. Dat was vroeger dan verwacht. We dropten onze valiezen in onze piepkleine kamer waar de douche bijna in het toilet stond. Hrauneyar Guesthouse had veel weg had van zo’n ouderwets hotel waar jeugdbewegingen vroeger op kamp gingen: ellenlange gangen ongezelligheid. En oja, je moest van die blauwe plastieken omhulsels over je schoenen aandoen om te vermijden dat je vuil van buiten mee onder je schoenzolen naar binnen nam. Grappig.
Wat later zaten we opnieuw in de wagen om naar Landmannalaugar te rijden. In afstand was dit niet zo heel ver meer, maar de stoffige onverharde wegen maakten van de rit een uitdaging. Meermaals werden we goed door mekaar geschud en je zag andere auto’s in de verte aankomen door de gigantische stofwolk die ze veroorzaakten. Net een scène uit een film.
De rit was soms echt wel onaangenaam doordat we zo hevig door mekaar geschud werden, maar toen we aankwamen in Landmannalaugar waren we blij dat we doorgebeten hadden. Wat een bijzondere plek! Landmannalaugar is gelegen in een dal dat wordt omgeven door rhyolietbergen in allerlei kleuren die door de avondzon nog extra in de verf gezet werden.
Vlak voordat we de camping en de bijhorende warmwaterbronnen zouden bereiken, moesten we twee (kleine) rivieren oversteken. We parkeerden voor de eerste rivier en besloten de situatie eerst een tijdje te observeren. We waren blijkbaar niet de enigen die deze strategie hanteerden. Vlakbij was nog een ander Vlaams koppel aan het beredeneren welke de beste weg was om de rivier over te steken. Zij moesten met hun Jimney echt tot op de camping geraken, want het was nog een heel eind wandelen met al hun kampeerspullen. Uiteindelijk besloten we het zekere toch maar voor het onzekere te nemen, waterschade is immers niet gedekt bij huurwagens, en te voet te gaan. Maar we juichten wel het West-Vlaamse koppel toe dat met hun Jimney dapper door het water reed en behouden aan de overzijde geraakte.
Op ons gemak wandelden we naar de warmwaterbronnen bij de rivier waar het wemelde van de toeristen. Bij de natuurlijke badplaats was er echter alleen maar een houten steiger voorzien met wat ijzeren rekjes om kleren en handdoeken op te hangen. Een heel stuk verder waren er toiletten waar ik me eventueel kon omkleden, maar dan moest ik dat hele eind in badpak door de kou. Enfin ja, ik had plots helemaal geen zin om me om te kleden in het openbaar en vervolgens tussen een hoop toeristen te gaan zitten weken in lauw water. ’t Is niet dat ik iets tegen naaktheid heb of zo, want we gaan regelmatig naar gemengde sauna- en wellnesscentra, maar ik zag op tegen het hele gedoe. Mijn vriend was een minder watje dan ikzelf, dus die ging wel even voelen hoe warm het water was. Ik bleef op het droge en maakte foto’s van de omgeving in het betoverende avondlicht.
Het bleef heel koud, maar we besloten toch nog een ritje te maken naar het kratermeer Ljótipollur (lelijk poeltje). De weg erheen was het allerergste wat we tot nu toe hadden meegemaakt in IJsland. Het leek net of we in een kermisattractie zaten, zo erg werden we door mekaar geschud. Maar toen we er eindelijk waren, kregen we als beloning een fantastisch uitzicht op het blauwe meer omgeven door een krater in rood gesteente. Zeer mooi.
De terugrit ging vlotjes. We merkten dat kleinere putten in de weg makkelijker te nemen waren als we sneller reden (voor grote putten ging dit niet op). Hoe trager, hoe meer je elke oneffenheid in de weg voelde. Hierdoor waren we mooi om 20u in het hotel om aan te schuiven voor het diner. Ditmaal ging ik niet voor de vis, maar voor het lamsvlees! De keuzemogelijkheden werken soms verlammend. 😉 Het vlees was lekker mals, maar alles bij het vlees lag duidelijk al een tijdje op het bord en was spijtig genoeg koud. Tja, mijn maag was ermee gevuld.
We kropen in ons piepklein bedje in ons piepkleine kamertje en hoopten op een goeie nachtrust.
Wat een betoverend mooie, woeste landschappen… Prachtige foto’s!