Gisteren ben ik naar de kapper geweest. Aangezien ik het aantal keer dat ik in mijn leven al in een kappersstoel gezeten heb nog steeds op twee handen kan tellen, is zo’n bezoek altijd een beetje een belevenis voor mij. Per slot van rekening vertrouw je toch een belangrijk deel van je fysieke voorkomen toe aan een volledig onbekende.
Ik ben ook helemaal niet op de hoogte over welke haarverzorgingsproducten nu weer hip en cool zijn in het kapperswereldje. Waardoor ik als een ware haarverzoringsleek “Euhm, wat is dat?” moet antwoorden als de kapper vraagt of er een serum op mijn haar gedaan moet worden. (Ondertussen weet ik al wel wat een haarmasker is, dus totaal onwetend ben ik niet meer.)
Goed, naar de kapper dus. Mijn vriend had me alleen maar laten gaan onder de uitdrukkelijk belofte dat ik niet te veel van mijn haar zou laten afknippen. Mijn vriend is namelijk één van die hopeloze romantici die lang haar met vrouwelijkheid associeert. 😉 Eens in de kapperstoel vond ik dat er gerust nog wel een beetje meer af kon, kwestie van er weer voor een jaar of twee tegen te kunnen. Het resultaat mag er trouwens best wezen (en dat mag ook wel voor het astronomische bedrag van veertig euro). Er is zo’n goeie vijftien centimeter af en het is een beetje opgeknipt.
En mijn vriendje hoeft zich geen zorgen te maken: haar groeit!