28 juli 2014 – Skaftafell en Jökulsarlón

Niet zo goed geslapen, een paar keer wakker geworden van het geroffel van de regen op de golfplaten van het hotel. Een vreemd lawaai dat moeilijk buiten te sluiten viel.

We stonden op met afschuwelijk gruwelijk rotweer. Zo mogelijk de allerslechtste dag van onze reis tot nu toe. We zagen helemaal niks meer en het regende niet alleen er stond ook een rotwind die de regen keihard in je gezicht blies. We probeerden ons niet te laten ontmoedigen en vertrokken na het ontbijt toch maar naar het Skaftafell Visitor Center gelegen op zo’n 40 km van ons hotel. Onderweg zagen we het weer verslechten en verbeteren. We hoopten op een klein mirakel in Skaftafell en ja, we hadden geluk, bij aankomst daar was het frisjes, maar droog.

We vatten de wandeling naar de Svartifoss waterval aan en, wie had dat durven hopen, we zagen zelfs een zwak straaltje zon. Het was een beetje klimmen en we kregen het er onverwacht warm van. Het was drummen bij de Svartifoss: veel gegadigden om een foto te maken van de mooie waterval omgeven door basaltzuilen. We genoten echt van de wandeling. Zeker het tweede stuk dat niet zo goed stond aangeduid, was erg de moeite. Doordat het zo slecht stond aangeduid, namen de meeste toeristen een andere route en hadden wij het pad voor ons alleen. Alle tijd dus om een andere, maar even mooie waterval op het gemak te fotograferen.

We hoopten dat de weersvoorspellingen er radicaal naast zaten en het min of meer droge weer ons zou volgen tot Jökulsarlón. Helaas, onze wandeling zat er net op of de eerste druppels begonnen al te vallen. We duimden dat het slechts een buitje zou zijn en gingen ondertussen op zoek naar een middagmaal. We kwamen terecht in een truckerscafé dat duidelijk populair was bij de georganiseerde busreizen, want er stond een gigantische rij aan te schuiven aan de toog (én aan het toilet). Dit café was dan ook het enige restaurant in de wijde omtrek dat iets min of meer deftigs aanbood, dus veel andere opties waren er niet.

Ik hield het bij een groentensoepje en mijn vriend bestelde de vleessoep. Als dessert kochten we een potje skyr. Jammer dat skyr in België nergens te verkrijgen valt (geef een seintje in de commentaren mocht dit toch het geval zijn), zal mijn dagelijks fix skyr echt missen wanneer we opnieuw thuis zijn.

In het winkeltje van het truckerscafé sloegen we meteen ook onze voorraad kaartjes in. Een pak goedkoper dan de prijzen die we op ander plekken gezien hadden. Natuurlijk was de jongen aan de kassa te lui om de kaartjes na te tellen, nochtans hadden we ze mooi in stapeltjes van tien gerangschikt. Hij geloofde ons zo wel. Spijtig genoeg verkochten ze er geen postzegels. Ik vroeg aan de jonge kassabediende of er misschien ergens een postkantoor in de buurt was. Zijn antwoord was kort, maar krachtig: “No”. Haha, dat zal mij leren gesloten vragen te stellen!

Hoewel het ondertussen pijpenstelen regende, wilden we het er toch op wagen en reden we helemaal terug naar Jökulsarlón voor een tweede poging om met het ambifievoertuig het gletsjermeer op te gaan. Een maat voor niks, zo bleek, want hoe dichter we het meer naderden, hoe slechter het weer werd. Ter plekke aangekomen kon je met moeite de dichtstbijzijnde ijsschotsen ontwaren, verder was alles gehuld in een dikke ondoordringbare mist. Bovendien regende het en was het ijskoud. Het leek ons echt zonde van het geld om in zulke omstandigheden het meer op te gaan.

Teleurgesteld keerden we dan maar terug naar het hotel. We waren nog maar een paar honderd meter vertrokken of we zagen een zielige backpacker staan liften. Die arme man konden we onmogelijk in de gietende regen laten staan. We stopten en vroegen waarheen hij moest. Naar Skaftafell, was het antwoord. Geen probleem, daar passeerden we toch, we zouden hem daar met veel plezier afzetten.

De kranige zestiger (naar ik schat) was helemaal alleen op reis in IJsland. Hij vertelde dat hij in de winter bij een skilift in Oostenrijk werkte en dat zijn hobby wandelen was. Wandelen langs de ringweg in de gietende regen was echter niet ideaal. Van zodra hij doorhad dat we iets of wat Duits konden, schakelde onze lifter over op zijn moedertaal. Ik kon hem vrij goed volgen, maar moest toch vaak zoeken naar de juiste woorden in het Duits. Misschien toch maar eens werk maken van dat oude voornemen om onze derde landstaal beter onder de knie te krijgen… We zetten onze Oostenrijker af bij Skaftafell en ik moest me inhouden om hem niet Grüß Gott achterna te roepen.

We draaiden net terug de ringweg op toen we een ander koppel zagen liften. Ook in de gietende regen. Omdat het er toch niet naar uitzag dat we vandaag nog iets anders zouden doen dan in de auto zitten, stopten we opnieuw. Deze lifters waren een koppel muzikanten uit Berlijn en Keulen die gewoon zo snel mogelijk naar het Westen wilden, want hun vakantie zat er bijna op en ze moesten hun vliegtuig halen in Reykjavik. We zeiden dat we hen enkel konden meenemen tot aan ons hotel zo’n 40 km verderop, maar dat was prima voor hen.

Tijdens de rit bleek dat ze op hetzelfde moment in Húsavík waren als wij. Omdat ze beide muzikant waren, leek het hen wel leuk om het festival mee te pikken, maar net als wij waren ze teleurgesteld. Onderweg groeide bij mijn vriend en mezelf het besef dat we hen beter niet gewoon bij ons hotel afzetten. Ons hotel lag echt in the middle of nowhere. Er was nergens een plek om te schuilen en wie weet hoe lang ze daar op een lift zouden moeten wachten. We hadden toch geen plannen meer voor de rest van de dag, dus reden we verder tot het tankstation van Kirkjubæjarklaustur. Er zijn veel truckers die graag lifters meenemen, dus daar was de kans op een lift veel groter. We namen afscheid en legden de laatste afstand naar ons hotel af met een blij gevoel omdat we toch drie mensen van de regen gered hadden.

En zo eindigde de dag voor ons al om zes uur, veel vroeger dan we gewoon zijn op vakantie. We genoten nog van het lekkere buffet in ons hotel, met een glaasje wijn om de teleurstelling van deze half gemiste dag weg te spoelen.

IMG_0002

IMG_0006

IMG_0012

IMG_0016

IMG_0023

IMG_0027

IMG_0032

IMG_0036

IMG_0044

IMG_0056

IMG_0069

IMG_0073

IMG_9991

IMG_9994

IMG_9999

27 juli 2014 – Route naar Skaftafell

Vandaag hadden we een rit van zo’n 440 km voor de boeg. Reden te meer om goed op tijd op te staan. Het ontbijt was een beetje karig, maar goed, er was haring en mijn eerste zelfgemaakte wafel was niet mislukt (blijkbaar zijn wafels een IJslandse specialiteit).

De mist die we de dag voordien het fjord hadden zien binnen trekken was helaas nog niet opgetrokken. Waar we de vorige dag de majestueuze bergen langs beiden kanten uit het fjord zagen oprijzen, zagen we nu een dikke lichtgrijze deken die alles hoger dan 10 meter aan het oog onttrok. Wat wel een coole foto opleverde toen we even hoger dan het wolkendek stegen en we neerkeken op een witte wereld.

Volgens onze reisbeschrijving zouden we onderweg kunnen genieten van prachtige vergezichten terwijl we langs de mooie fjorden reden. Ik wil wel geloven dat er zich prachtige vergezichten verscholen achter de muur van mist, maar wij zagen dus niks.

Onderweg stopten we in wat de reisbeschrijving het ‘leuke vissersplaatsje’ Stödvarfjördur noemde, wat ik schromelijk overdreven vond. De ligging was idd mooi, maar sommige van de huizen zagen er verwaarloosd uit en er lag vaak rommel in de tuinen. De reisbeschrijving sprak over een geologisch privé-museumpje dat de moeite van een bezoek waard zou zijn. Mijn vriend en ik twijfelden, maar toen we de grote foto van een witharige kranige dame langs de weg zagen staan, besloten we het er toch op te wagen. En we hebben het ons niet beklaagd.

Petra Sveinsdóttir bleek een superverzamelaar (ik zou zelfs het woord ‘horder’ durven gebruiken). Ze begon in haar jeugdjaren stenen en mineralen te verzamelen en de collectie bleef een echtgenoot en vier kinderen later aangroeien. Na de dood van haar echtgenoot stelde zij haar huis open voor bezoekers vanuit de hele wereld. Tot aan haar dood een paar jaar geleden bleef ze stenen en mineralen aan haar collectie toevoegen. Het resultaat is ’s werelds grootste steen- en mineraalcollectie in privéhanden. Haar kinderen zorgen er vandaag de dag voor dat de wonderbaarlijke collectie van hun moeder voor iedereen te bezichtigen blijft.

Ik was echt onder de indruk van de collectie. De schitterende tuin stond vol houten banken waarop in verschillende verdiepingen de collectie stenen en mineralen uitgestald waren. De tuin stond vol met bloeiende bloemen en grappige kunstwerkjes. Ook het huis zelf was van boven tot onder gevuld met stenen. Maar Petra verzamelde niet alleen stenen, je kon in het huis ook de collectie balpennen, zakdoeken, luciferdoosjes, schelpen, opgezette vogels en sleutelhangers bekijken. Een wonderbaarlijke plek. Absoluut de toegangsprijs van 1000 kronen waar.

In Djúpivogur stopten we bij hotel Framtíð om er te lunchen. Het hotel was er eentje van de chiquere soort met een zeer verzorgd uitziend restaurant. We kregen een tafeltje toegewezen en ik bestelde een portie mosselen (had ik nog niet gegeten deze vakantie) en mijn vriend een pizza. De bediening was weer maar halfslachtig. Ze waren gewoon vergeten om brood te brengen en het duurde een hele tijd voordat er iemand verscheen aan wie ik brood kon vragen. Nochtans probeerden ze wel, ze hadden duidelijk één van de jongere obers opgedragen om bij elke klant te informeren of het smaakte. Mijn mosselen vielen wat tegen: het waren ongetwijfeld de kleinste mosselen die ik ooit gegeten heb en de schelpen waren in stukken gebroken. Toch beter voor de vissoep gegaan.

Achter het hotel zouden wij de kegelvormige berg Búlandstindur (1069 m) moeten zien, maar wij zagen door de dikke grijze wolken helemaal niks. Zo’n zonde dat die vervelende mist ons verhinderde te genieten van de mooie fjorden van Oost-IJsland. Ik kon wel vermoeden dat we door een prachtig landschap reden, maar als een echte ongelovige Thomas zie ik de dingen graag met mijn eigen ogen.

