Van Tenninkyo naar Tokachidake – 29 augustus 2012

We ontbeten om zeven uur ‘s morgens, maar eer dat we goed en wel gepakt en gezakt waren en alle verbrande lichaamsdelen overvloedig met zonnecrème ingesmeerd hadden, was het negen uur voordat we op de fiets zaten. We draaiden acht halveliterflesjes uit de drankautomaat om te vermijden dat we onderweg gedehydrateerd geraakten en werden uitgewuifd door de hoteleigenaar die ons toch zo’n mooi koppel vond. Ik denk dat ik nog nooit in mijn leven zo uitbundig uitgewuifd ben. De man bleef maar zwaaien met beide armen boven zijn hoofd en wij maar terugzwaaien al zwalpend op onze fiets.

53 kilometer voor de boeg onder een loeiend hete zon. Gelukkig zorgde de fietshelm ervoor dat mijn hoofdhuid niet nog meer kon verbranden. Het leek ons alleszins een strak plan om minstens om de twee uur te smeren en onderweg nog een extra bus zonnecrème in te slaan.

Het eerste stuk van de rit was supermakkelijk: bergaf bollen aan een strak tempo. Het enige wat we moesten doen was onze remmen dichtknijpen om te vermijden dat we de controle over onze fiets kwijtraakten. We stopten bij een stuwdam en genoten van het prachtig groene landschap van Hokkaido. We fietsten langs rijstvelden omringd door blauwe bergen en lieten ons overdonderen door de pracht en de uitgestrektheid van het landschap.

Rond de middag lasten we een korte pauze in bij een flower farm. Op een flower farm vind je niet alleen bloemen, je kan er ook met quads rondrijden, je laten rondrijden in een zo’n treintje op wielen, een ijsje of andere snack eten en allerlei prullaria kopen. Een extra bron van inkomsten voor de boerderij, zullen we maar denken. Ik proefde er mijn allereerste lavendelijsje (lekker!) en we kochten een raar blauw geleiachtig drankje met zachte witte stukjes erin. Dat blauw zouden we later op onze trip nog terugzien.

We maakten een kleine omweg langs een seven-eleven in de hoop een verlengsnoer te vinden. De convertor die wij vorig jaar gans onze reis gebruikt hadden, bleek namelijk waardeloos in Hokkaido. De convertor heeft een aardingspin en nergens in gans Hokkaido was er een stopcontact met aarding te vinden. Gelukkig hadden we een reservebatterij bij waaraan we voorlopig nog onze gsm’s konden opladen, maar de laptops kwamen zo landzamerhand zonder stroom te zitten. En als de batterij van het fototoestel leeg zou geraken, konden we deze niet meer opnieuw opladen. Probleem! Helaas vonden we nergens een verlengsnoer of een andere convertor. We zouden de hulp van Chuck moeten inroepen om ons elektriciteitsprobleem op te lossen.

Na een vruchteloze zoektocht fietsten we verder. We hadden wat tijd verloren, waardoor we pas rond half twee in het Pink café waren voor onze lunch. Afgaande op de prentjes (een volledig Japanse menukaart kunnen we onmogelijk lezen, de dranken in katakana lukken nog net), bestelden we een allebei een setmenu. Ik kreeg hartige pannenkoeken met kaas en worstjes en mijn vriend een soort tortilla met kaas en spek. Best lekker en voldoende om ons van brandstof voor het laatste stuk van onze trip te voorzien.

Zoals gewoonlijk zat het venijn in de staart. We begonnen aan een behoorlijk heuvelachtig gedeelte van de tocht en dat in combinatie met temperaturen van meer dan dertig graden zorgde ervoor dat er aardig wat afgezweet werd. Op sommige hellingen moesten we halverwege stoppen om even op adem te komen en wat te drinken. Vooral die ene helling van 8% was er bijna te veel aan. Maar ik ben trots te kunnen zeggen dat we allebei boven geraakt zijn zonder te moeten naar boven stappen. In de allerkleinste versnelling, dan wel. 😉

De route die we met de fiets deden, is een bekende sightseeing route in Hokkaido. We werden door traag rijdende auto’s gepasseerd die regelmatig stopten om foto’s te nemen van het landschap en er waren langs de kant van de weg speciaal plekken voorzien om veilig te parkeren.

