Gisteren hebben mijn vriend en ik de vooruitgang van baby O bewonderd. Baby O is in september ontsproten aan de lenderen van mijn beste vriendin uit het middelbaar. Omdat baby’s de neiging hebben om als kool te groeien, werd het hoog tijd om met eigen ogen te aanschouwen hoeveel vooruitgang ze al gemaakt had. Baby O beschikt alvast over de nodige mensenkennis, want ze trakteerde mij zowaar op een (zij het aarzelend) glimlachje. 😉
Een bezoekje aan vriendin F en haar man heeft altijd iets nostalgisch. Op een zeker moment mondt het gesprek steevast uit in herinneringen ophalen aan vroeger. En hoe zou het met die zijn? En die, heb jij daar nog iets van gehoord? En dan komen we telkens weer tot de vaststelling dat al die vroegere klasgenootjes uit ons leven zijn verdwenen. Foetsie, weg. Zelfs van ons vaste meisjeskliekje van vier (de meisjes van de Latijnse, neen, echt populair waren we toen niet) zijn wij twee de enige restanten. Via via hebben we vernomen dat nummer drie ondertussen al twee kindjes heeft en nummer vier is geëmigreerd naar Italië.
Vind ik het jammer dat die vriendschapsbanden verbroken zijn? Soms wel, meestal niet. Ik maak ook geen aanstalten om het contact te vernieuwen en dat zegt genoeg. Niets duurt eeuwig.