We stopten onderweg nog even bij het haventje van Höfn. Nu moet me van het hart dat ik de de meeste dorpen langs het water niet bijster mooi vond. Zoals ik al eerder zei, zien redelijk wat huizen er verwaarloosd en onverzorgd uit. Ook de bouwstijl kan me niet echt inspireren. Ik snap dat de klimatologische omstandigheden vooral vragen om praktische huizen, maar als je kijkt naar de huizen in Oostenrijk en Zwitserland die hoog in de bergen toch ook veel sneeuw te verwerken krijgen, dat is toch andere koek.

Onderweg stopten we ergens om te tanken (zo’n 4×4 zuipt brandstof) en dit staaltje van IJslandse klantvriendelijkheid wilde ik jullie beslist niet onthouden. Een conversatie tussen de bediende van het winkeltje en een toerist:
Toerist: “It doesn’t work.” (doelende op de benzinepomp)
Winkelbediende: “Push the yellow button.
“I did. I pushed it about ten times.”
“Push it again.”
Einde gesprek.

Doordat de bergen verborgen bleven achter de wolken was dit best wel een lange en saaie dag. Zelfs de gletsjer Vatnajökull, toch één van de belangrijkste bezienswaardigheden in IJsland was moeilijk zichtbaar. De rit was gewoon ook veel te lang. Als ik de route zelf gepland had, had ik deze afstand wellicht in twee dagen afgelegd en niet in één. We brachten bijna de ganse dag in de auto door.

In de hoop toch nog iets van de gletsjer te zien, sloegen we een steenslagweg richting Heinabergsjökull in. We reden zo ver als we konden en stapten dan even uit voor een miniwandeling. De omstandigheden (mist, koud) waren echter niet echt ideaal en we durfden het risico niet nemen om verloren te lopen.

Verder dus, richting het gletsjermeer Jökulsarlón. Het was ondertussen al bijna zeven uur en echt wel koud. Mijn vriend ging informeren bij het loket of het nodig was al tickets te reserveren voor een ritje met het amfibievoertuig voor de dag nadien. Het meisje verzekerde ons dat dat niet nodig was. Als we wilden konden we de avond zelf nog een tochtje maken op het meer, want ze zei dat het de dag nadien zou gaan regenen.

We zagen dat er net een amfibievoertuig op het punt stond te vertrekken, maar dat zal al goed vol, daarom dachten we het volgende voertuig te nemen. Ik keerde terug naar de auto om een extra legging, een muts en een regenjas aan te trekken. Het risico op onderkoeling leek mij reëel. Terwijl ik bezig was mij in de auto in mijn legging te wringen, ging het loket echter dicht. Het meisje was er even bij vergeten te vermelden dat het voertuig dat we zagen vertrekken het laatste van de dag was. Onvoorstelbaar.

We wandelden dan maar zelf naar de oever van het gletsjermeer om de weerspiegeling van de drijvende ijsbergen in het roerloze water te bewonderen. We zagen een groepje mensen met statieven en camera’s klaar staan. Omdat er nogal wat bedrijvigheid bij dat groepje was, gingen we wat dichterbij kijken. Ik hoorde dat het Russen waren, maar verstond niet alles wat ze zeiden.

Tot onze verbazing begon plots één van de Russen zich uit te kleden totdat hij in zijn zwembroek stond. En jawel, even later dook hij als een echte ijsbeer het ijskoude water in. Om het allemaal nog wat fotogenieker te maken, pakte hij een ijsschots vast om ermee te poseren. Het was zo’n bizar tafereel dat zelfs de zeehonden van dichterbij kwamen kijken. Met dank aan de Russische ijsbeer heb ik de beste zeehondenfoto van deze reis kunnen maken. 😉

Vanaf Jökulsarlón was het nog 90 km rijden naar ons Núpar Fosshotel dat zich midden in een lavaveld bevond ver van de rest van de (schaars) bewoonde wereld. Nog een flinke afstand en ondertussen begonnen we allebei serieus honger te krijgen. Mijn vriend drukte de gaspedaal dus iets dieper in dan we gewoon waren om toch nog op een deftig uur in het hotel te zijn. ’t Is niet dat er mooie landschappen te bewonderen vielen of zo, die waren toch allemaal opgeslokt door de mist.

Zo rond half negen waren we dan eindelijk op onze bestemming (we waren, de lunchpauze en de korte stop bij Jökulsarlón niet meegerekend) al van negen uur ’s ochtends aan het rijden). Gelukkig konden we nog tot 21u aanschuiven aan het buffet. Om de ietwat saaie dag door te spoelen, bestelde ik een glas witte wijn. Het smaakte mij enorm. En het eten was ook heel erg lekker, zij het niet zo origineel (opnieuw arctic char en lamsvlees). Maar het buffet bood wel een vegetarisch optie en heel veel lekkere warme en koude groenten.

Een goeie afsluiter van een minder geslaagde dag.

IMG_9800

IMG_9803

IMG_9810

IMG_9815

IMG_9819

IMG_9822

IMG_9829

IMG_9834

IMG_9852

IMG_9861

IMG_9878

IMG_9892

IMG_9903

IMG_9905

IMG_9906

IMG_9927

IMG_9930

IMG_9932

IMG_9952

IMG_9965

IMG_9977

IMG_9980

IMG_9984

IMG_9989

26 juli 2014 – Oost-IJsland

Genoten van een uitgebreid ontbijtbuffet (mét warme gerechten deze keer, nog niet veel tegen gekomen) in ons hotel. Ondertussen een beetje de werkwijze van de diensters in het hotel bestudeerd. De traagheid waarmee ze de tafels afruimden, is volgens mij nog nooit vertoond. Op mij kwam het over alsof ze hun werk tegen hun zin deden, maar misschien is dit gewoon de IJslandse way of live: alles op het dooie gemak.

Het zag ernaar uit dat we ons rantsoen goed weer de dag voordien opgebruikt hadden, want het regende stevig toen we op weg gingen naar de Dettifoss. De Dettifoss zou Europa’s krachtigste waterval zijn en dat wil ik graag geloven. De kracht waarmee het water 45 meter naar beneden donderde, was impressionant. Het lagere gedeelte van de rivier werd bijna volledig aan het zicht onttrokken door de wolk sproeiwater. We hielden het, op wat sproeiwater na, min of meer droog tijdens de korte wandeling naar de Dettifoss en de kleinere Selfoss een beetje stroomopwaarts. Ook het ruwe granietlandschap waarin deze watervallen zich bevonden, was erg bijzonder.

We reden verder en de regen hervatte. Rondom ons zagen we dikke regenwolken en leegte, heel veel leegte. Wat een ruig en onherbergzaam gebied. Akelig bijna.

In de verte zagen we de Herðubreið (1682 m) opduiken. Deze beroemde tafelbergvulkaan is eeuwig bedekt met een laagje sneeuw. De Herðubreið heeft de typische vorm van een vulkaan die onder een laag gletsjerijs is uitgebarsten en wordt vergeleken met een slagroomtaart. De gelijkenis was inderdaad treffend.

Onze tocht zette zich verder door een woestijn van puimsteen en lavazand, afkomstig van de vulkaan Askja die voor het laatste in 1961 is uitgebarsten. De leegheid van dit uitgestrekte gebied was voor mij een beetje deprimerend. Zo weinig leven en zoveel grijsheid.

Toen we de keuze hadden tussen een geasfalteerde werd of een gravelweg, kozen wij uiteraard voor die laatste. Wij hadden niet voor niets een 4×4 gehuurd, he! Op naar Möðrudalur waar de hoogstgelegen boerderij van IJsland ligt. De boer is zo slim geweest om vlakbij het snoezige kerkje dat door zijn voorganger Jón Stefansson in 1949 gebouwd werd, een grote cafetaria neer te poten. In de verste verten geen concurrentie te bespeuren, dus alle toeristenbussen (inclusief wijzelf) stoppen daar voor een lunch of een koffie met taart.

Fjallakafi was duidelijk nog in volle expansie: er werd druk gewerkt aan nog een bijkomend terras. Net tijdens onze lunchpauze kwam de zon piepen en we besloten hiervan optimaal te profiteren door op het terras iets te eten. Het was zelfs even warm genoeg om zonder fleece buiten te zitten. Ik nam een groentensoepje en mijn vriend een croque monsieur. Een eenvoudige lunch die echt smaakte.

We reden verder op weg 901 en doorkruisten de bergketen Mödrudalsfjallgardar. Het hoogste punt van de weg ligt op zo’n 600 meter. De weg bood ons een goed uitzicht op het lager gelegen IJslandse binnenland. Nog meer onherbergzame leegte. Verder door Jökuldalsheiði, een uitgestrekt hoogvlakte die nauwelijks is bewoond. Wat ik heel goed begrijp, want wie wil er in godsnaam in zo’n gat wonen?

We maakten een kleine omweg door het dal van de Jökulsá á Dal. Volgens onze reisbeschrijving moesten we vlakbij een boerderij een brug over en dan nog 2 km de rivieroever volgen tot de Studlafoss (yep, aan watervallen geen gebrek hier). De boerderij vonden we, de (akelig smalle) brug ook, maar de weg achter de brug zag er heel moeilijk berijdbaar uit. Heel smal met dikke keien. Mijn vriend zag het niet echt zitten om zich daarop te wagen. Dus keerden we van een kale reis terug. Alweer een waterval niet gevonden!

Toch was de kleine omweg niet voor niets geweest. Het dal van de Jökulsá á Dal was erg mooi en we kregen zelfs een stuk regenboog te zien vlak boven de hellingen. We mochten ons wel niet te veel laten afleiden door het natuurschoon, want dit was duidelijk de favoriete weg van veel schapen. Sheep on the road!

En toen begon het weer te regenen. Natuurlijk was ik hiervoor op voorhand gewaarschuwd, maar je beseft pas echt hoe wisselvallig het weer in IJsland is wanneer je er zelf middenin zit. Wij hebben hier al alle weertypes gehad op één dag. Helaas hebben de regen en de mist momenteel nog steeds de bovenhand.

Terwijl het pijpenstelen regende zagen we opeens uit de andere richting twee, als mijn ogen me niet bedrogen, nonnekes opduiken die te voet door dit rotweer banjerden. Spijtig dat we de andere richting uitreden, want anders hadden we ze beslist een lift aangeboden. Kwestie van onze hemel te verdienen. 😉

Langzaamaan wonnen we opnieuw aan hoogte en zagen we de eerste besneeuwde bergtoppen opduiken. Ondertussen begonnen we zo stilletjes aan na te denken over het avondmaal. We identificeerden een geschikt lijkend dorpje en zochten op tripadvisor of daar wat te eten viel. De recensies van Randulf’s Seahouse in Eskifjörður klonken veelbelovend, dus reden we daarheen.

