Een absoluut dieptepunt op weerkundig gebied. Gietende regen vanaf de vroege ochtend. Ontbijten deden we ergens op een bankje in het winkelcentrum onder Kyoto Station. Ik at een soort warm, rond, zacht, wit brood gevuld met varkensgehakt. Geen flauw idee hoe het heet, maar het was wel lekker.
Om het gebruik van onze paraplu’s te beperken deden we alle grote verplaatsingen met de bussen, die gelukkig erg frequent rijden. We hebben tijdens ons verblijf in Kyoto geen enkele keer moeten wachten op een bus. Telkens zagen we de bus in de verte aan een halte stil houden en persten we er een klein sprintje uit om nog mee te kunnen. De buschauffeur was altijd zo vriendelijk om op ons te wachten.
Onze eerste stop van de dag was de Ginkaku-ji oftewel het Zilveren Paviljoen. Een beetje de tegenhanger van het Gouden Paviljoen dat we eerder bezochten, toen de zon nog scheen, maar dan zonder zilver. Het paviljoen zelf stelde niet zoveel voor, maar de tuin was een pareltje. Heel bijzonder waren de Ginshaden zandfiguren. In witte grove zandkorrels was er een afgeknotte kegel gemaakt die ongeveer even groot was als een mens. De kegel zou een voorstelling van de maan zijn.
Schuilend onder onze paraplu beklommen we de flanken van de natte heuvel om van daaruit een uitzicht op uitgeregend Kyoto te krijgen. Er was de mogelijkheid om een rondleiding te krijgen in het hoofdgebouw. Mijn broer en zijn vriendin wilden echter liever de tuin bekijken. Spijtig, want de rondleiding was een belevenis op zich.
Mijn vriend en ik waren de enige geïnteresseerden en we kregen met z’n tweeën een rondleiding van een gids die geen woord Engels kon. Met behulp van een geplastificeerde kaart met daarop uitleg in het Engels leidde ze ons door de verschillende vertrekken, telkens de plaats op de kaart aanwijzend waar de uitleg stond. Wanneer we een paar vragen stelden in ons beperkte Japans kregen we een ganse uitleg waarvan we geen woord snapten en als wij iets zeiden in het Nederlands of Engels knikte de gids heftig alsof ze er alles van begreep. We bewonderden de oude muurschilderingen en het vertrek waar Ashikaga Yoshimasa zijn bureau had. Het meest indruk maakte het vertrek dat enkele jaren geleden beschilderd werd door Okuda Genso en dat schitterende natuurtaferelen voorstelde.
Toen we na de rondleiding onze schoenen aan het aantrekken waren (alles dient hier op kousenvoeten bezocht te worden), werden we plots omsingeld door Japanse schoolkinderen die onder begeleiding van een leerkracht enkele opdrachten voor de Engelse les moesten maken. Ze vroegen ons in hun beste Engels (fonetisch afgelezen uit hun boekje) wat onze naam was en waar we vandaan kwamen. Ze begrepen geen woord van wat we antwoordden en ik heb hun boekje dan maar zelf ingevuld. En uiteraard moesten we daarna samen op de foto. Zelfs op het toilet kon ik er niet aan ontsnappen en werd ik aangesproken door giechelende Japanse schoolmeisjes met de vraag of ik mee op de foto wilde. Ik voelde me bijna een celebrity. 😉
En toen was het alweer tijd voor het middageten. En wat aten we in één van de restaurantjes die naar het Zilveren Paviljoen leidden? Jawel, alweer noedels! Zij het een lichtelijk andere versie dan gewoonlijk. Ik had groene theenoedels met gerookte haring. Erg lekker en helemaal niet duur.
Op de terugweg langs alle souvenirshops passeerden we nog een kraampje waar Leonardo Di Caprio ooit een waterijsje kocht. Ondanks dit schitterende verkoopsargument was er door het regenweer niet veel volk geïnteresseerd in een ijsje en denk ik niet dat het kraampje veel verkocht zal hebben. Wat verderop zagen we hoe de typische Kyoto mochi gemaakt werden: opgevouwen driehoekjes die verschillende smaakjes kunnen hebben (sakura, chocolade, kaneel, groene thee) met een vulling van (jaja) rode bonen. We kochten een paar pakjes van deze lokale specialiteit. De andere lokale specialiteit: gigantische augurken op een stokje lieten we toch maar links liggen.
