Ontbeten met onigiri die ik kocht aan één van de kraampjes in het station van Kyoto. Van ons gezelschap was ik de enige die vandaag Japans ontbeet. De rest zag meer heil in het nuttigen van koffiekoeken (met een Japans tintje, uiteraard, groene thee en rode bonen worden hier ongeveer in alles verwerkt).
Vandaag was een heel bijzondere dag. We hadden afgesproken met het Japanse meisje dat we vorig jaar in Leuven leerden kennen. We zijn altijd via Facebook contact blijven houden en ik heb haar wat raad gevraagd toen we aan het twijfelen waren of we al dan niet onze reis zouden annuleren. Oorspronkelijk wilden we een grotere reis maken en zouden we ook haar eiland aandoen, maar tijdsgebrek deed ons besluiten enkel het hoofdeiland Honshu aan te doen. Ik stuurden haar ons reisschema door en vroeg of er toch een mogelijkheid was om elkaar te zien. En een drietal dagen geleden kreeg ik uitsluitsel. Ze zou de shinkansen naar Kyoto nemen en een nacht in ons hotel blijven overnachten.
Ik was wel wat nerveus, want we hadden mekaar maar één keer gezien en ik was niet meer zeker of ik haar wel zou herkennen, maar ze stelde ons gerust, zij zou ons wel vinden. Wat inderdaad niet zo moeilijk kan geweest zijn: vier westerlingen waarvan er één met lichtblond haar en een ander van bijna twee meter met lang krulhaar. We vallen hier nogal op, dat is een feit.
We spraken af op het perron van de trein naar Nara. Zij was al van vijf uur ‘s ochtends onderweg om op tijd in Kyoto station te zijn. Geweldig dat ze dat overhad om met ons mee op stap te gaan. En kijk, we hadden net ons ontbijt achter de kiezen of daar verscheen M. Ik herkende haar meteen: ze was net even vlot en sociaal als ik me herinnerde. Waren wij blij dat we een cadeautje voor haar meegenomen hadden uit het verre België: een doos Neuhaus pralines gekocht in een tax free shop in de luchthaven. Die pralines zijn onze ganse trip tot in Kyoto altijd mooi in hun tax free zakje blijven zitten, omdat ik ze niet durfde in de koffers steken. Ik geef niet graag geplette pralines af. Al moet ik zeggen dat de verleiding onderweg groot was om het pakje te openen, ze geraakten heelhuids in Kyoto. 😉
Na een aangename treinrit die we druk babbelend doorbrachten, kwamen we aan in het zonnige Nara. Nara was 74 jaar lang de hoofdstad van Japan en groeide in die tijd uit tot één van de mooiste steden van Azië. Veel van de oude gebouwen hebben de tand des tijds doorstaan. Beboste heuvels, schitterende tuinen, eeuwenoude houten gebouwen, Nara heeft het allemaal.
Op weg naar Nara Park, maakten we een korte tussenstop om dango te proeven. Een soort warme balletjes van rijstdeeg op een stokje. Dango zijn erg populair in Japan en worden aan kraampjes verkocht als snack voor tussendoor. Ik proefde de warme dango met een sojasausje. Het smaakte ok, maar een echte fan zal ik nooit worden, daarvoor vond ik de balletjes te taai en te deegachtig.
Nara Park is trouwens niet enkel bekend om de prachtige tempels. Niet voor niets is de mascotte van Nara een ventje met een hertengewei. We zetten nog maar een voet in het park en we maakten al kennis met de meest beroemde inwoners van Nara: de hertjes die werkelijk overal rondlopen en zonder aarzelen gewoon de straat oversteken. De herten zijn ongelooflijk brutaal. Ze zijn het gewoon dat mensen hen koekjes voederen en zullen dus ook niet aarzelen om je eten uit je handen te trekken als ze de kans schoon zien.
Nara Park is niet alleen een relict uit het verleden, de tempels worden nog druk bezocht door gelovigen en men was er zelfs bezig aan de bouw van een gloednieuwe tempel. Vreemd voor een land waarin de meerderheid van de inwoners beweert niet godsdienstig te zijn. Maar ze buigen wel allemaal als ze voor een tempel of heiligdom staan en voeren de rituele handelingen uit die bij zo’n bezoek vereist zijn.
Voor de lunch kochten M, mijn vriend en ik sushi aan een kraampje. “Famous sushi”, zei M, dus dat moesten we zeker proberen. Mijn broertje wilde zich nog steeds niet aan sushi wagen, dus hij en zijn vriendin kochten wat Japanse koeken in gekke vormen zoals een zeehondje of een konijn. We aten ons middagmaal in de stralende zon op een bankje voor een overheidsgebouw. De sushi die we aten was zorgvuldig in bladeren gewikkeld. Deze bladeren zorgen ervoor dat hij langer vers blijft én geven een bijzonder smaakje aan de sushi. Ik moet zeggen dat het alleszins erg smaakte en dat de sushi helemaal niet vergelijkbaar was met de sushi die ik al eerder at.