We moesten even zoeken alvorens we de juiste plek vonden, want de GPS-coördinaten waren niet helemaal correct. Maar de reviews hadden niet gelogen. Wat een wonderbaarlijke plek! Randulf’s Seahouse is een visserswoning die nu als restaurant gebruikt wordt. Al het vissersgerei kreeg een nieuwe bestemming als decoratie en de wanden waren versierd met oude foto’s. Echt supertof. Want veel echt bijzondere eetgelegenheden hebben we nog niet aangedaan deze reis.

En jawel, de reviews klopten als een bus: er stond hákarl op de kaart. Hákarl is gefermenteerde haai (voor de bereidingswijze verwijs ik naar wikipedia). Hákarl wordt in kleine blokjes geserveerd met een glas brennivín (soort akvavit) erbij. Kenmerkend is de heel sterke ammoniakgeur. Hákarl zou verschrikkelijk slecht smaken, zo had men mij verteld. Aangezien ik wel van een culinair avontuur houd, wilde ik de verhalen graag aan de werkelijkheid toetsen.

Omdat overdrijven nergens goed voor is, bestelden we één voorgerecht met IJslandse specialiteiten (hákarl, opgelegde haring en gedroogde vis) en één voorgerecht met cured goose (hoe vertaal je cured?) en gerookt rendier. Als hoofdgerecht bestelde mijn vriend de rendierworst en ikzelf (o originaliteit) de catch of the day.

En nu willen jullie beslist weten wat ik van hákarl vond. Wel, de geur was idd nogal sterk, maar de smaak viel enorm goed mee. Ik zal niet zeggen dat het superlekker was of zo, maar vies vond ik het ook niet. Het was niet zo dat ik mij kokhalzend naar het toilet moest begeven. Japanse nattō (なっとう) is veel viezer, dat kreeg ik gewoon echt niet binnen, terwijl ik deze portie hákarl zonder dat ik daarvoor moeite moest doen volledig heb opgegeten toen mijn vriend er genoeg van had. En de brennivín paste idd zeer goed bij dit gerecht. De catch of the day en de rendierworst waren ook erg lekker.

Na ons diner namen we nog even een kijkje op de tweede verdieping van Randulf’s Seahouse. Deze verdieping toonde de woonvertrekken van de vissers zoals deze er vroeger echt uit zagen. Met alle kleine details (papiertjes, tabak, oude postkaarten,..) nog intact. Een heuse teletijdmachine. Heel boeiend en volkomen gratis! Aanrader zowel voor het eten als voor de terugblik in de tijd.

Bij aankomst in hotel Edda Neskaupstadur, scheen de zon weer. Alweer overnachten in een Edda hotel. De Edda hotels zijn wel ok, daar niet van, maar al die hotels lijken op elkaar en hebben zo weinig persoonlijkheid. In tegenstelling tot onze voorgaande reizen, die ik volledig zelf boekte, hebben we deze trip geboekt via een reisbureau gespecialiseerd in IJslandreizen. Ik had weinig tijd om alles zelf uit te zoeken en uiteindelijk ging ik ervan uit dat zij de specialist waren. Maar ik moet toegeven dat ik al een beetje spijt gehad heb van deze beslissing. Zelf zou ik alvast heel andere keuzes gemaakt hebben op het gebied van hotels (veel minder ketens) dan het reisbureau. Voor hen is het natuurlijk makkelijk om met zo’n keten te werken, maar ik mis de persoonlijke toets van de B&B’s in Schotland. Jammer dat ze in IJsland het systeem van B&B’s niet kennen.

Nuja, de dame aan de receptie van Edda Neskaupstadur was heel erg vriendelijk. Het was ook voor het eerst dat een receptioniste ons spontaan suggesties gaf om de avond door te brengen. Meestal beperkte het onthaal zich tot: “hier is jullie sleutel, dag”. Ze raadde ons aan een korte wandeling langs het fjord te maken. Wij waren heel blij met deze tip, zetten onze valiezen in de kamer en vertrokken meteen.

En wat een schitterende wandeling was dat. Het avondlicht was erg mooi en we zagen veel watervogels die op zoek waren naar een slaapplek. Heel mooi: de groepen ganzen die in V-vorm vlak over het water scheerden. Het pad leidde ons langs heel veel verschillende bloemen en planten. Toch prachtig hoe de natuur altijd een weg vindt, zelfs tussen lava en rotsblokken. De wandeling eindigde bij een grotachtige inham waarvan de grond bezaaid was met keien. De grot zelf was uit gesteenten met verschillende kleuren opgebouwd. Heel erg mooi en een erg rustige plek.

We keerden tevreden van de wandeling terug om nog een uurtje achter de pc te kruipen in de lobby van het hotel (wegens alweer alleen wifi in de lobby, echt, dat is nu toch niet meer van deze tijd). Terwijl we in de lobby zaten, zagen we de mist het fjord binnenkomen. Het duurde slechts een paar tellen voordat alles met een witte deken bedekt was. Dat beloofde voor de dag nadien…

MVI_9624

IMG_9648

IMG_9654

IMG_9658

IMG_9659

IMG_9666

IMG_9671

IMG_9673

IMG_9675

IMG_9682

IMG_9689

IMG_9697

IMG_9709

IMG_9715

IMG_9723

IMG_9742

IMG_9751

IMG_9757

IMG_9764

IMG_9767

IMG_9776

IMG_9778

IMG_9786

IMG_9795

25 juli 2014 – Mývatn

Vroeg uit de veren, want een drukke dag voor de boeg! En hoera! Opnieuw blote benenweer! Goed gegeten aan het ontbijt, want voldoende energie nodig voor deze dag.

Om 9 uur waren we al op de baan voor een dagje in de omgeving van Mývatn, het muggenmeer. Eerste stop: de met gras overgroeide pseudokraters van Skútustadagígar. Deze pseudokraters zien eruit als kleine vulkaantjes en ontstonden uit stoomblaren in de hete lava toen deze over moeras stroomde. Mooi, vooral omdat de heuvels mals groen waren en vlak bij het meer lagen, maar nu ook weer niet om van achterover te vallen.

Verder naar Dimmuborgir dan maar. De grillig gevormde lavaformaties hadden de vreemdste vormen. Wij stapten er uit voor de behoorlijk gemakkelijke Kirkjanwandeling. De wandeling van ongeveer een uur bracht ons langs een rotsformatie die door de IJslanders Kirkjan (kerk) gedoopt werd. Er zijn allerlei legenden verbonden aan dit gebied, maar ons was het vooral om het ruwe natuurschoon te doen. De zeldzame giervalk die in dit gebied nestelt, zagen we helaas niet.

Dimmuborgir bleek ook een goede plek te zijn om een lichte lunch te verorberen. Café Borgir leek op het eerste zicht erg toeristisch te zijn (en dat was het ook), maar het had wel een mooi terras in de zon met uitzicht op de lavaformaties. Ik bestelde een forel en mijn vriend een gegrilde sandwich. Mijn forel werd geserveerd met een slaatje en hverabrauð, in geothermisch gaten gebakken roggebrood. Opvallende vaststelling: IJslanders hebben een bijzondere liefde voor fetakaas, want bij ongeveer elk slaatje zitten wel blokjes fetakaas. Ze hebben natuurlijk veel schapen in IJsland, he.

En kijk wie we bij Dimmuborgir opnieuw tegen kwamen: onze favoriete Hollanders. Het lijkt wel alsof ze ons achtervolgen (nuance: elke toerist volgt natuurlijk min of meer dezelfde route in IJsland, het is niet dat er zoveel alternatieve mogelijkheden zijn).

Na de lunch deden we Grjótagjá aan. Een spelonk met een warme bron waarin de bewoners uit de omgeving vroegen baadden. Het klinkt spannender dan het effectief was. Gewoon een vrij kleine grot met warm water. We mochten er zelfs niet in om te baden. Ik had er meer van verwacht. Toch een beetje een tegenvaller.

Vervolgens beklommen we de helling van de Hverfjall explosiekrater, een 400 m hoge askegel die bestaat uit vulkanische as en grind. Een klim die ons in een werkelijk surreëel grijs landschap bracht. Alsof we opeens op een andere planeet terecht gekomen waren. Boven op de kraterrand hadden we een zeer mooi uitzicht op Mývatn en omgeving. Het was mogelijk een wandeling te maken helemaal rond de kraterrand, maar aangezien er nog veel op het programma stond, deden we dit niet.

Onderweg naar de volgende bestemming gaf mijn blaas me het sein dat zij geledigd wilde worden, we stopten bij een bar van een camping,  alwaar ik zonder problemen naar het toilet mocht. Ik wil graag even zeggen dat ik al op een paar plaatsen naar het toilet geweest ben zonder iets te consumeren en zonder dat ik daarvoor hoefde te betalen. In elk etablissement werd mijn aanbod om te betalen weggewuifd en wees men vriendelijk naar het toilet. Pluim voor de IJslanders!

We kwamen langs een kunstmatige vijver met hel blauw melkachtig water afkomstig van de Krafla energiecentrale. Het water was veel blauwer dan dat van de Blue Lagoon, wellicht omdat de zon nu volop scheen en de lucht helder blauw was. We namen enkele echt fantastische foto’s en reden tevreden verder naar het verste punt dat we vandaag zouden aandoen: de Viti krater. Leuk weetje: ‘viti’ betekent ‘hel’.

De parking bevond zich bijna op de rand van de krater, dus we moesten niet ver wandelen om te genieten van de schoonheid van de ondergelopen krater. Het helder blauwe water van de Viti krater was zo mooi dat we toch besloten de wandeling te doen rond de krater, alhoewel we dit oorspronkelijk niet van plan waren. De wandeling was echt de moeite: we liepen langs naar zwavel ruikende stukken en het pad leidde ons over nog niet gesmolten sneeuw. Het uitzicht op de ondergelopen krater was fantastisch. Uiteindelijk duurde de wandeling nog geen uur, absoluut een aanrader.

We reden een klein stukje terug en stopten bij de parking van Leirhnjúkur. In dit gebied deed zich tussen 1975 en 1984 een fenomeen voor dat de Krafla Fires genoemd wordt: aardbevingen deden een lange vulkanische spleet ontstaan ten westen van de vulkaan Krafla. Lava stroomde over de vlakte en liet een veld van nog altijd rokende lavaformaties achter.

De omgeving nodigde uit voor een mooie lange wandeling. Uiteindelijk hebben we deze reis nog maar bitter weinig echt lange wandelingen gedaan. De langste wandeling tot nu toe was die naar de Glymur waterval, verder hebben we vooral veel in de wagen gezeten. Dus een wandeling van een uur of twee konden we wel hebben.

Opnieuw was de omgeving surreëel: zwarte gestolde lava, rook die nog her en der uit de grond opsteeg, met hier en daar toch een teken van leven: een vogeltje of een dapper plantje. Maar vooral veel verwoesting: zwart, asgrijs. Indrukwekkend.

Wij konden dit natuurwonder nog gratis bezoeken, maar binnenkort zal elke toerist een ‘nature fee’ moeten betalen. De IJslanders zijn duidelijk op zoek naar nieuwe bronnen van inkomsten en het onderhoud van de paden en een occasioneel openbaar toilet (bij Leirhnjúkur was er eentje!) kost natuurlijk geld. Dus ik kan het ze niet kwalijk nemen dat ze de toeristen die hun land bezoeken als een extra bron van inkomsten beschouwen.