Opnieuw de bus op naar de beroemde Kiyomizu-dera tempel die meer dan 1000 jaar oud is. We waren nog geen vijf minuten aan het rondkijken op het terrein van de tempel toen we aangesproken werden door een groepje universiteitsstudenten die Engels studeerden. Of ze ons alstublieft een rondleiding mochten geven. Het goot nog steeds en we keken elkaar even twijfelend aan, maar ach, waarom niet?
Dit tweede groepje studenten had ongeveer dezelfde dynamiek als het groepje dat ons rondleidde in Tokyo. Eén student voerde het hoge woord en dreunde een vooraf gememoriseerd lesje af, een andere student interesseerde zich duidelijk niet in de historische uitleg en informeerde naar onze relationship status en een derde verstond geen woord Engels. Dit alles in de gietende regen.
We kregen voor de zoveelste keer het reinigingsritueel uitgelegd, moesten een zware staaf optillen met één hand. 32 kilo woog de staaf voor de vrouwen, een fluitje van een cent voor mij, die Japanse vrouwen hebben duidelijk geen spierballen. De staaf voor mannen die meer dan 100 kilo woog, was andere koek. 😉
We lieten ons overhalen om de tempel te betreden. Op voorhand kregen we een erg onduidelijke uitleg over iets wat onze gids van het moment als O-O-M spelde. Het kostte heel wat moeite voordat we door hadden dat hij het over een “womb” had. 😉 Mijn vriend en ik lieten onze schoenen alweer achter. Hoe vochtiger die dingen werden, hoe lastiger het aan- en uitdoen werd. We daalden een trap af om in een pikkedonker hol terecht te komen. Opeens snapte ik de vergelijking met een baarmoeder helemaal. Er was een touw met grote kralen gespannen dat we dienden te volgen. In het duister drong zelfs geen straaltje licht door. Ik zag enkel zwart rondom mij. Tot op een gegeven moment de hand van onze gids opdook die op een zwak verlichte ronde steen rustte. We moesten aan de steen draaien en een wens doen. Ik heb als een gek gedraaid en gewenst dat de zon zou gaan schijnen, maar de goden waren mij niet gunstig gezind, want toen we uit de baarmoeder traden, regende het nog altijd even hard.
Ondanks de regen was het uitzicht vanaf het Kiyomizupodium toch de moeite. Blijkbaar bestond er vroeger de gewoonte om van dit podium af te springen. Waarom begreep ik niet heel goed. Feit is dat er een Japanse uitdrukking is die luidt “van het Kiyomizupodium springen”, wat zoveel betekent als “in het diepe springen”.
We konden ook nog van heilig water drinken dat ons ofwel een lang leven, ofwel intelligentie ofwel een goede levensgezel zou bezorgen, afhankelijk van welke waterstraal we dronken. Het was uitdrukkelijk verboden van alle drie te drinken, want dan zou je te gulzig zijn. Aangezien ik al twee van de drie bezat en niet echt geïnteresseerd was in een lang leven, lieten we het daarbij.
Een beetje doorweekt namen we afscheid van onze gidsen en besloten er door de regen vroeger dan voorzien de brui aan te geven. We namen de bus terug naar het station en deden daar door één of andere verkeersopstopping bijna een uur over. De eerste keer dat ik zoiets als files gezien heb in Japan.
In het voor ons ondertussen vertrouwde winkelcentrum van Kyoto Station aten we een stukje taart en dronken we een warme chocomelk om onze verkleumde botten op te warmen. We lieten het uitgeregende Kyoto achter en vertrokken naar Himeji.
Op de Shinkansen aten we sushi en mochi. Het hotel in Himeji vonden we dankzij de hulp van een goede Christen die net terug was van de mis op Stille Zaterdag. In het hotel in Himeji aangekomen, was onze pijp uit en kropen we op tijd in bed.
“We konden ook nog van heilig water drinken dat ons ofwel een lang leven, ofwel intelligentie ofwel een goede levensgezel zou bezorgen, (…) Aangezien ik al twee van de drie bezat en niet echt geïnteresseerd was in een lang leven, lieten we het daarbij.”
Haha, zo droog zeg. XD