Mijn tweede boek van Ammaniti, na ‘Het laatste oudejaar van de mensheid‘, en alweer was ik niet echt onder de indruk. Ik weet niet juist wat het probleem is voor mij met Ammaniti, maar ik geraak niet in de flow van zijn verhalen. Dit boek is duidelijk grappig bedoeld, maar ik voelde vooral ergernis. Alle personages zijn zo vreselijk onsympathiek dat de manier waarop ze sterven (en er wordt, net als in ‘Het laatste oudejaar van de mensheid’ wat afgestorven in dit boek) als een soort straf voor hun ijdelheid en leegheid gezien kan worden. Toch ontspringt het ijdelste en leegste personage de dodendans. Waarschijnlijk wil Ammaniti op die manier aantonen dat het leven fundamenteel oneerlijk is en de goeien het in de regel niet halen van de slechten.
Pas op, de schrijfstijl van Ammaniti is heel vlot en vloeiend, daaraan ligt het zeker niet. Misschien lees ik zijn boeken beter in het Italiaans en niet in een vertaling, wie weet komen ze dan beter tot hun recht. De manier waarop hij de personages in het boek weet te schetsen, al is het karikaturaal, is bij tijd en wijlen echt briljant. Dat Ammaniti een goed observator is, moge duidelijk zijn. Toch liet ook dit boek van hem me koud, geen Ammaniti meer voor mij.