Op het einde van de wandeling (die ons ook voor een klein stuk over sneeuw leidde) versnelden we onze pas, want in de verte zagen we het regenen. Onze reisgids had ons gewaarschuwd dat dit een lastige wandeling was. Het terrein was inderdaad oneven, maar ik vond de wandeling vrij makkelijk. Dezelfde wandeling in de regen zou waarschijnlijk heel ander koek zijn. Dus toch maar een tandje bijgestoken om tijdig bij de wagen te zijn.

Gelukkig dreef de regen niet onze richting uit en hielden we het ook bij ons bezoek aan de borrelende zwavelpoelen van Námaskarð droog. Alweer een bijzonder natuurfenomeen dat we van dichtbij konden bewonderen. De borrelende modder kon temperaturen tot honderd graden bereiken en op verschillende plekken spoot de stoom de lucht in. De stank van zwavel in dit gebied was letterlijk adembenemend, dus al te lang bleven we hier niet rondhangen.

Ondertussen was het al 18.20u, tijd om op zoek te gaan naar ons avondmaal. Via tripadvisor vonden we het Gamli Café, maar echt onder de indruk van de chicken curry die ik voorgeschoteld kreeg was ik niet. Het leek meer op curry soep met hier en daar een stukje kip in. Dan zag de cheeseburger van mijn vriend er een pak lekkerder uit. De bediening was opnieuw op zijn IJslands. Het lijkt wel alsof ze zoveel mogelijk proberen te negeren dat er klanten zijn. Zo bestelde ik nog een skyr als dessert (het wifi werkte hier zalig goed, dus we wilden graag nog even blijven zitten) en duurde het meer dan twintig minuten voordat die effectief voor onze neus stond. Nu, als zo’n dessert nog moet bereid worden, dan heb ik daar alle begrip voor, maar de potjes skyr stonden klaar in de koeltoog. De ober moest ze alleen oppakken en samen met een lepel voor onze neus zetten. Ik heb de bediening zelfs nog vriendelijk moeten herinneren aan onze bestelling of ik denk niet dat we skyr gezien zouden hebben.

Enfin ja, onze magen waren gevuld, tijd om na een lange dag te relaxen in Myvatn Nature Baths. Het water van Myvatn Nature Baths komt uit een boorput van 2500 m diep. Het water is een unieke mengeling van mineralen, silicaten en geothermische micro-organismen. Of dat maakt de folder ons althans wijs. Door de chemische samenstelling van het water leven er geen ongewenste bacteriën in het water, zodat het niet nodig is om chloor of andere ontsmettingsmiddelen toe te voegen. Oja, opgelet met zilveren juwelen: door de kleine hoeveelheden zwavel in het water kan het zilver zwart uitslaan.

De omgeving van Myvatn Nature Baths is fantastisch, maar ik vond het allemaal wat minder proper en verzorgd dan de Blue Lagoon. In de Blue Lagoon waren er voortdurend mensen aan het kuisen, wat echt wel nodig is bij dit soort baden. In het blauwe water zelf dreven honderden vliegjes, al valt daar natuurlijk weinig aan te doen in een omgeving die ‘Muggenmeer’ heet. Het warme water deed ons alleszins deugd en we amuseerden ons door een groep Amerikaanse jongeren af te luisteren die op een soort bezinning waren. Net een reality show, maar dan in het echt: ze moesten in een groep gaan staan en dan allemaal persoonlijke vragen beantwoorden.

Rond een uur of tien vonden we dat we genoeg geweekt hadden en vertrokken we richting ons hotel. Onderweg waren we getuige van onze allereerste échte zonsondergang in IJsland. De zon ging schitterend onder in het meer en de lucht stond in vuur een vlam. We konden niet anders dan stoppen om te genieten van die magische moment (en om dit natuurlijk vast te leggen voor de eeuwigheid).

Door dit alles waren we pas vrij laat in het Laxá hotel, wat de receptionist ons droog meedeelde door te zeggen dat we de allerlaatsten waren die incheckten. Het hotel zag er trouwens geweldig uit: nieuw en modern met heel veel grote ramen die uitkeken op het meer. Echt een toplocatie.

Dit was zonder twijfel onze beste dag in IJsland tot nu toe.

IMG_9293

IMG_9307

IMG_9314

IMG_9317

IMG_9326

IMG_9338

IMG_9352

IMG_9387

IMG_9401

IMG_9415

IMG_9419

IMG_9423

IMG_9442

IMG_9447

IMG_9466

IMG_9475

IMG_9495

IMG_9506

IMG_9507

IMG_9519

IMG_9530

IMG_9541

IMG_9544

IMG_9552

IMG_9553

IMG_9565

IMG_9571

IMG_9576

IMG_9592

IMG_9593

24 juli 2014 – Húsavík

De zon scheen van bij het opstaan! En ik durfde het aan om voor het eerst deze reis met blote benen op stap te gaan.

Het ontbijtbuffet in ons hotel was bepaald indrukwekkend. Heel veel keuze. Er was zelfs gerookte zalm en skyr, veel skyr! Na het ontbijt trokken we ons even terug in de lounge waar er wifi was om onze whale watching trip in Húsavík te boeken. Erg handig dat dit volledig online kon. We boekten een boottocht om 12.30u in de hoop dat het tijdens het middaguur wat minder druk zou zijn.

Op weg naar Húsavík maakten we een kleine omweg langs het berkenbos Vaglaskogur. (Aangezien bossen iets zeer uitzonderlijk zijn in IJsland, zijn de IJslanders trots op elk groepje bomen dat ze hebben.) Je kon ter plekke wandelingen doen, maar erg boeiend zagen die er niet uit. Dus namen we wat foto’s en reden we snel verder, want we wilden zeker op tijd zijn voor onze boottocht.

Volgende stop: de Goðafoss. Deze waterval in de rivier de Skjálfandafljót is beroemd in heel IJsland omdat in het jaar 1000 de held Thorgeir Thorkelsson zijn afgodsbeelden in het woeste water gooide en zich bekeerde tot het christendom. De waterval wemelde van de toeristen, terecht, want het schouwspel op zich was werkelijk indrukwekkend. Alweer een waterval om af te vinken op ons lijstje.

We waren mooi op tijd in Húsavík voor onze Whale Watching trip met Northsailing. Aan de balie waar we onze tickets ophaalden, informeerden we hoe ons best te kleden voor deze trip, want ik liep nog steeds met blote benen rond en mijn vriend in korte mouwen. De dame raadde ons aan om ons warm te kleden, dus trok ik mijn broekkousen maar weer aan en gingen we in de wagen onze fleece truien en regenjassen halen. Better be prepared for the worst!

We kochten bij een plaatselijke bakker koffiekoeken die we gezellig in de zon met uitzicht op de haven opaten. Applaus voor de zon! Niet veel later voer onze een boot de Skjálfandi baai op. Iedereen aan boord tuurde naar het blauwe water om zo snel mogelijk een walvis te spotten. We moesten even geduld uitoefenen, maar toen zagen we twee prachtige bultruggen. De majestueuze dieren waren echt vlakbij onze boot en ik kon talloze foto’s maken van hun staart terwijl ze onderdoken. De staart van een bultrug is zoiets als de vingerafdruk van een mens of het strepenpatroon van een zebra: elk patroon is anders en kan gebruikt worden om de walvis in kwestie te identificeren.

Ik had niet verwacht de walvissen van zo nabij te kunnen zien. In Sydney ondernamen we ook een whale watching expeditie, maar de dieren die we toen zagen waren veel verder weg van ons. Een heel bijzondere ervaring en dit alles onder een stralende zomerzon. We hadden veel geluk! Hetzelfde duo bultruggen dook verschillende keren opnieuw op en toen onze trip er bijna opzat, spotten we ook nog een dwergvinvis. Mission accomplished.

Bij het terugvaren naar Húsavík zagen we in het binnenland de dikke grijze regenwolken hangen. We waren superblij dat we kozen voor een tocht ’s middags, want ik denk dat whale watching in de regen een pak minder plezant is.

Nu onze interesse in walvissen gewekt was, besloten we er nog een bezoekje aan het Walvismuseum bij te doen. Het museum was heel interessant: heel veel informatie (een beetje té veel zelfs) en prachtige skeletten van echte walvissen die aangespoeld waren of per ongeluk in netten terecht gekomen waren. Het museum wees ons ook op onze verpletterende verantwoordelijkheid als mens. Visvangst met sleepnetten, sonarsystemen, giftige stoffen in het water, de jacht op walvissen,… De cijfers liegen er niet om: de mens is er eigenhandig voor verantwoordelijk dat sommige van deze prachtige dieren met uitsterven bedreigd zijn.

Na het bezoek aan het museum begonnen onze magen te rommelen. Tijd voor het avondmaal. Eens te meer deden wij een beroep op tripadvisor om een geschikte plek te vinden om te eten. Ditmaal kwamen we bij Naustið terecht, een restaurant waar ze enkel vis serveerden, vlakbij de haven.

We twijfelden bij het binnenkomen even of we rechtstreeks aan de koeltoog moesten bestellen, dan wel of we al een tafeltje konden uitkiezen. We observeerden de andere klanten en zagen dat we eerst aan de toog moesten bestellen. Een klein bordje met daarop ‘bestellen aan de toog’ was toch wel handig geweest. Toen het onze beurt was, deden de drie medewerkers aan de toog heel erg hun best om ons zo goed mogelijk te negeren. Ze waren alle drie druk met iets anders bezig en niemand deed de moeite om onze bestelling op te nemen. Het is iets wat we hier al vaker gemerkt hebben. Het personeel lijkt slecht georganiseerd, tot zelfs ronduit onverschillig. Door een betere taakverdeling tussen de medewerkers onderling, zouden de klanten in restaurant Naustið op een veel efficiëntere manier geholpen kunnen worden.

Maar goed, de vis was heerlijk. Terwijl wij zaten te genieten van onze vers gevangen vis (hopelijk niet met sleepnetten), gingen buiten de hemelsluizen open. Perfecte timing, want het stopte met regenen toen we onze vis achter de kiezen hadden. We maakten nog een kleine wandeling door Húsavík waar één of ander snoepfestival aan de gang was. Helaas viel er van een festivalsfeer niet veel te merken en was het nogal een dooie bedoening. We besloten dan maar vroeg naar onze slaapkamer terug te gaan en nog wat te internetten.

Toen we op onze kamer aankwamen, bleek het daar snikheet te zijn. We gooiden de deur naar het balkon open en onderzochten waar de warmte vandaan kwam. De kleine chauffage in de badkamer bleek heet te staan. Ik wilde de chauffage dichtdraaien, maar moest vaststellen dat deze al dicht was. Dan maar de receptie gebeld. Even laten stond de receptionist in onze badkamer, maar hij kon alleen maar hetzelfde vaststellen als wij. De thermostatische kraan was helemaal dichtgedraaid, maar de chauffage werkte nog volop. Hij beloofde ons iemand van de onderhoudsploeg te sturen.

