Zaterdag, een ideale dag om een beetje uit te slapen na een vrijdagavond stappen. Geen zwempartijtje vandaag, maar wel een uitgebreid ontbijt om de saké van de dag voordien te helpen verteren. Ik probeerde de rijstporridge, maar dit bleek een tegenvaller. Rijstporridge smaakt naar niets, het zijn de “toppings” die het iets of wat eetbaar maken.
Op het programma: Little India, een buurt die we nog niet eerder verkend hadden. Door het late opstaan en het late ontbijt zijn we er pas rond het middaguur. Ons doel: de Sri Srinivasa Perumal Temple. Waar we absoluut geen rekening mee hadden gehouden: de massale hoeveelheid volk. Het leek wel of alle inwoners van Little India samen gekomen waren om te bidden in de tempel. De omgeving van de tempel lag helemaal bezaaid met schoenen. We lieten onze flipflops en sandalen achter in de massa in de hoop ze later nog terug te vinden.
De tempel is mooi, maar het was voor ons te druk om er echt van te kunnen genieten. We besloten dan maar om Little India te laten voor wat het was en de metro te nemen naar Bugis om een wandeling te maken door het islamitische Singapore. We belandden (alweer) in een groot shoppingcentrum waar mijn vriendje een Japanse taiyaki kocht met banaan en chocolade, die ik zo lekker vond dat ik hem helemaal zelf opat. Dan maar teruggegaan om er nog twee extra te kopen. 😉
We liepen vanaf de metrohalte Bugis naar het start van onze wandeling door Kampong Glam, het islamistische gedeelte van Singapore. De naam is afgeleid van het Maleise woord kampung, dorp, en gelam, een boom die veel voorkwam in dit gebied. Dit gebied straalde alweer een heel andere sfeer uit, met veel winkels die stoffen en lederwaren verkochten en waar we om de haverklap werden aangesproken om toch zeker maar een blik te werpen op hun koopwaar. Deze verkoopstactiek had echter een omgekeerd effect op mij: ik versnelde mijn pas, want ik kijk graag rustig rond en heb niet graag het gevoel dat mij iets opgedrongen wordt.
Bussorah Mall, de straat die naar de Sultan Mosque leidt, is een fijne, kleurrijke straat die gedomineerd wordt door de gouden koepel van de moskee. Aan de ingang van de moskee kregen we allebei een djellaba aangeboden om onze naakte armen en boezem te bedekken. We wierpen een blik in de gebedsruimte van de mannen en lazen de islamistische uitleg over waarom moslimvrouwen volgens de Islam een hoofddoek zouden moeten dragen.
Volgens deze uitleg was de hoofddoek een teken dat de vrouw vrij is van de dictaten van mannen of modemagazines. Door de hoofddoek te dragen geeft de vrouw aan dat zij zich onderwerpt aan de geboden van Allah en bevestigt zij haar status als vrije vrouw. Vervolgens werd verduidelijkt dat in vele samenlevingen waar vrouwen vechten tegen armoede en schulden, zij gedwongen worden kleren te dragen die vernederend zijn. Want in vele plaatsen van de wereld moeten vrouwen om vooruit te geraken in het leven, kleren dragen die aantrekkelijk zijn voor de mannen. Het dragen van de hoofddoek maakt het voor de vrouw mogelijk om beoordeeld te worden op haar karakter en niet op haar uiterlijk.
Alhoewel ik een grote voorstander ben van het beoordelen van mensen op hun karakter en niet op hun uiterlijk, vind ik de bovenstaande uitleg zever in pakskes. Het kan best zijn dat er vrouwen zijn die zich vrijer voelen door het dragen van een hoofddoek en ik vind sommige hoofddoeken zeer mooi en verfijnd, maar ik ben er radicaal tegen dat de hoofddoek afgeschilderd wordt als een symbool van de vrije vrouw. De écht vrije vrouw kiest zelf hoe zij zich kleedt of dat nu in ruim zittende, bedekkende gewaden is, dan wel op torenhoge hakken vergezeld van diepe décolletés. Kledij heeft niets, maar dan ook niets met vrijheid te maken, stemrecht, politieke vertegenwoordiging, recht op geboortebeperking en gelijke behandeling daarentegen des te meer.
Mij bijzonder vrij voelend gaf ik de djellaba opnieuw af en we zetten onze wandeling verder. Eén van de bezienswaardigheden op onze route was het sultan Ali Iskandar Shah gebouwde Bendahara House. Bleek dat in dit gebouw zowaar restaurant Mamanda gevestigd was, waar we de allereerste dag in Singapore iets waren gaan eten. It’s a small world.
We kwamen voorbij een voormalige meisjesschool in art déco-stijl die nu volledig gerenoveerd was en een nieuwe bestemming kreeg als kunstencentrum. We zagen echter ook redelijk wat vervallen huizen in deze wijk. De allereerste keer sinds onze aankomst dat we iets van verval opmerkten in het verder kraaknette Singapore. Al neem ik aan dat deze straten op het lijstje van de regering zullen staan om opgeknapt te worden. We eindigden de wandeling rond half vijf op een bankje voor de Hajjah Fatimah Mosque.
We besloten het hierbij te houden en naar het hotel terug te keren om nog wat te computeren en te genieten van het happy hour. We stopten ons zo vol met de gratis hapjes van het happy hour dat een avondmaal overbodig werd. Lekker goedkoop! Een goeie manier om te genieten van de voordelen van onze club room op onze allerlaatste avond in ons geweldige hotel in Singapore door te brengen.
Rond half negen klapten we onze laptops dicht en namen we de metro naar Marina Bay Sands om de licht- en watershow waar iedereen zo enthousiast over was, te bekijken. We hadden niet door dat er nog een lager terras was vlakbij het water, waardoor we het onderste stukje van de projectie net volledig konden zien, maar indrukwekkend was het wel. Spijtig dat we de dag nadien geen herkansing hadden om de show opnieuw te bekijken.
We genoten nog even van de mooi verlichte skyline van Marina Bay en keerden blij gezind naar ons hotel terug. We <3 Singapore!