De vliegtuigreis was, zoals men dat zegt, uneventful. Ik heb op de vierentwintig uur durende reis, maximum drie uur geslapen, de andere uren brachten we door met eten, lezen en halve filmpjes kijken. Halve filmpjes omdat het “entertainmentsysteem” aan boord het om de haverklap liet afweten, waarop het systeem herstart moest worden. Blijkbaar raakte het spul zo oververhit dat het soms een uur of meer uitlag. Enfin, ik heb Peter Pan uitgelezen en het boek dat ik van mijn tante kreeg, is over de helft. Verder zag ik in stukken en brokken: Baby mama met de geweldige Tina Fey, Iron Man en Hulk (het einde van deze film heb ik niet meer gezien, maar ik ben er vrij zeker van dat de Hulk het heroïsche gevecht wint).
Het spannendste moment van de vlucht was de dertig minuten durende pitstop in Singapore en de gigantische wachtrijen aan het toilet aldaar. Verder ergerde ik me aan de te krappe beenruimte en de slechte geluidskwaliteit van de films en aan het feit dat ik altijd zo veel naar het toilet moet en noodgedwongen ons sympathieke Australische buurmeisje daardoor moest wakkermaken.
Gelukkig waren we al deze ongemakken snel vergeten, toen onze vrienden E, T en kleine M ons met een grote glimlach kwamen ophalen aan het vliegveld. We zijn zelfs nog gezellig samen iets gaan eten en dat terwijl we propvol vliegtuigeten zaten (vooral ik, want ik heb al de ijsjes van mijn geen-ijsjes-lustend-vriendje opgegeten).
Rond twaalf uur Australische tijd lagen we in bed. Doodop.