Met de deur en het raam open slaagden we er gelukkig in de temperatuur naar een aanvaardbaar niveau terug te brengen. Het internetten lukte echter van geen kanten. Het lukte zelfs gewoon niet om een pagina te openen, laat staan een blogpost met bijhorende foto’s op te laden. Erg frustrerend. Gelukkig kon ik nog wat verder werken aan mijn verslagen van deze reis en mijn tripadvisor reviews.

Tussendoor kregen we nog telefoon van de receptie met de melding dat het wellicht niet zou lukken iemand van de onderhoudsploeg te laten langskomen. Geheel correct bood de receptionist ons wel een andere kamer aan. We hadden echter niet meer veel zin om met ons hebben en houden te verhuizen naar een andere kamer en de temperatuur was ondertussen tot een aanvaardbaar niveau gezakt, dus we bedankten voor het aanbod.

Dan maar vroeg in bed gekropen, want de volgende dag hadden we een goed gevuld programma.

IMG_9066

IMG_9077

IMG_9079

IMG_9082

IMG_9093

IMG_9101

IMG_9113

IMG_9127

IMG_9136

IMG_9197

IMG_9259

IMG_9262

IMG_9271

IMG_9277

IMG_9283

IMG_9285

23 juli 2014 – Akureyri

Kijk eens wie er vanaf het (bijzonder vroege) ochtendgloren van de partij was: de zon! We zijn hier blij met elk zonnestraaltje dat we te zien krijgen, dus ik durf niet echt klagen over de veel te dunne gordijnen in het hotel die het vroege licht in onze kamer lieten binnen stromen. Enfin ja, om maar te zeggen dat we een suboptimale nachtrust hadden.

Het ontbijt in ons hotel was eerder karig, maar goed, dan hadden we ook snel gedaan en konden we op tijd vertrekken. Eerste stop op onze route: het eilandje Hrútey. Hrútey is een natuurreservaat dat tijdens het broedseizoen niet toegankelijk is. Via een voetgangersbrug die maximaal twee personen kon dragen, geraakten we op het eiland. Voor de eerste keer deze reis hadden we onze fleece truien niet nodig, want hey, het was zelfs behoorlijk warm op Hrútey.

Het eilandje was begroeid met een weelde aan bloemen en planten. Er waren ook veel uitheemse sparren aangeplant, wat van dit eilandje een vrij dicht bebost gebied maakte. We struikelden bijna over een nest ganze-eieren, maar veel vogels zagen we verder niet. Voor de IJslandreizigers: dit eilandje kan je gerust overslaan.

We reden opnieuw de bergen in op weg naar Akureyri. De bergpas Stóra Vatnsskarð bood ons magnifieke uitzichten. We stopten boven op berg waar een monument stond en wat picknicktafels. We zagen net twee zwaar beladen fietsers vertrekken en ik zei tegen mijn vriend dat ik niet graag in hun schoenen zou staan. Die heuveltjes in Hokkaido waren heel andere koek vergeleken met deze lange, steile helling.

Bij de picknicktafels vond mijn vriend een skihandschoen, waarvan hij dacht dat deze wel eens van de fietsers zou kunnen zijn. Wij hen dus achterna gereden met de handschoen in de hoop een goeie daad te kunnen doen. De laatste fietser van de twee hijgde en pufte, maar gaf toch aan dat de handschoen niet van hen was. De handschoen dan maar teruggelegd waar we hem gevonden hadden.

Onderweg kwamen we een schattig kerkje tegen opgetrokken uit hout en turf met een met gras begroeid dak. Voor 700 kronen kon je de Vídimyrarkirkja uit 1834 ook van binnen bezoeken, deelde de verveeld kijkende jobstudent ons mee. We stonden al met een voet binnen dus betaalden we de 1400 kronen inkomgeld. Het was een heel mooi kerkje, maar als ik eerlijk ben, vind ik 700 kronen toch wel veel geld voor iets waar je slechts vijf minuten in rondloopt.

De indrukwekkende berglandschappen bleven mekaar opvolgen. Onderweg stopten we bij een indrukwekkende kloof uitgeslepen door de rivier Öxná. Zeer mooi. We hadden normaal gezien ook nog een speciaal achthoekig kerkje moeten tegenkomen in Silfrastadir, maar het lukte ons niet dit te vinden. Nochtans had mijn vriend op voorhand online de coördinaten opgezocht. Deze bleken bij nader inzien echter niet te kloppen. Jammer, want er zijn maar twee zulke kerkjes in heel IJsland.

Voor de lunch stopten we niet al te ver van Akureyri, we hadden beter nog wat honger geleden, want het eten trok op niet veel en de eetgelegenheid zelf zag er ook helemaal niet verzorgd uit. Dode vliegen op de vensterbank, dat soort dingen.

Rond vier uur waren we al in hotel Edda in Akureyri. Alweer een Edda hotel, maar dit hotel zag er gelukkig iets moderner uit dat het vorige in Ísafjörður. We laadden onze spullen uit in de ruime hotelkamer (we hadden zelfs een keukentje en een extra bed) en besloten een wandeling te maken in de botanische tuin vlakbij het hotel.

De botanische tuin was echt prachtig in het zonlicht. Veel inwoners van Akureyri zaten in het gras te genieten van de zon, terwijl hun kinderen in het water van de fontein speelden. Typisch voor een volk dat niet veel zon ziet: zoveel mogelijk buiten zijn vanaf het moment dat het eerste straaltje zon door de wolken priemt. Er was ook een leuk café waarvan het terras stampvol zat.

De botanische tuin van Akureyri is zeker de moeite van een bezoek waard. Mooie wandelpaadjes, heel veel bloeiende bloemen, zowel inheems als uitheems en zelfs mooie, grote bomen. Dat zie je niet veel in IJsland.

Van de botanische tuin daalden we af naar het centrum van Akureyri. Akureyrarkirkja torent hoog boven de andere gebouwen van het centrum uit en is hét landmark gebouw van Akureyri. Maar om heel eerlijk te zijn vond ik het niet echt een mooie kerk. De bouwstijl is niet mijn ding en qua interieur kon deze kerk in de verste verte niet tippen aan de pracht en praal die we onlangs in Wenen zagen (ja, ik ben verwend).

We wandelden verder naar de waterkant en liepen even het toeristische centrum binnen om wat folders te verzamelen over whale watching in Húsavík. Akureyri is wel mooi gelegen, maar veel valt er niet te zien. Via tripadvisor vonden we restaurant Strikið, dat verfijnde IJslandse keuken met een fantastische uitzicht beloofde. Snel gebeld om zeker te zijn van een tafeltje voor ’s avonds.

Omdat we nogal heel snel door het centrum waren en het nog geen tijd was voor het avondeten, waagde ik mij aan een IJslandse favoriet: softijs. Persoonlijk heb ik liever écht ijs of sorbet, maar hey, when in Rome. We stapten een reusachtig ijssalon binnen met gewoon ijs én softijs. De toog lag vol met allerlei toppings (aardbeien, koekjes, stukjes chocolade, suikerbolletjes, stukjes mars,…) Althans ik dacht dat het toppings waren.

Ik vroeg vriendelijk aan de jongedame achter de toog om me het systeem even uit te leggen. Haar antwoord was het omdraaien van de menu waarop het aanbod en de prijzen in het Engels aangegeven stonden, maar dat maakte mij niet veel wijzer. Toch ongelooflijk, die IJslanders, waarom niet gewoon vriendelijk even uitleggen aan een toerist hoe het werkt? Nadat ik het nog eens gevraagd had, legde ze het met lichte tegenzin toch maar uit.

Ik mocht een softijssoort kiezen en drie ‘toppings’ om daaraan toe te voegen. Het geheel werd dan onder mekaar gemengd door een machine en het resultaat daarvan is een flurrie. Ik koos voor aardbeien, koekjesdeeg en gesmolten chocolade. Het resultaat was een reusachtige ijsbeker met een inhoud die me deed denken aan de ijsmengsels die ik vroeger als kind maakte. Echt overdonderd was ik niet. Het koekjesdeeg was veel te overheersend van smaak. Een ander soort fruit toevoegen was een betere keuze geweest. Ik kreeg de gigantische beker (ik had een mini besteld) ook helemaal niet op. Dus ik at wat rond het koekjesdeeg heen.

Na de icecream break liepen we een toeristische shop in waar we t-shirts kochten voor onze petekindjes en informeerden of ze eventueel kerstballen verkochten en indien dit niet het geval was, in welke winkel we deze dan wel konden vinden. Ze verkochten idd geen kerstballen, maar in het Christmas House zouden ze er ongetwijfeld wel hebben. Het was een beetje een gedoe voordat de verkoopster ons had uitgelegd waar dat huis zich bevond. En ondertussen wachtten wij tot onze t-shirts ingepakt werden (en dat duurde en duurde). Ondertussen hadden we het al zelf via 3G opgezocht, dus we bedankten hen vriendelijk voor de inlichtingen.

We dropten onze inkopen af in het hotel en gingen op weg naar restaurant Strikið voor het avondmaal. Het restaurant bevond zich op de vijfde verdieping van een gebouw met inderdaad een mooie uitzicht op het fjord. We twijfelden even of het niet te koud zou zijn om op het terras te gaan zitten, maar hey, zolang de zon schijnt in IJsland moet je ervan profiteren. We kregen een tafel toegewezen in een hoek van het terras waar we niet echt van het uitzicht konden genieten, maar wel langer in de zon zaten.

Natuurlijk gingen we voor de vijfgangenmenu met IJslandse specialiteiten. Ik liet de aangepasten wijnen en bieren voor wat ze waren, want er waren twee gangen met bieren en het was volgens de bediening werkelijk onmogelijk om dit te veranderen (zucht). Mijn vriend ging wel all the way, dus ik kon wat mee nippen van zijn wijn. Bij de vleesgang (lams, uiteraard) kreeg hij zelfs een karafje rode wijn. Het personeel was zo attent om mij ook een glas te geven, zodat ik kon meedrinken. Wat mijn vriend totaal niet erg vond, want bij de vorige gangen had hij al twee drieëndertigers te verwerken gekregen.

Dit aten wij:

  • Slow cooked arctic char with dill mayonnaise served on an apple and potato salad
  • Cured wild goose served with rosemary puré and Icelandic herbs
  • Smoked haddock on stout bread and parsnip, dressed in sorrels and wild moss
  • Fried lamb rib-eye with caramelized swedes, fennel, mashed potato and red currant beef glace
  • Smooth traditional skyr with strawberries and birch wood

Tot op het einde van onze maaltijd konden we genieten van de zon, al werd het naar het einde toe toch wat frisjes. Toch leuk dat het in IJsland in de zomer zo lang licht blijft. Je kan veel meer doen op één dag.

