Vier giechelende meisjes van (schat ik) zestien à zeventien jaar, deze ochtend op de trein, op weg naar zee. Blote benen, blokjes op de tanden en veel gelach.
“Mag ik je bikini eens zien?”
“Goh, toffe kleuren.”
“Heb jij je bikini al aan?”
“Gisteren weer veel te laat gaan slapen. En nu ben ik moe.”
“Goh, zouden we wel op de juiste trein zitten? Deze ziet er niet als een zeetrein uit. Veel te chic.”
“Wat ga jij doen op vakantie?”
“Ik ga naar Spanje. Slapen, eten, shoppen, aan het zwembad liggen en vooral niet wandelen.”
“We moeten een onnozelaar kiezen voor de dag, wie blauw trekt is de onnozelaar.”
“Of neen, geen onnozelaar, een debiel.”
“Een appelsien!”
“Nah, een mandarijn.”
“Neen, ik weet het, een bloempot!”
“Zeg, eigenlijk is blauw wel een veel te mooie kleur. Laten we oranje nemen. Wie oranje trekt is de bloempot.”
En toen moest ik afstappen. Ik zal dus nooit weten wie de bloempot geworden is. Jammer, want ik was graag met hen meegegaan naar zee. Misschien had ik wel een bikini kunnen lenen. In ruil daarvoor zou ik er beslist geen problemen mee gehad hebben de ganse dag de bloempot te zijn.
Ah, die onbezonnen jeugd! Sweet sixteen. Bij mij dubbel zoveel plezier wegens 2 keer sixteen *Pierre slikt en zet zijn bloempot weer op*
Kom, geef die man eens wat water.