Gisterenavond heb ik mij héél, héél boos gemaakt. Naar goeie gewoonte gingen we op zondagavond een balletje slaan in de University Squash. Ik kom binnen en zie (en ruik) dat één van de klanten aan de toog zit te roken. Ik merk vriendelijk op dat het verboden is te roken in sportinfrastructuur en of hij alstublieft zijn sigaret zou willen doven.
“Stoort het u misschien dat ik rook?”
Ikke (inwendig denkend: onnozelaar): “Natuurlijk.”
“Maar juffrouw, ik kom hier al meer dan tien jaar en ik heb hier altijd gerookt.”
Ikke: “Dat kan goed zijn, maar de regelgeving is veranderd en vanaf één januari 2007 is roken niet meer toegelaten in sportinfrastructuur.”
Nog wat blabla, maar uiteindelijk is hij dan buiten zijn sigaret gaan oproken.
Ik schud het incident van mij af en begin te squashen. Een vijftal minuutjes later komt één van mijn squashparters zeggen dat de uitbater zelf ook staat te roken. Dat verklaart natuurlijk de asbak die open en bloot op de toog stond. Ik had het kunnen weten, want de uitbater is een onverbeterlijke verslaafde en dat voor een squashtrainer.
Dus ga ik naar de uitbater en zeg: “U weet toch dat het verboden is te roken in sportinfrastructuur?”
Wordt die vent lastig: “Dat is hier mijn zaak en ik doe hier wat ik wil. En honderd meter verder mogen ze wel roken. En dat is dikke discriminatie.”
Ik: “De regels zijn er om u aan te houden en ik squash liever in een gezonde omgeving.”
Enfin, natuurlijk praatte ik tegen een muur. We hebben ons squashpartijtje nog afgemaakt, maar ik heb niks meer geconsumeerd. En dat was meteen ook de laatste keer dat ik nog een voet in de University Squash gezet heb. Een squash club die een vieze en stinkende verslaving in stand houden, belangrijker vindt dan mijn recht om in een rookvrije omgeving te sporten, dat vraagt gewoon om een boycot.
Dikke awoert voor University Squash, stinkhol.