IMG_8932

IMG_8944

IMG_8947

IMG_8964

IMG_8969

IMG_8971

IMG_8989

IMG_8996

IMG_9006

IMG_9010

IMG_9024

IMG_9031

IMG_9032

IMG_9035

IMG_9041

IMG_9051

IMG_9053

22 juli 2014 – Laugarbakki

De eerste keer dat we de zon zagen bij het opstaan! Feestje! Het ontbijt was een pak minder dan het avondmaal, maar we hadden ermee gegeten.

Bij het uitchecken vertelde de uitbaatster ons dat ze lang in India gereisd had, dat verklaarde natuurlijk het beetje hippie sfeertje waarin het ganse hotel baadde en het Indische eten bij het avondmaal. Ze vertelde ons dat de zanger van de Belgische groep Girls in Hawaï regelmatig voor een paar maanden in de winter in het hotel kwam logeren om in alle rust muziek te kunnen schrijven. Hij liever dan ik alleszins, in de winter moet het daar ijskoud en donker zijn met alleen maar de hot tub als afleiding. Niets voor mij.

Terug op de baan, bleek dat we te vroeg gejuicht hadden: de wolken pakten zich alweer samen boven onze hoofden. Onderweg stopten we bij een plaats waar je fossielen kon vinden, maar ik neem aan dat het laatste fossiel daar al een tijdje geleden door toeristen is meegenomen. Het bleek wel een ideale plek om onzichtbaar vanaf de weg een plasje te doen. Meer openbare toiletten zouden toch wel handig zijn voor iemand met een kleine blaas als mezelf.

Maar kijk, wie zagen we daar aan de overkant van de weg op het strand lopen? Jawel, onze favoriete Hollandse familie. De oudste zoon zo ver mogelijk lopend van de rest van de gezinsleden, terwijl de tweede zoon bij zijn mama inhaakte. De dynamiek binnen een gezin duidelijk zichtbaar vanop afstand. 😉

Volgens onze reisbeschrijving zouden we nog ergens de mooie waterval Svartifoss moeten passeren op het einde van het Kollafjord, maar wij slaagden er niet in deze te vinden. Oh well, ’t is niet dat we nog geen watervallen gezien hebben deze vakantie.

En toen was het uit met de pret: we reden regelrecht de mist in en het duurde niet lang voordat het alweer begon te regenen. De weg waarover we reden zat vol met putten, waardoor we flink dooreen geschud werden. Ik was alleszins heel blij dat we dit soort wegen niet met onze eigen auto moesten doen. Het positieve is dat door al dat slechte weer mijn reisverslagen wel erg goed vorderen. Veel valt er immers niet rond te kijken door al die mist.

Bij Stadarskáli tankstation stopten we voor een snelle lunch. Voor mij een maaltijdsoep met ondefinieerbaar vlees (denk dat het lams was) en voor mijn vriend uiteraard een hamburger. In het bijhorende winkeltje kochten we nog wat skyr en kerstomaatjes om onderweg te snacken. Opvallend: meer dan de helft van het winkeltje bestond uit snoepgoed. Veel gezonde opties waren er niet.

En toen kwam de zon opnieuw vanachter de wolken, wat wonderen deed voor mijn humeur! Onderweg zagen we reclame voor rijtochten met IJslandse paardjes en zo ontstond het idee om zelf zo’n tocht op de rug van een paard te doen. We checkten in bij hotel Dæli en informeerden naar de mogelijkheden in de buurt. Vlakbij was er een farm waar je kon rijden. Het leek mijn vriend en mezelf wel leuk om, als we dan toch op de rug van een paard kropen, de middernachtstocht te doen.

We reden naar de farm om de tocht te boeken, alwaar we weer een staaltje van IJslandse akwardness kregen. We stapten uit en stonden vervolgens wat te draaien. Er liepen verschillende mensen rond, maar niemand die informeerde of ze ons ergens mee konden helpen. We spraken dan zelf maar iemand aan die er als de eigenaar uitzag. Goed gegokt. Het gesprek liep weer met horten en stoten, maar de man zei dat het totaal geen probleem was om vanavond een tocht te doen, we moesten gewoon terug komen om half elf. Ok dan maar.

De zon was ondertussen volop aan het schijnen. Het weer was echt magnifiek, al was het nét iets te koud om zonder fleece buiten te komen. In opperbeste stemming begonnen we aan onze rondrit op het schiereiland Vatnsnes. Eerste stop: de oude fortificatie Borgarvirki. Of althans iets waarvan men denkt dat het een oude fortificatie is. Wat er ook van zij, het uitzicht vanop de heuvel was fenomenaal. Verder naar Hvítserkur, een rare rots in de zee die op een drinkende dinosaurus zou lijken. Ik vond het eerder twee bogen, maar het was wel bijzonder.

Bij Illugastadir wilden we ons geluk opnieuw beproeven om zeehonden te vinden. De omstandigheden leken ons nu ideaal om zonnebadende zeehonden te spotten. Een eerste poging liep uit op niets, de door Spanjaarden gespotte zeehonden bleken bij nadere inspectie door mijn zoomlens eenden te zijn. Wel fijn om mijn Spaans te kunnen oefenen en al een geluk dat ik het Spaanse woord voor eend (pato) kende (dankjewel Duolingo!).

’t Was daar trouwens een meertalige bedoening, want de volgende mensen die we aanspraken om te vragen of ze ergens zeehonden gezien hadden, bleken Franstalig te zijn. En jawel, vanuit een observatiehut uitgerust met verrekijkers waren er zeehonden te zien. Te ver voor mijn telelens om ze goed in beeld te krijgen, maar jullie moeten mij maar op mijn woord geloven.

Ik bezocht nog even het enige publiek toilet op schiereiland Vatnsnes en liet een bijdrage voor dit wonder achter in een houten kistje. Opeens realiseerden we ons dat het al kwart voor zeven was en we werden om half acht terug in het hotel verwacht voor het diner. En we moesten nog 41 km rijden van de in totaal 90 km op het schiereiland…

Enfin ja, geen tijd meer voor veelvuldige tussenstops, want op die onverharde wegen rijdt een mens niet zo snel. Onderweg moesten we opletten voor schapen en vogels op de weg. Blijkt dat de Ijslandse schapen al even dom zijn als die in Schotland. Schapen in het algemeen hebben blijkbaar een voorliefde voor het gras vlak naast de weg en als er dan een auto langskomt, steken ze ofwel vlak voor de auto de weg over ofwel lopen ze nog een tijdje voor de wagen uit. Domme beesten.

We waren mooi op tijd terug voor het avondmaal. Bleek natuurlijk dat we ons voor niets gehaast hadden, want we moesten nog meer dan een kwartier wachten op onze soep. Gelukkig was er wifi! Het eten was simpel (champignonroomsoep en zalm met patatjes), maar dik in orde.

Jammer genoeg begon het een dik uur voordat we gingen paardrijden opeens te regenen. Mijn vriend en ik zagen onze laatavondactiviteit al letterlijk in het water vallen, maar het stopte even plots met regenen als het begonnen was. Dus wij duimden dat het bij dit ene buitje zou blijven.

Na me omgekleed te hebben voor het paardrijden (legging over mijn broekkousen aangetrokken, een korter kleedje aangedaan en fleece en regenjas bij de hand), vertrokken we. Ik was wel een beetje nerveus, want hoewel ik tegen de eigenaar van de farm gezegd had dat ik nog nooit op een paard gezeten had, klopte dat niet helemaal. In het middelbaar heb ik ooit eens een uur initiatie paardrijden gevolgd tijdens een sportdag en tijdens een vakantie in Tenerife toen ik nog studeerde heb ik ook eens een half uur op een paard gezeten. Veel stelde dat allemaal niet voor, maar ik herinner me wel een pijnlijk achterwerk als resultaat.

Maar kijk, het paardrijden bleek echt heel leuk te zijn. De IJslandse paarden zijn een pak kleiner dan normale paarden, dus als je ervan af valt, val je minder hoog en ze hebben een bijzondere gang (de tölt) die Europese paarden niet kennen en die zachter zou zijn. Na wat rondjes gereden te hebben in de kraal, was het tijd om te vertrekken.

Alles rook heerlijk fris door de recente regenbui en waar de zon was onder gegaan had de hemel een prachtige roze kleur. Het schemerlicht zorgde voor een bijzondere sfeer en mijn paard was een hele brave merrie. Ze sjokte gewoon achter de paarden van onze twee begeleidsters aan. Dit in tegenstelling tot het paard van mijn vriend (die wel paardrij-ervaring heeft) dat een pittig ding was. Het enige wat mijn paard soms deed was wat gras meepikken om op te snacken. Ik probeerde dat wel te corrigeren, maar echt luisteren deed ze niet.

Het laatste stuk van de rit gingen we zelfs in draf! En dat was helemaal niet zo pijnlijk als ik mij herinnerde. Het verbaasde me hoe snel dat uurtje paardrijden voorbij was gevlogen en bij het afstijgen voelde ik niets van pijn of stijfheid (hoera). Uiteraard werd het volledige avontuur gefilmd met mijn GoPro. Voor het nageslacht. ☺

Als afscheidstraktatie kregen we een warme chocolademelk aangeboden van de eigenaar, maar dit aanbod sloegen we vriendelijk af. Daarna volgde alweer een gesprek met horten en stoten. Het was me niet geheel duidelijk of dit nu aan zijn gebrekkige Engels lag dan wel aan het feit dat hij verlegen was. Eigenlijk wilde ik liefst zo snel mogelijk gaan slapen, want het was al redelijk laat en ik was moe, maar dat leek me dan weer erg onbeleefd.

De eigenaar vertelde eerst wat over de muziek die hij schreef (country, perfect voor op een farm), dan een heel verhaal over een Belg die een IJslands paard gekocht had dat onlangs een kampioenstitel gewonnen had. En dat Reykjavik te druk was voor hem, met veel te veel auto’s (hmm, denk dat hij beter wegblijft van de Brusselse ring). En dat hij misschien eens naar België moest komen om de Belgische bieren te proeven. Heb dat toch lichtelijk proberen af te raden door te benadrukken dat de bevolkingsdichtheid in België wel heel erg hoog is en dat Vlaanderen zowat één grote stad is. Denk niet dat de mens zich in België op zijn gemak zal voelen.

We lagen voor het eerste deze reis na middernacht in bed, maar het was het dubbel en dik waard!

IMG_8748

IMG_8758

IMG_8762

IMG_8776

IMG_8780

IMG_8784

IMG_8796

IMG_8804

IMG_8809

IMG_8816

IMG_8849

IMG_8855

IMG_8867

IMG_8868

IMG_8874

IMG_8885

IMG_8889

IMG_8921

IMG_8923

21 juli 2014 – Fjorden route

Vandaag hadden we 225 kilometer op de IJslandse wegen voor de boeg, dus op tijd opgestaan en vroeg ontbeten.

Bij het uitchecken informeerden we beleefd of het probleem met onze boeking ondertussen uitgeklaard was. Er zat een ander meisje aan de receptie dan het meisje dat onze checkin gedaan had en dit nieuwe meisje viel compleet uit de lucht. Wij legden uit dat er bij het reisbureau moest nagegaan worden of er een vergissing met onze boeking gebeurd was. Ze rommelde een beetje in haar papieren, haalde de schouders op en zei: “I think it will be ok”.

