Gisteren zijn we helemaal naar Oostrozebeke (ergens in verwegland) gereden om het parket voor onze slaapkamers te kiezen. Na een paar telefoontjes met de meneer-van-het-parket, hebben we uit pure ellende een afspraak gemaakt om het parket met eigen ogen te aanschouwen. Noch mijn vriend, noch ikzelf slaagden erin hem te verstaan aan de telefoon. Zelfs na vier keren beleefd gevraagd te hebben: “Excuseer meneer, wat zei u? Kan u dat nog eens herhalen?”, slaagde hij er niet in verstaanbaar Nederlands te produceren.
Toen we de meneer-van-het-parket gisteren dan in ‘t echt zagen, verging het ons niet veel beter. We moesten ons nog steeds tot het uiterste inspannen om hem te verstaan. Nu moet ik zeggen dat ik wel een goed taalgevoel heb en meestal kan ik veel afleiden uit de context. Maar van het Westvlaams gebrabbel van de meneer verstond ik weinig tot niks. Al een geluk dat hij de verschillende soorten parket kon aanwijzen en de prijzen op een papiertje schreef.
Uiteindelijk hebben we naar ieders tevredenheid een mooi kleurtje gekozen. En heeft de meneer-van-het-parket ons gerustgesteld dat die vertragingen aan de bouw heel normaal waren: “Ha ja, jullie laten dat appartement bouwen door X, ha ja, die zijn altijd te laat.” (Maar dan in één of ander nauwelijks verstaanbaar dialect.)
Hamai, vermoeiend, zo’n taalbarrière.
