30 oktober: Hitte in Alice Springs

Ons laatste ontbijt in de Food Court in Sydney. We aten gevulde pannenkoekjes en kochten onze laatste smoothie. Waarschijnlijk zouden we het in Alice Springs met minder moeten stellen. Daarna was het een beetje stressen om op tijd op het vliegveld te geraken voor onze vlucht naar Alice Springs. De shuttle die ons kwam ophalen, was wat aan de late kant en de timing was erg krap. Een beetje te krap voor twee controlefreaks. Op de luchthaven aangekomen, bleek al dat gestress verloren energie te zijn, want het vliegtuig had vertraging.

Op het vliegtuig zaten we naast een meisje dat naar Alice Springs vloog voor een job interview. Iets wat ons, Belgen, nogal bijzonder in de oren klonk. Ik heb een poging gedaan om in mijn beste Engels de politieke situatie in België uit te leggen, maar aan haar gezicht te zien heeft ze er niet veel van begrepen. Australia is een gigantisch land met een zeer uiteenlopende mix aan mensen. In China Town in Sydney is de voertaal bijvoorbeeld Chinees en het is opvallend dat ons Engels vaak beter is dan dat van de ingeweken Australiërs. Ik denk dat het Belgische gehakketak Australiërs een beetje absurd in de oren klinkt.

Na de landing begon ons grootste avontuur tot nu toe: links rijden op de Australische wegen. Omdat mijn vriend niet al te veel vertrouwen heeft in mijn rijkunsten, stelde hij voor het stuur te nemen. Ik ben de navigator. Al valt er hier in het centrum van het land niet zoveel te navigeren. Het aantal wegen is erg beperkt en de signalisatie is zeer goed. Na wat rondjes gedraaid te hebben op de parking van het vliegveld en een paar keren in de gordels gehangen te hebben omdat de remmen zo gevoelig afgestemd stonden, voelde mijn vriend zich klaar om aan het grote werk te beginnen: op naar Alice Springs.

Zonder ongelukken bereikten we ons hotel. We moesten even wennen aan de hitte, maar het was draaglijk. We dumpten onze valiezen op de kamer en trokken op verkenning in Alice Springs. Ik moet toegeven dat de schok na Sydney niet groter had kunnen zijn. Onze eerste indruk van Alice Springs was dan ook niet zo positief. We vonden het stadje lelijk. Het was duidelijk dat we hier in het land van de aboriginals waren. Misschien is het mijn verbeelding, maar als ik naar hen kijk, vind ik dat ze een zeker tristesse uitstralen. Ze lopen wat krom, zien er dof en gelaten uit. Hoe zou je zelf zijn als je land in beslag genomen werd door blanken, je eeuwenoude tradities verdwijnen, je stamgenoten gedecimeerd werden door ingevoerde ziektes en je voor een deel gereduceerd wordt tot toeristische attractie. Kenmerkend vond ik een klein gebouwtje in het stadscentrum: Aboriginal Employment Strategy stond er in grote letters op. Voor de deur zaten en lagen aboriginals, niks te doen.

Mijn vriend en ik besloten een wandeling te maken naar het telegraph station, de ontstaansreden van Alice Springs. Onze eerste stop was Anzac Hill, een kleine heuvel die ons een prachtig uitzicht bood op de omgeving. We konden ons al wat meer verzoenen met Alice Springs. Daarna trokken we de wildernis in. Nuja, wat heet wildernis, we bleven mooi op het afgebakende pad. Nog geen kwartier later zag ik mijn eerste kangoeroe in het wild. Kangoeroes hebben weinig schrik van mensen, want hij (of zij) bleef mooi poseren voor de foto. Hoe verder we wegwandelden van Alice Springs, hoe mooier de natuur werd en hoe meer dieren we zagen: kangoeroes in alle soorten en maten, een soort parkieten met een roze borst, roofvogels, we zagen zelfs dingo’s.

Het telegraph station was een beetje een teleurstelling. Het gebouw was duidelijk een reconstructie en we waren te laat om het nog te kunnen bezoeken. We bleven niet lang ter plaatse, want de avond begon te vallen en we hadden toch nog een wandeling van een veertigtal minuten voor de boeg. Ik had niet veel zin in het pikkedonker in de outback in Australia rond te lopen. Bovendien zagen we in de verte bliksemflitsen en kwam het onheilspellende gerommel van de donder steeds dichterbij. We verhoogden ons tempo en legden de weg naar Alice Springs in zo’n dertig minuten af. Ons tempo lag helaas net niet hoog genoeg om op tijd terug te zijn. Tijdens de laatste honderd meter werden we ingehaald door een fikse regenbui. De dikke druppels voelden ijskoud aan op mijn vel en binnen de kortste keren had ik kippenvel. Niet bepaald het weer dat we verwacht hadden. We spoedden ons naar het dichtsbijzijnde restaurant, waar de airco zo hard stond dat ik het nog kouder kreeg. Enfin, mijn curry met vis en scampi was lekker en het watermeloensap smaakte naar meer.

Totaal uitgeput sleepten we ons daarna terug naar het hotel. Van het Australische nachtleven hebben we nog niet veel gezien. 😉