Wij hadden ons al voorbereid op een lange discussie, dus waren erg verbaasd er zo makkelijk vanaf te komen, zonder dat ook maar iemand een poging ondernomen had om ons reisbureau te contacteren. En: nog beter, zonder dat het hotel onze credit card gegevens had. Dat zou in België toch niet waar zijn.

Vol ongeloof stapten we in onze wagen en maakten ons opnieuw de bedenking dat IJslanders toch wel tamme mensen zijn. Het lijkt wel alsof het allemaal niet te veel moeite mag kosten.

Eerste stop van de dag was het Arctic Fox Center, het Enige Arctic Fox Center Ter Wereld. En wie kwamen we daar tegen? Onze vrienden, de Hollandse familie met de twee zonen. We kregen een inleiding op de tentoonstelling door één van de medewerkers van het onderzoekscentrum. Zo’n 90% van de poolvossen op de wereld is wit. In IJsland is echter 80% van de populatie donkerbruin (de bruine variant wordt in wetenschappelijke werken als blauw aangeduid). Dit komt doordat op een bepaald moment de lemmingen in IJsland uitgestorven zijn. Lemmingen zijn normaal het favoriete voedsel van de poolvossen, dus moesten de beesten op zoek naar andere voedselbronnen. De poolvossen in IJsland eten zowat alles, maar hun favoriete voedsel is zeevogels. Om zich beter te kunnen camoufleren is hun vacht daarom bruin geworden en zijn ze niet langer wit.

Ik vond het een heel heldere en duidelijke uitleg, maar de Hollandse familie was totaal in de war. Waren er nu wel of niet lemmingen op IJsland en welk kleur had die vacht van die poolvos nu ook alweer? De discussie was ronduit hilarisch.

De tentoonstelling zelf stelde niet veel voor. Wat pelsen van poolvossen (in IJsland mag nog steeds gejaagd worden op deze beestjes), wat opgezette poolvossen en een paar plakkaten met uitleg en wat oude foto’s van jagers. Meer was er niet te zien. Oja, het café was bijna even groot als de rest van de tentoonstelling. Toch wel een beetje een tourist trap. Het enige interessante was dat je in een kooi in de tuin naar Freddy the baby fox kon gaan kijken. Nu goed, we zullen maar hopen dat ons geld het onderzoek ten goede komt.

We lieten de Hollanders achter bij de poolvossen en reden verder tot aan het beging van de wandeling naar de waterval bij Valagil. Het begin van de wandeling bracht ons langs een wei met IJslandse paarden, maar daarna verslechterden de omstandigheden. De grond was erg drassig. We moesten heel goed opletten niet weg te zakken in de met lang gras begroeide moerassige grond waardoor zich allerhande beekjes een weg baanden. Onze schoenen werden kletsnat en ik voelde dat ook mijn sokken nat begonnen worden.

Meerdere malen stonden we op het punt om terug te keren, maar we beten door tot we bij de waterval waren. Een mooie waterval daar niet van, maar door de laaghangende wolken zagen we maar een gedeelte en we moesten nog een heel stuk teruglopen door datzelfde drassige gebied. Op de terugweg vonden we gelukkig een beter pad, eentje dat over lavagesteente liep en dus veel minder nat was. Nu, het kwaad was helaas geschied: het water was tot binnen in onze wandelschoenen doorgedrongen.

Het weer verslechterde ondertussen alleen maar, wat de rit tussen de laaghangende wolken door erg eentonig maakte. Ik besefte opeens dat ik echt wel bomen in dit landschap miste. Als kind deed ik niet liever dan in de bossen rondlopen en boomhutten maken. De kale heuvels rondom ons konden wel wat bomen gebruiken om de eentonigheid te doorbreken. De enige inheemse bomen die in IJsland voorkomen zijn berk en wilg en in totaal zijn er maar 500 hogere plantensoorten (waarvan wij er toch al veel gezien hebben). De IJslanders zijn nu volop bezig met uitheemse dennensoorten aan te planten. Wat mij persoonlijk dan weer verbaast, want in Schotland hebben ze dat in het verleden ook gedaan en daar zijn ze al die dennenbossen alweer aan het kappen.

Bij Hvítanes hielden we halt om zeehonden te spotten. Het was vrij gemakkelijk om een zeehond te vinden, je moest gewoon in de richting kijken waarin de andere toeschouwers stonden te wijzen. De zeehonden lagen wel redelijk ver, gelukkig heb ik een goeie zoomlens. Wat verder passeerden we het zoveelste koffiehuis. We negeerden de lokroep van de taart en picknickten opnieuw in de auto.

We maakten een kleine omweg langs Heydalur, een mooie vallei met een paar warmwaterbronnen. En kijk, we waren nog maar net de weg naar Heydalur ingeslagen of we zagen een zwaar beladen liftend koppeltje. We hadden niet echt de indruk dat dit een druk bereden weg was en mits wat herinrichten konden ze makkelijk op de achterbank plaats nemen. De lifters waren een Frans koppeltje dat vijf weken met de tent op vakantie was in IJsland. Ze vertelden dat ze al heel veel slecht weer gehad hadden. We zetten onze lifters af op camping Heydalur en werden vriendelijk uitgenodigd mee in de hot tub te komen. Dat aanbod sloegen we af, want we hadden geen handdoeken bij en ons eigen hotel had ook een hot tub.

Ons geluk begon te keren, wat het weer werd geleidelijk aan beter, we zagen zelfs zo nu en dan een aarzelend zonnetje van tussen de dikke wolken komen piepen. We passeerden langs de historische site Vatnsfjörður, maar omdat we ons toch al een paar keer bekocht hadden gevoeld (zie ook het Arctic Fox Center), sloegen we deze over. Onderweg wilden we stoppen bij het verlaten huis Arngerðareyri (het verlaten huis dat volgens de IJslanders alle andere verlaten huizen zou overtreffen, duidelijk nog nooit een ruïne van een Schots kasteel bezocht), maar vanuit de verte zagen we dat alweer diezelfde Hollandse familie bij de ruïne rondliep. We zagen zelfs de oudste zoon zijn rits dichtdoen na zijn blaas geledigd te hebben, tja, er zijn nu eenmaal quasi geen openbare toiletten in IJsland. We hadden niet veel zin om hun domme commentaar te aanhoren, dus beperkten we ons tot wat fotootjes vanuit de verte.

We reden opnieuw een pas over en langs weerszijden van onze auto doemden de pakken sneeuw op. Mijn voeten hadden het ondertussen flink koud gekregen in mijn natte schoenen, dus het was mij een volkomen raadsel waarom we onderweg schapen zagen die zich op de sneeuw hadden neergevlijd. Blijkbaar hebben schapen geen last van koude voeten.

Ik was dan ook superblij dat ik mijn schoenen kon uittrekken in ons hotel Laugarholl. We trokken meteen onze badkledij aan en haastten ons naar het natuurlijk verwarmde openluchtzwembad en de hot tub. Zalig om te kunnen opwarmen in het water, al vond ik de vele algen die de hot tub erg glibberig maakten, wel een beetje hinderlijk. Het was alleszins fantastisch om in de buitenlucht te kunnen ontspannen. En kijk, de lucht was helemaal opgeklaard en de zon kwam er zelfs door.

Het avondmaal was echt overheerlijk: een buffet met vis, omelet, soep, Indische gerechten, gehaktballetjes,… Echt fantastisch. Het was duidelijk dat de kokkin een voorliefde had voor de meer exotische keuken. Een mooie afwisseling ten opzichte van de gerechten die we hier normaal voorgeschoteld krijgen. Fijn om eens iets anders te kunnen eten.

Na het avondmaal gingen we nog even kijken in de hutjes vlakbij die onderdeel uitmaakten van het museum of Icelandic Sorcery and Witchcraft. De hutten gaven een goed idee van de zware levensomstandigheden van de arme boeren/vissers uit vroeger tijden. De hutjes waren reconstructies gemaakt van drijfhout en veenplaggen en volledig ingericht zoals dit vroeger het geval geweest zou zijn, met op verschillende plaatsen magische runetekens. Best wel interessant en helemaal gratis.

IMG_8644

IMG_8651

IMG_8682

IMG_8699

IMG_8701

IMG_8663

IMG_8669

IMG_8675

IMG_8711

IMG_8718

IMG_8723

IMG_8725

IMG_8727

IMG_8732

IMG_8736

20 juli 2014 – Ísafjörður en Vigur

Zondag, dus sliepen we vandaag een beetje uit. Toch tot 8 uur! Wat een luxe! Op het gemak gedoucht en ontbeten, want het tourist office van Ísafjörður ging pas open om 10u.

Mijn vriend wilde graag de ferry naar Hornstrandir nemen, een schiereiland ten noorden van Ísafjörður dat een natuurreservaat is en waarop geen auto’s zijn toegelaten. Een ferry bleek er niet echt te zijn, wel een boottocht van Westtours naar één bepaald dorp waar je koffie en taart kon eten en je een iet of wat historische rondleiding zou krijgen. Niet bepaald waar wij aan dachten bij het horen van het woord natuurreservaat.

De passiviteit van de bediende van het tourist office was voor mij moeilijk te begrijpen. Je zou toch verwachten dat iemand met zo’n job spontaan suggesties aanreikt, maar neen, het gesprek eindigde bijna bij het feit dat er geen ferry was. We moesten echt gericht vragen stellen of er kwam helemaal niets uit. Ze nam geen enkel initiatief om zelf info aan te reiken. Ik weet niet of deze indruk correct is, want zo lang zijn we hier nog niet, maar het lijkt me dat IJslanders eerder passieve mensen zijn. Zo van: we zien wel wat er op ons af komt. I dunno.

We ruilden dus onze plannen om naar Hornstrandir te gaan in voor een boottochtje naar Vigur met Westtours. Op dit eiland zouden veel vogels broeden, dat klonk alvast veelbelovend. De boot vertrok echter pas om 15.30u, dus we hadden nog een ganse voormiddag en een stuk van de namiddag om iets anders te doen.

Aangezien de zon zowaar een beetje begon te schijnen, besloten we naar de baai Skálavík te rijden. Bij dit zonnige weertje leek een bezoek aan het strand ons wel wat. 😉 De rit naar Skálavík was erg mooi en we genoten van het uitzicht op de Arctische Zee en het mooie strand. De rivier stroomde naar zee, de zon deed aarzelend haar best en we hadden het strand voor ons alleen: ideale omstandigheden voor sex on the beach. De ongerepte natuur is een geweldige inspiratiebron. 😉

Op de terugweg naar Ísafjörður namen we een zijweg die ons naar een radarinstallatie zou voeren. Altijd cool. Helaas, hoe hoger we klommen, hoe dichter de mist. We reden tot we niet meer verder konden, maar zelfs op nog geen vijftig meter afstand bleef de radar voor ons verborgen in de dikke witte soep. Jammer.

