Met spijt in het hart nemen we afscheid van Otterburn, de werkelijk uitstekende B&B van Wendy en Alisdair. De reis is nog maar half, maar ik kan nu al met de hand op het hart zeggen dat Otterburn met voorsprong de beste B&B van onze trip is en zal zijn.
Alisdair is er vandaag wel in geslaagd smoked haddock te bemachtigen en we smullen volop. Spijtig genoeg is de verkoudheid van mijn vriend nu in alle hevigheid doorgebroken en heeft hij, net als ik een paar dagen geleden, last van een verschrikkelijke loopneus. Zo spijtig dat we deze reis alletwee ziek geworden zijn, maar niets aan te doen. De fabrikanten van papieren zakdoekjes zullen er wel bij varen.
Op weg naar het vasteland (naar een groter eiland is in feite correcter) rijden we langs dezelfde route als twee dagen geleden. Ditmaal zien we wel bergtoppen en heuvels. Een wereld van verschil! Via de brug bij Kyleakin verlaten we Skye, met spijt in het hart, want het ziet ernaar uit dat de zon is teruggekeerd naar dit prachtige eiland.
We hebben een rit van meer dan tweeëneenhalf uur voor de boeg naar Strathpeffer, een voormalig Victoriaans kuuroord dat zijn charme heeft weten te behouden. Vroeger stroomden hier leden van de Europese vorstenhuizen en gewone lieden samen bij de ijzer- en zwavelrijke bronnen, die geacht werden tuberculose te verlichten. Onderweg naar Strathpeffer genieten we van de pracht van de Schotse natuur. De Schotse landschappen, we geraken er maar niet op uitgekeken.
Zo rond kwart voor één zijn we in Strathpeffer, dat inderdaad een charmant stadje met mooie oude huizen en ouderwetse lantaarnpalen blijkt te zijn. Een ideale plek voor ons middagmaal. We lopen tot aan het Victoriaanse station waarin nu het Highland Museum of Childhood gevestigd is. We kiezen een plekje op het terras en bestellen een chicken noodle soup en een cheeseburger (jullie mogen raden wie wat at). De zon begint opeens op volle kracht te schijnen en ik heb het bijzonder warm met mijn lange laarzen en onderlijfje. Snel die laarzen uitgespeeld en even van de zon op mijn blote huid genieten. Ik koop nog een ijsje en ik ben helemaal klaar voor het vervolg van onze rit.
Ik plande onze route zo dat we een omweg zouden maken langs het schiereiland Black Isle, gelegen aan de Cromarty Firth. Het brede schiereiland bestaat voornamelijk uit akkers en vissersdorpen, wat een heel bijzonder contrast oplevert met de booreilanden die in de Cormarty Firth liggen ter reparatie. De Cromarty Firth is ook een belangrijk natuurgebied waar veel trekvogels komen overwinteren. We kijken onze ogen uit.
Volgende halte: Fort George. Wat minder goed gepland van mij, want onze uiteindelijke bestemming vanavond is Inverness en eigenlijk passeren we daar min of meer langs wanneer we van het Black Isle naar Fort George rijden. Maar ik vond niet zo snel een elegantere oplossing. Dus doen we het maar zo. Spijtig genoeg hebben we onderweg file omdat er wegenwerken zijn aan een brug in de buurt van Inverness.
Door deze vertraging komen we pas om half vijf aan bij Fort George. Geen erg, want in mijn reisgids staat dat dit fort open is tot half zes. Wij naar de kassa om een toegangsticket te kopen. De jongedame aan de kassa doet alle moeite van de wereld om ons te overtuigen dat we echt geen tijd genoeg meer hebben om alles te bezoeken, want de meeste ruimten die te bezoeken zijn, worden al om vijf uur gesloten. Het zal aan mij liggen, maar ik vind dat als de openingsuren zeggen dat je om half zes sluit dat je dan geen half uur op voorhand al alles moet beginnen afsluiten.
Nu, die jongedame kent ons nog niet goed. Natuurlijk kopen wij een ticket om vervolgens al joggend dit inderdaad gigantische fort te verkennen. Fort George is een fraai voorbeeld van Europese militaire architectuur en wordt tot op de dag van vandaag als militaire vesting gebruikt. Het fort werd voltooid in 1769 om verdere rebellie van de Highlanders na de jacobitische opstanden te ontmoedigen.
Ik ben echt onder de indruk van de uitgestrektheid van dit fort. Enkele delen van de kazerne zijn ingericht om de leefomstandigheden na te bootsen van soldaten die hier zo’n tweehonderd jaar geleden gelegerd waren. Met twee in één bed slapen, was toen heel gewoon. Privacy = nul. Alleen officieren waren beter af. Gelukkig zijn de leefomstandigheden voor militairen er een pak op vooruit gegaan.
Ook heel boeiend: het museum van het Highlanders Regiment. Normaal zou dit sluiten om vijf uur, maar het personeel daar was een pak vriendelijker dan de jongedame aan de kassa en liet ons ongehinderd rondlopen terwijl zij zelf aan het stofzuigen en schoonmaken waren. Supersympathiek!