Onderweg zagen we twee Japanners in een cute autootje die duidelijk te zeer van het landschap aan het genieten waren om op te letten waar ze reden. De Japanse dame was met één van haar voorwielen in een betonnen afvoergeul terecht geraakt. Mijn vriend en ik stopten om onze hulp aan te bieden, maar verder dan een halfslachtige poging om de wagen uit de geul te tillen, geraakten we niet. Hier zou een takelwagen aan te pas moeten komen. We staakten onze pogingen en fietsten verder. Even later zagen we vanuit de verte dat er ondertussen andere behulpzame Japanners gestopt waren. Hopelijk is het goed gekomen.

We passeerden regelmatig bordjes die passanten wezen op een beroemde heuvel, beroemde boom, beroemd landschap, bekend uit reclame voor tabaksproducten. Japanners zijn duidelijk dol op hun sigaretje (restaurants zijn er bijvoorbeeld nog niet verplicht rookvrij). Voor de famous Oak Tree was er zelfs een aparte parking aangelegd voor auto’s en bussen.

We beten nog even door de allerlaatste loodjes (die ene stevige helling die er te veel aan was) om aan te komen op de plaats van afspraak, waar Chuck ons stond op te wachten. We laadden de fietsen in de bestelwagen en reden met de auto verder naar hotel Kamihoro in Tokachidake. Ik was tevreden dat we ondanks de hitte de heuvels zonder problemen waren overgeraakt.

In vergelijking met landschap dat we nu inreden waren de zacht glooiende heuvels die we achter ons lieten, echter klein bier. Steile bergen rezen voor ons op en Chuck bracht ons naar een hotel op een bergflank.

De zon had alweer ongenadig toegeslagen. Mijn beide oren en de achterkant van mijn nek waren verbrand. Mijn oren was ik vergeten in te smeren, omdat ik dit niet gewoon ben. Deze stukjes huid zijn meestal bedekt door mijn haar of toch plukken haar die loskomen uit mijn haarspeld, maar de strakke staart (met antislip haarrekjes nog gekocht in Cairns in Australië) en de zon die op onze rug scheen, zorgden voor een gloeiend rood resultaat. Pijnlijk. Gelukkig hadden we onderweg een extra bus zonnecrème op de kop getikt.

Ook in dit hotel sliepen we in een traditioneel Japanse kamer. Erg bijzonder was de muurdecoratie die uit levend mos bestond. We trokken zo snel mogelijk onze kleren uit, deden onze yukata aan en gingen onze vermoeide spieren laten weken in het hete water van de rotenburo, een prachtige, in de buitenlucht gelegen, volledig houten onsen met zicht op de ondergaande zon. Adembenemend. Ik voelde mijn spieren ontspannen in het hete water terwijl de lucht boven de vallei langzaam rood werd. Mijn verbrande kuiten prikten in het warme water, maar ik voelde dat het goed zou komen. Spijtig dat ik dit moment niet kon delen met mijn vriend, die zich in de onsen voor mannen bevond.

Het avondmaal was traditioneel Japans, maar wel in buffetvorm, zodat we konden kiezen wat we graag wilden eten. In mijn geval: van alles een beetje! Uiteraard namen we weer een hot pot en aten we de lekkerste tempura ooit: heel licht en perfect krokant. Bij het avondmaal dronken we een glaasje warme sake. Dat hadden we wel verdiend na de inspanningen van de voorbije dag.

Blijkbaar vinden Japanners het erg grappig als een buitenlander sake besteld, want telkens we sake bestelden deze reis werden we op een lachsalvo onthaald. Het is me nooit duidelijk geworden waarom de Japanners dit zo grappig vonden.