Gisterenavond waren we op bezoek bij onze vrienden K, L en hun kroost die voor de kerstvakantie uit Baton Rouge waren overgevlogen. L zag er goed uit met haar buikje van bijna acht maanden. Al hoop ik voor haar dat nummer vier iets rustiger is dan zijn of haar broertjes en zusje, want het was soms lastig om boven het rumoer van de kindjes uit te komen. Zelfs als ze in de hoek stonden werden er nog genoeg decibels geproduceerd. 😉
We aten frietjes van de frituur, wat voor mij een eeuwigheid geleden was. Heel a-typisch voor een Belg, maar ik ben absoluut geen fan. Eer dat die dingen op je bord liggen, zijn ze al koud. Het vlees erbij staat bol van de kleur- en smaakstoffen en dat geldt evenzeer voor de sauzen. En na vijf frietjes ben ik de smaak al beu. Neen, België’s nationale trots is niet aan mij besteed. Maar ik ben een goede gast, dus at ik braaf mijn bordje leeg.
Het had niet veel gescheeld of we hadden echt koude frietjes mogen eten. Mama L was met de twee oudste kindjes naar het frituur vertrokken. Een klein half uur later kreeg K telefoon van een overstuur klinkende L. De sleutel van de wagen was uiteen gevallen en de chip om te starten was kwijt. Ze stond in het donker op de parking aan de frituur met de frietjes en twee lastige kinderen zonder dat ze de auto kon starten. Gezwind sprongen we onze wagen in om L te gaan redden. We waren nog geen vijf minuten onderweg of ze belde dat ze de chip teruggevonden had. Oef.
De rest van de avond verliep rustig. We spraken over de plannen van K en L om nog twee jaar langer in Baton Rouge te blijven, over hoe snel de kindjes het Engels oppikken en we praatten nog wat na over onze Amerikareis, ondertussen alweer een half jaar geleden. Toegegeven, ik hou wel van wat leven in de brouwerij, maar ik was stiekem blij dat de drie koters in bed lagen. Zoveel energie dat er in die kleine lijfjes zit, niet te doen.