Een interessant boek dat een aantal thema’s aanhaalt die me zeer boeien: de zin en onzin van de psychoanalyse en het voorschrijven van anti-depressiva, aangevuld met een snuifje linguïstiek en semantiek, gekruid met een murder mystery. Het hoofdpersonage is de weerzinwekkende en ijskoude psychoanalyticus Jay Hamilton. Het boek laat er weinig twijfel over bestaan dat psychoanalytici kwakzalvers zijn. Een gegeven dat misantroop Jay simpelweg bevestigt. Hij ziet zijn patiënten als inspiratiebronnen voor de romans die hij onder een pseudoniem schrijft en voelt geen greintje mededogen met hen. Integendeel, hij duwt hen vaak dieper de miserie in. Maar het hart van het verhaal ligt elders. Dat gaat over de onopgeloste moord op een briljante wetenschapper, Robert Hamilton, de broer van Jay. Een flamboyante persoonlijkheid met een voorliefde voor ruwe seks met zwarte mannen. Het boek flitst heen en weer tussen het hedendaagse Londen en het Californië van de jaren vijftig-zestig.
Het boek is een prachtige illustratie over wat gebrek aan liefde met een mens kan doen, maar om de één of andere reden ben ik toch niet laaiend enthousiast over. Ligt dat aan het feit dat ik al snel wist hoe de vork in de steel zat met die onopgeloste moord? Ik denk het niet, want de moord is slechts een kapstok. Soms vond ik het hele verhaal wat gekunsteld overkomen. Alsof de auteur te erg haar best gedaan had om er iets bijzonders van te maken en ze te veel slimmigheidjes in haar plot wilde verwerken. Maar de hoofdreden ligt wellicht in mijn diepe afkeer voor het hoofdpersonage Jay Hamilton, waardoor het boek enkel gevoelens van afkeer in me opriep. Wat natuurlijk ook een verdienste is.
PS: Jammer dat de titel verkeerd vertaald werd uit het Engels. De oorspronkelijke titel luidt: The semantics of murder, wat veel beter aansluit bij de inhoud van het verhaal.