Het fort is ook prachtig gelegen op een kaap die uitsteekt in de Moray Firth. Echt een aanrader om te bezoeken als je in de buurt bent. Trek wel minstens twee uur uit voor een bezoek, om te vermijden dat je net als wij alles aan een rotvaart moet bekijken. We zijn zo enthousiast over de kazerne dat we er nog bijna opgesloten geraken. Wanneer we de kazerne langs dezelfde weg willen verlaten als we gekomen zijn, heeft het persoon die uitgang al op slot gedaan. Gelukkig is er een zijuitgang die eigenlijk voor personeel en militairen bedoeld is, die we nog kunnen nemen. We negeren de giftige blik van de jongedame aan de kassa en spoeden ons langs deze weg buiten. De security kijkt een beetje raar op als ze twee toeristen langs hun venster zien passeren, maar gelukkig zien zowel mijn vriend als ikzelf er extreem on-terroristisch uit. We lachen eens vriendelijk en zijn blij dat we de kans hadden dit fort te bezoeken.
Vanaf Fort George is het een half uurtje terugrijden naar Inverness. In Inverness boekte ik een hotel ipv een B&B: hotel Premier Inn Inverness Centre. Niet dat het hotel niet in orde is, maar ik mis toch de persoonlijke behandeling die je in B&B krijgt. Al doet de jongedame aan het onthaal extreem goed haar werk, want ze weet ons ervan te overtuigen om voor een gunstprijs de combinatie diner + ontbijt te nemen. Het lijkt ons wel makkelijk om ’s ochtends niet te moeten zoeken naar een ontbijtplek en in combinatie met de aangeboden driegangenmenu ’s avonds is het echt een koopje.
Voor het diner kunnen we kiezen uit verschillende gerechten. Als voorgerecht nemen we allebei de garnaalcocktail, die, we moeten daar eerlijk in zijn, zwaar tegenvalt na al het verse seafood dat we eerder op de reis gegeten hebben. De garnalen zijn smakeloos en hun smakeloosheid wordt gemaskeerd door er extra cocktailsaus over te doen. Gelukkig valt mijn hoofdgerecht, de chicken curry, beter mee. Pittig sausje, kip, rijst en naan-brood, veel kan een mens daar niet verkeerd mee doen. Als dessert kies ik warme appeltaart met een bolletje ijs en toffeesaus. Niet waw, maar best ok. Onze magen zijn gevuld, maar niet in vervoering gebracht. Ik ben ervan overtuigd dat je elders in Inverness veel beter kan eten.
Tijdens ons avondmaal krijg ik het bericht dat één van mijn medewerkers mijn team gaat verlaten. Een donderslag bij heldere hemel waar ik toch even niet goed van ben. Soms weet je dat mensen op zoek zijn naar een andere job, maar van deze medewerker had ik dit totaal niet zien aankomen. De nieuwe job van mijn bijna ex-medewerker kan onmogelijk verder liggen van haar huidige jobinvulling. Dit nieuws verpest mijn toch al niet zo’n geweldige maaltijd wel een beetje en ik begin meteen in mijn hoofd te bedenken wat hiervan de consequenties zijn voor mijn team. Alleszins kan deze bijkomende werklast onmogelijk zonder vervanging opgevangen worden. Dus op korte termijn zal ik weer stapels CV’s kunnen doorworstelen.
Ons hotel bevindt zich aan de Ness en om mijn hoofd wat tot rust te laten komen, maken we een wandeling. Inverness (of toch het stuk dat wij ervan te zien krijgen) is een tof stadje met de rivier die er dwars doorheen loopt. Midden in de stad wordt er op zalm gevist, geen alledaags gezicht. We bewonderen Inverness Castle, een Victoriaans gebouw van rode zandsteen dat het centrum domineert en kijken naar de vele pubs en restaurants waar we iets hadden kunnen eten.
Het lijkt de ganse tijd alsof het zal gaan regenen, maar de donkere wolken beperken zich tot enkel dreigen. We kuieren over de loopbrug naar de andere oever van de rivier en gaan iets drinken in de bar Abstract. Ik kies voor een whisky sour, mijn eerste cocktail deze reis, maar meer dan nodig om het onverwachte nieuws door te spoelen. Mijn zieke vriendje houd zich bij zijn vertrouwde medicijn: whisky. Abstract blijkt een poepchique zaak te zijn met bijzonder inefficiënt personeel. Het is ons op andere plaatsen ook al opgevallen. Veel volk achter de toog waarvan niemand goed weet wat te doen, waardoor ze mekaar voor de voeten lopen en alles veel langer duurt dan nodig.
De whisky sour smaakt naar meer, maar we houden het bij één drankje. Morgen is er nog een dag.
[…] twijfel: Otterburn B&B. De gastvrijheid die mijn vriend en ik in deze B&B mochten ervaren, daar kan geen vijf-sterrenhotel […]