Het is moeilijk te geloven, maar de wekker liep vandaag om zes uur ‘s ochtends af. En dit is nog moeilijker te geloven: mijn vriend en ik sprongen gezwind uit bed, kleedden ons snel aan, namen een stevig ontbijt tot ons in het restaurant en vertrokken naar Kings Canyon. Al de waarschuwingen gisteren hadden ons wat schrik aangejaagd. Daarom waren we speciaal een hoedje gaan kopen en hadden we vier liter water mee in onze rugzakken en voldoende zonnecrème om ons van top tot teen te kunnen insmeren.
Het wolkendek dat gisterenavond en -nacht voor fikse regenbuien gezorgd had, was echter nog steeds aanwezig. Alle zonnewerende middelen konden dus in de rugzak blijven. Het voordeel was wel dat het stukken minder warm was dan gisteren waardoor het zwaarste gedeelte van de tocht, de klim naar de rand van de canyon, in een mum van tijd achter de rug was. We genoten van het werkelijk spectaculaire uitzicht. Fantastisch gevoel om op eeuwenoude rotsformaties te staan en te genieten van de woeste pracht der natuur.
Minpunt: de canyon is erg populair. We waren ondanks het vroege uur niet de enige toeristen. Hielden ons gezelschap: een bus Engelse scholieren (hmm, ik heb nooit zulke schoolreisjes gemaakt in mijn tijd) en een groep Hollanders aangevuld met enkele eenzame Belgen. Toen was ik even blij dat mijn vriend en ik deze reis op ons eentje doen. Stel je voor dat we in een groep met kwetterende Hollandse dames terechtgekomen waren. 😉 De aanwezigheid van de groepen zorgde zo nu en dan voor lawaai dat toch wel stoorde in deze prachtige omgeving.
We bezochten de Tuin van Eden, een stukje natuur waar nog planten en dieren terug te vinden zijn van toen Australië een natter klimaat kende. Zeer mooi was ook de waterpoel in het diepste gedeelte van de canyon waar het vol met vogeltjes zat. Dat wil zeggen, vol met vogeltjes totdat een paar toeristen het nodig vonden om het stille water te verstoren. We beklommen wat trappen, genoten van verrassende en soms duizelingwekkende uitzichten, staken bruggetjes over kloven over en keken naar de restanten van wat eens een zee was. We zagen ook zeer grappige vogels met een grote rechtopstaande kuif die op minder dan een meter afstand van ons zaten. Ze poseerden zelfs mooi voor de foto. Heel leuk.
Na zo’n drieëneenhalf uur wandelen was de tocht achter de rug. En weer waren we net op tijd terug in de wagen voordat de regenbui losbarstte. Het lijkt erop dat we het natte Belgische weer naar Australië meegenomen hebben. Er is wel een omstandigheid die een regenbui hier veel aangenamer maakt dan thuis: nadat de eerste druppels gevallen zijn, begint alles overheerlijk naar eucalyptus te geuren.
‘s Middags aten we een snelle hap in de snackbar bij ons hotel en daarna begonnen we aan de lange rit naar Ayers Rock. De snelle hap (een wrap met kip) viel me trouwens heel erg tegen. Het smaakte me totaal niet. Ik heb dan ook de helft laten liggen. De eerste keer in Australië dat ik echt iets tegen mijn zin binnengewerkt heb.