Donderdag een telefoontje van een collega die maandag terug aan de slag zou gaan na een lange vakantie. Niet zo ongewoon om even op voorhand te bellen en wat af te stemmen over taken als je terug keert uit verlof. Dus ik zocht niet meteen iets achter haar vraag om even te bellen. Helaas, het werd een slechtnieuwsgesprek. De man van mijn collega had net de diagnose pancreaskanker te horen gekregen. “Een donderslag bij heldere hemel,” zo zie mijn collega het, die na heel wat tegenslagen op latere leeftijd eindelijk de man van haar dromen had gevonden. Een romance zoals uit de boekjes, met hartjes en troetelnaampjes en al wat je wil.
Het noodlot slaat altijd toe wanneer je het niet verwacht, zo blijkt eens te meer. Mijn collega en haar man (hartpatiënt) waren zo zo zo voorzichtig tijdens heel deze coronacrisis. En dan nu dit. Geen virus, maar kanker. Ik hoorde haar wenen aan de andere kant van de lijn en moest zelf mijn tranen verbijten. Veel woorden van troost kan je immers niet bieden op zulke momenten. Enkel meegeven dat je altijd bereid bent om een luisterend oor te bieden. Gelukkig hebben mijn collega en haar man een heel sterke band, die hen ongetwijfeld zal helpen om de komende moeilijke periode door te worstelen.
Mijn collega vroeg me om het nieuws verder te vertellen aan de andere collega’s, omdat ze hier zelf niet de moed voor had. Dat deed ik vrijdagnamiddag met mondjesmaat. Ik belde via Teams een aantal van de collega’s op waarmee ze de nauwste band had om hen het slechte nieuws te melden. En weer vloeiden er traantjes. Tranen uit medeleven voor onze lieve collega en haar man. Om de zware tijd die hen te wachten staat. Tranen uit machteloosheid.
En dan weet je dat je een topteam hebt, mensen die meeleven met elkaar in goede én in slechte tijden.