We reden terug richting Ísafjörður en maakten een tussenstop bij de oude visserswoning Ósvör in Bolungarvik. Het bezoek was niet gratis, maar wel interessant, omdat in de gereconstrueerde visserswoning een in vissersoutfit van die tijd gehulde gids op ons wachtte. De gids gaf uitleg over de levensomstandigheden van de vissers in die tijd. Een hard leven hadden die mannen: elke dag gingen ze voor 12 à 14 uur met roeiboten de zee op, zonder proviand. En ‘s nachts sliepen ze per twee samen in één bed. In de hut verbleef één vrouw die voor spijs en drank zorgde en de hut onderhield.

Ondertussen was het alweer een uur of twee en hadden we nog steeds niet gegeten. We parkeerden de auto een beetje verderop en picknickten in onze auto, omdat het wat te koud was om buiten te eten.

Mooi een half uur op voorhand waren we aan de pier waar onze boot naar Vigur vertrok. Natuurlijk was er nog geen boot te zien, maar geen IJslander die zich daar druk om maakte. Dus hingen we wat rond terwijl we wachtten. Net toen de boot aan het aanmeren was, zagen we een groep Duitsers richting de pier marcheren. Mijn vriend en ik haastten ons om hen voor te zijn om een goed plaatsje te hebben aan boord van onze boot.

De boottocht naar Vigur duurde een half uur en was op zich weinig spectaculair. Maar Vigur zelf was fantastisch. Het speerpuntvormige eiland zat tjokvol met broedende vogels. We werden door een gids rondgeleid op het eiland en moesten een stok boven ons hoofd houden om te vermijden dat de sternen ons zouden aanvallen om hun jongen te beschermen. Hun jongen zaten immers langs beide kanten van het pad in het lange gras verscholen. We kregen ook eidereenden en papegaaiduikers te zien. Massa’s papegaaiduikers, die toch o zo fotogeniek zijn. Ik hoef jullie niet te vertellen dat er driftig gefotografeerd werd.

En de zon scheen, beste lezers, de zon scheen. Het gevoel van de zonnestralen op mijn huid deed enorm deugd. Wat een geluk dat we net tijdens onze uitstap naar Vigur zo’n mooi weer hadden. Vogels spotten in de gietende regen zou toch een pak minder geweest zijn.

Enkele weetjes over Vigur: het eiland is al generaties bewoond door dezelfde mensen. In de winter verblijven er slechts twee mensen op het eiland, maar in de zomer is dat een pak meer. De belangrijkste taak van de bewoners van het eiland bestaat erin de papegaaiduikerpopulatie onder controle te houden door 10% van de 80.000 vogels te vangen en de nek om te draaien. Daarnaast verzamelen ze ook het dons van de eidereenden. Dit doen ze door regelmatig dons weg te halen uit de nesten.

Vigur heeft ook een miniwindmolentje en zogezegd het kleinste postkantoor van IJsland, dat eerder een souvenirshop was, maar allez vooruit. We kregen ook heerlijk gebak aangeboden. Die IJslanders zijn echt dol op zoete dingen.

Vanop Vigur belden we naar restaurant Húsið (nummer drie in Ísafjörður volgens Tripadvisor) om ons te verzekeren van een plekje. In het visrestaurant dat onze voorkeur had, was helaas al geen plek meer.

De terugtocht op de boot was ik in opperbeste stemming. De zon scheen nog altijd en ik had enkele heel geslaagde foto’s kunnen maken van de vogels op Vigur.

Het avondmaal bij Húsið was ook een succes. Ik ging opnieuw voor de vis van de dag en die was zo mogelijk nog beter dan die van de dag voordien. Echt heel lekker. Het deert me niet zozeer dat de keuze op de menukaart meestal erg beperkt is. Als ik elke dag verse vis kan eten, ben ik tevreden. En oja, mijn vriend at een hamburger, uiteraard.

Omdat we tijdens onze wandeling de dag voordien al gans Ísafjörður gezien hadden, keerden we terug naar het hotel om nog wat te internetten in de lobby. Ditmaal geen grappige Hollanders, maar wel een totaal gefrustreerde Duitse dame die de ganse tijd in haarzelf zat te grommelen dat het internet niet werkte en hoe dat dat nu toch in godsnaam mogelijk was (terwijl het bij ons perfect werkte en mijn vriend haar al was gaan helpen om online te geraken). Het mens zweeg echt geen minuut en dan voortdurend met haar vingers hetzelfde pianomelodietje tokkelen op de tafel. Erg irritant. Maar goed, wij deden ons best om dit alles te negeren en genoten nog wat na van de fijne ervaring op Vigur.

IMG_8391

IMG_8393

IMG_8396

IMG_8414

IMG_8430

IMG_8438

IMG_8440

IMG_8449

IMG_8460

IMG_8464

IMG_8471

IMG_8472

IMG_8474

IMG_8516

IMG_8522

IMG_8524

IMG_8534

IMG_8567

IMG_8623

IMG_8629

19 juli 2014 – Ísafjördur

Opgestaan en vastgesteld dat de wolken weer tot op de grond hingen. Tot nu toe vallen de meteorologische omstandigheden van onze trip in drie woorden samen te vatten: afschuwelijk slecht rotweer. Het zijn vooral die laaghangende wolken die me parten spelen. Niks donkere en dramatische, fotogenieke wolken, neen, lichtgrijze soep waarin alles verdwijnt. En regen, regen, regen. Grommel.

Enfin ja, het ontbijt was ok (hoera voor haring bij het ontbijt), al heb ik toch stiekem heimwee naar die uitgebreide Schotse ontbijten. En haggis, een goeie portie haggis, neeps and tatties zou mij hier enorm smaken.

Ergens onderweg spoten we de wagen schoon zodat we de deuren opnieuw konden openen zonder zelf onder de modder te hangen. Dat schoonspuiten was trouwens volledig gratis, dankuwel! Die moeite hadden we ons echter kunnen besparen want nog geen uur later zaten we alweer op steenslagwegen.

Tijdens onze rondrit door de bergen kwamen we ergens in een scherpe bocht een toeristenbus tegen die de bocht duidelijk verkeerd had ingeschat en van de weg was geraakt. Wij waren er net op het moment dat een grote wiellader (ok, ik ben moeten gaan opzoeken hoe zo’n ding heet) de bus terug op de weg aan het trekken waren. Best wel een hilarisch zicht: al die zielige toeristen in de regen aan het toekijken hoe hun bus losgetrokken werd. Een beetje schadenfreude deed wonderen voor mijn humeur.

Onderweg leek het wel alsof we een ander seizoen waren binnen gereden: overal rondom ons lagen dikke pakken sneeuw. We stopten bij wat ongetwijfeld de meest toeristische attractie uit de wijde omtrek moest zijn: de Dynjandifoss die uitliep in vijf kleinere watervallen. Erg indrukwekkend, maar de bussen met toeristen die ter plekke toestroomden, maakten de ervaring minder authentiek.

Volgende halte: Hrafnseyri, bekend om zijn mooie kerkje uit de 19de eeuw en de (min of meer) authentieke houten huizen met grasplaggen op het dak. De huizen waren volgens mij volledig gereconstrueerd, want ze zagen er gewoon te nieuw en te perfect uit. Tot onze grote vreugde was in één van de huizen een coffee shop waar je taart en wafels kon krijgen.

We hadden nog maar net een tafeltje uitgekozen om ons stuk chocoladetaart te verorberen, toen er een ganse bus Duitsers werd leeg gekieperd in Hrafnseyri. Gedaan met de rust. We maakten ons tijdens het eten de bedenking dat middageten met taart om 15.15u toch niet echt ideaal was. Beter een picknick voorzien voor de komende dagen.

Onze magen gevuld met taart, zetten we onze weg verder. En hoera, het was gestopt met regenen. De Westfjorden toonden zich van hun goeie kant met mooie landschappen en heel veel sneeuw. Doordat we afwisselend stegen en daalden kregen we steeds andere uitzichten te zien. We zagen onderweg zelfs een zeehond, maar die sprong in het water nog voordat ik mijn fototoestel kon boven halen.

Minder leuk vond ik de rit door de lange smalle tunnel die slechts één baanvak had. Tegenliggers moesten op bepaalde plaatsen uitwijken om ons te laten passeren. Best wel akelig. Ik had dan ook erg veel medelijden met de zwaar beladen fietser die zonder lichten zich in deze konijnenpijp waagde.

In Ísafjörður tankten we onze Grand Vitara opnieuw vol en deden we inkopen in het grootwarenhuis vlakbij het tankstation. We kochten wat beschuiten, beleg, noten, gedroogd fruit, blauwe bessen en appels om de komende dagen de honger op een iets meer verantwoorde manier te stillen. We kochten ook wat kleinere zaken in de winkel naast het grootwarenhuis die tot onze grote verbazing een Poolse winkel bleek te zijn. Niet meteen iets wat ik hier in IJsland verwacht had. En zo komt het dat we de komende dagen water ‘niegazowana’ zullen drinken.

Bij aankomst in hotel Edda in Ísafjörður bleek er geen reservatie op onze naam te zijn. Wij lieten de receptioniste de papieren van ons reisbureau zien en zij zou bellen om te informeren of er een vergissing begaan was. We dropten onze bagage af op de (erg spartaanse) kamer, fristen ons wat op en gingen daarna opnieuw langs de receptie. Nog geen nieuws. We lagen er niet al te hard van wakker en trokken de stad in voor het avondmaal.

Dankzij Tripadvisor kwamen we in restaurant Edinborg terecht. Ik ging voor de catch of the day, terwijl mijn vriend zich te goed deed aan het buffet. Na het avondmaal maakten we nog een wandeling door het historische centrum van Ísafjörður. Nuja, wat heet historisch. Het oudste huis dat ik zag dateerde uit 1902. Ísafjördur is mooi gelegen op een landtong in een baai tussen hoge bergwanden. En nu het niet meer regende, konden we genieten van de weerspiegeling van de bergen in het water. Heel erg mooi. Tot mijn grote vreugde kwam er zelfs, voor het eerst deze vakantie, een streepje zon van tussen de dikke wolken piepen. Hoera!

‘s Avonds hingen we nog wat rond in de lobby, wegens alleen daar wifi beschikbaar en hadden we binnenpretjes terwijl we de Nederlandse familie (ouders met twee zonen van schat ik 16 en 18 jaar) afluisterden die helemaal opgingen in het bonenspel. Op een gegeven moment dacht ik dat ze met de kaarten zouden beginnen naar mekaar gooien. Ronduit hilarisch.

IMG_8088

IMG_8090

IMG_8092

IMG_8105

IMG_8120

IMG_8138

IMG_8150

IMG_8153

IMG_8155

IMG_8162

IMG_8167

IMG_8177

IMG_8187

IMG_8248

IMG_8250

IMG_8253

IMG_8279

IMG_8298

IMG_8304

IMG_8317

IMG_8343

IMG_8351

IMG_8366

IMG_8379

IMG_8382