Het meest indruk maakte het tempelcomplex van de Todai-ji met zijn Daibutsuden (Grote Boeddhazaal). Het complex werd voltooid in 752. Om het grote Boeddha beeld van 16,5 meter hoog (de grootste ter wereld) te gieten werden honderden tonnen gesmolten brons, kwik en plantaardige was gebruikt. Het beeld is origineel, alleen het hoofd dateert uit 1692.
Nara was duidelijk een populaire bestemming voor schooluitstapjes, want we struikelden zowat over de Japanse schoolkinderen die allemaal graag “Herro!” naar de buitenlandse toeristen riepen. Grappig was het gat in een houten balk dat zich achteraan de tempel bevond en dat dezelfde grootte als het neusgat van Boeddha zou hebben. M vertelde ons dat wie door het gat kroop, wijs zou worden. We zagen dus hordes schoolkinderen door het gat kruipen. Zelf heb ik me er niet aan gewaagd. Het leek me wijs deze uitdaging aan mij voorbij te laten gaan, denk niet dat ik nog door dat gat zou geraken.
In de tempel was er de mogelijkheid om een stukje van de restauratie te financieren door een dakpan te kopen en daarop je naam en een wens te schrijven. Deze gelegenheid kon ik niet aan mij voorbij laten gaan. Binnenkort prijkt er op een Japans tempel een dakpan met mijn naam erop. Al heb ik er zo mijn twijfels bij of de verf wel waterresistent was.
Mijn vriend kon het niet laten en kocht na het tempelbezoek een zakje met koekjes voor de herten. In geen tijd was hij omringd door een ganse meute herten die niet bepaald zachtzinnig om koekjes kwamen bedelen. Hij hield er een grote blauwe plek aan over. Eén van de mensen die werkten in het park maakte er ons attent op dat de takken van de bomen allemaal tot op dezelfde hoogte boven de grond kwamen. Dit kwam doordat de herten alle takken opaten waar ze bij konden.
We zagen ook een hele oude houten opslagplaats die volgens een speciale techniek gebouwd was. Het deed denken aan de manier waarop blokhutten gebouwd worden, maar dan met driehoekige boomstammen in plaats van ronde. Heel vernuftig.
Nara is echt een wonderbaarlijke plaats. Alles is er mooi en fotogeniek. Je kijkt er je ogen uit. Zo maakte bijvoorbeeld de Nigatsu-do indruk met zijn betoverend uitzicht en het Kasuga-heiligdom met de prachtige lantaarns. Heel begrijpelijk dat dit als een heilige plek werd aanzien.
De avond viel te snel. We lieten Nara Park achter ons en keerden weer naar het station van Nara. Onderweg kwamen we voorbij een teppanyaki restaurant en omdat zowel mijn broertje als zijn vriendin deze Japanse manier van eten bereiden erg lekker vonden, besloten we dit te proberen. Het concept bleek hier lichtelijk anders te zijn. We zaten met z’n vijven rond een bakplaat waarop de reeds klaargemaakte gerechten werden gelegd zodat ze warm bleven en nog een klein beetje konden verder sudderen. Show cooking was er niet bij, maar iedereen was het erover eens dat het heerlijk was.
Een treinrit later waren we opnieuw in Kyoto. Mijn broer en zijn vriendin wilden na deze vermoeiende dag liefst gewoon naar het hotel terugkeren, terwijl mijn vriend en ik met M Kyoto introkken voor een drankje. M voerde ons naar een klein, groezelig restaurantje waar er enkel plaats was voor klanten aan de bar. Een ideale eetgelegenheid voor salary men. We zochten een plekje aan de toog en bestelden er saké. Op de toog stond een grote ijzeren pot te pruttelen met daarin een dik bruin vocht en allerlei ondefinieerbare ingrediënten. M verzekerde ons dat dit “famous soup” was en bestelde een bordje voor ons drie.
Mijn vriend en ik stonden wat weigerachtig ten opzichte van de inhoud van dat bord, zeker toen we vernamen dat die soep weken op dat vuur bleef staan terwijl er gewoon ingrediënten aan toegevoegd werden, maar we proefden er toch van. Het was te eten, maar ik was niet wild enthousiast en ik moet toegeven dat ik mezelf al de volgende dag met diarree op het toilet zag zitten.
M raakte in een enthousiast gesprek verwikkeld met de uitbater die het geweldig vond dat er buitenlanders zijn bar bezochten. Hij gaf ons allerlei reistips voor de omgeving van Kyoto waar we niks van snapten. En ter afscheid kregen we een heel bijzondere kaart mee waarop de namen van alle sumo-kampioenen stonden. Dit was een grote eer, want “not many people can have this” en er hing zelf een likje van de “famous soup” aan.
Doodop gingen we slapen na wat één van de beste dagen van deze vakantie toe nu toe was.