Dat zei mijn oma tegen mij. En ik keek in haar ogen en ik zag enkel leegheid. Het is waar, alles is weg. Alle herinneringen, goed en slecht, alle hoop, alles. Wat rest zijn eindeloos lange dagen die bestaan uit slapen, eten en voor haar uit staren. De traagheid van de eindeloze herhaling. De leegte van het wachten op de dood die eigenlijk al een beetje gekomen is.
Ze is de enige grootouder die ik ooit gekend heb, mijn meter, die samen met mij spelletjes speelde en met wie ik uren samen kon kleuren in haar oude huis waar de stoof in mijn herinnering altijd brandde.
Ik bezoek haar veel te weinig, ik weet het. Maar ik denk niet dat zij het nog weet.